Permanente oorlog schreeuwt om een einde

Nederland steunt sinds 2001 allerlei interventie-oorlogen in het Midden-Oosten en elders. Die worden onder leiding van de VS gevoerd om, naar eigen zeggen, het wereldwijde terrorisme te verslaan. Het begon in Afghanistan, waar ook na ruim zeventien jaar vechten nog geen einde van het conflict in zicht is.

In Afghanistan zijn, sinds de inval van de Verenigde Staten in 2001, de Taliban en andere gewapende groepen alleen maar sterker geworden en plegen ze steeds meer aanslagen. Het kabinet-Rutte III stuurde vorig jaar, na verzoek daartoe van president Trump, extra militairen naar het land. Die blijven er tot ten minste eind 2021. Wie kijkt naar doelen en resultaten, de honderden miljarden euro’s die door de NAVO-landen aan deze oorlog zijn uitgegeven en de miljoenen vluchtelingen en doden die er een gevolg van zijn, vraagt zich af wat het kabinet bezielt om deze oorlog zonder einde te blijven steunen.

In Irak wordt sinds 2003 oorlog gevoerd, met een onderbreking van een paar jaar. Wat begon met leugens over de aanwezigheid van massavernietigingswapens en banden van dictator Saddam Hoessein met Al Qaida, culmineerde in 2014 in de snelle opmars van Islamitische Staat (IS). Opnieuw werd gereageerd met westerse bombardementen op Irak; en later ook op Syrië, waar IS ook voet aan de grond kreeg. In Irak zijn eveneens Nederlandse militairen gestationeerd.

Net als in Afghanistan lijkt in Irak voorlopig geen einde te komen aan het conflict. Het land blijft erg instabiel. Minderheden worden er gemarginaliseerd en onderdrukt, waardoor de voedingsbodem voor terrorisme volop aanwezig blijft. Ondanks deze povere resultaten blijven westerse landen naar het oorlogsinstrument grijpen om, naar eigen zeggen, het terrorisme te verslaan en stabiliteit te brengen. Dat gebeurt ook in landen als Jemen, Pakistan, Somalië en Libië, waar de VS geregeld drone-aanvallen uitvoeren.

Na zeventien jaar oorlog moeten we vaststellen dat terrorisme en de dreiging daarvan enorm zijn toe­genomen. Op basis van cijfers van een Amerikaanse universiteit en de federale overheid, berekende het Amerikaanse Cato Institute dat er in het jaar 2000 dertien door islamisme geïnspireerde buitenlandse terroris­tische organisaties waren en in 2015 44. In 2000 beschikten die dertien organisaties over iets meer dan 32.000 strijders, terwijl dat aantal in 2015 was opgelopen tot bijna 110.000. Wereldwijd is het aantal aanslagen acht keer groter geworden: bijna 15.000.

Ook Europa kreeg met meer terrorisme te maken. Onder andere Frankrijk, Groot-Brittannië, Duitsland, België, Spanje en Nederland zijn sinds 2001 geconfronteerd met bloedige aanslagen, niet zelden gepleegd door jongeren van eigen bodem. De spanning tussen verschillende bevolkingsgroepen is in snel tempo gegroeid. Buitenlandpolitiek is meer en meer binnenlandpolitiek geworden. De gegroeide onveiligheid in binnen- en buitenland zou de (inter)nationale leiders aan het denken moeten zetten over de door hen gekozen veiligheidsstrategie.

 

Illustratie: Len Munnik©

Ook Europa kreeg met meer terrorisme te maken. Onder andere Frankrijk, Groot-Brittannië, Duitsland, België, Spanje en Nederland zijn sinds 2001 geconfronteerd met bloedige aanslagen, niet zelden gepleegd door jongeren van eigen bodem. De spanning tussen verschillende bevolkingsgroepen is in snel tempo gegroeid. Buitenlandpolitiek is meer en meer binnenlandpolitiek geworden. De gegroeide onveiligheid in binnen- en buitenland zou de (inter)nationale leiders aan het denken moeten zetten over de door hen gekozen veiligheidsstrategie.

Er is gekozen voor oneindige oorlog, waarin leiders beloven het terrorisme te verslaan door inzet van de krijgsmacht. Ondanks de ineenstorting van het kalifaat van IS en de dood van Osama bin Laden moet geconcludeerd worden dat die aanpak faliekant mislukt is.

Niet alleen is er sinds 2001 veel meer terrorisme en terroristische dreiging, uit naam van de strijd tegen terreur is er door de VS en zijn bondgenoten ook op immense schaal dood en verderf gezaaid. Meer dan een miljoen mensen zijn gedood, miljoenen sloegen op de vlucht en steden raakten verwoest. Verder zijn er morele grenzen overschreden. Zo is er gemarteld, in de gevangenis van Guantánamo Bay en op andere plaatsen.

Ook is het internationaal recht geweld aangedaan, onder andere door de illegale en door Nederland gesteunde inval in Irak in 2003.

Het is onmiskenbaar dat juist de militaire aanpak van terrorisme een belangrijke verklaring is voor de averechtse resultaten. De bizarre realiteit is dat de ‘oorlog tegen het
terrorisme’ zichzelf voedt. Door onbezonnen militaire interventies veranderen landen waar jihadisten eerder niet of nauwelijks voet aan de grond hadden, nu in veilige havens voor hen. En elke aanval met een drone of F-16 waarbij burgerslacht­offers vallen – en dat zijn er veel – motiveert een volgende generatie jongeren om de wapens tegen het Westen op te nemen. Dat is ook exact wat westerse inlichtingendiensten al jaren concluderen.

Aanslagen die volgen, vooral die tegen het Westen, worden vervolgens door voorstanders van eindeloze oorlogvoering aangewend om de strijd voort te zetten en te intensiveren. Zij willen nog meer bombarderen en nog meer militairen aan gevaar blootstellen. Het is een even zinloze als vicieuze cirkel.

Als we doorgaan op deze ingeslagen weg betekent dat oorlog zonder einde, oftewel een permanente oorlog. Behalve de militaire industrie en enkele oliegiganten die zich in Irak na 2003 flink verrijkt hebben, kent die strijd enkel verliezers. Daarom moet die beëindigd worden. Deze waanzin moet stoppen.

Dit artikel is een verkorte weergave van het pamflet 'Permanente oorlog' van Sadet Karabulut en Jip van Dort dat in juni 2018 verscheen. Foto omslag: Lam Duc Hien/Hollandse Hoogte©

De vraag hoe het dan wél moet, is niet makkelijk te beantwoorden. Maar zeker is dat wanneer westerse landen niet langer onschuldige slachtoffers maken in het Midden-Oosten en elders, jihadistische organisaties hun belangrijkste argument om aanslagplegers te werven wordt ontnomen.

Daarmee zal de terroristische dreiging tegen het Westen niet ineens van de aardbodem zijn verdwenen. Militair ingrijpen heeft hele generaties – in het Midden-Oosten en elders – van het Westen vervreemd. Dat geldt ook voor bepaalde groepen in de Nederlandse samenleving, en sommige individuen zijn bereid tot onacceptabel handelen.

Daar moet natuurlijk tegen opgetreden worden. Dat is vooral een binnenlandse aangelegenheid. Voor effectieve deradicaliseringsprogramma’s en voor de politie en geheime dienst is voldoende financiering nodig. Belangrijk is ook dat het buitensluiten van migrantengemeenschappen en discriminatie en racisme effectief bestreden worden, want ook dat zijn factoren die een voedingsbodem voor terrorisme vormen. Tegelijk is van belang dat onwenselijke financiering uit onder andere Saudi-Arabië waarmee radicaal, onverdraagzaam gedachtegoed wordt verspreid aan banden wordt gelegd. Dat gaat jaarlijks om miljarden euro’s.

Na zeventien jaar oorlog zonder resultaat is het vooral van groot belang dat de rol van de krijgsmacht in het buitenlandbeleid stevig wordt teruggedrongen. Het is bizar dat westerse beleidsmakers de overtuiging hebben gehad met militaire middelen complexe problemen in verre landen, zoals terrorisme en dictatuur, effectief aan te kunnen pakken. Terwijl de maakbaarheid van de eigen samenleving met de opkomst van het neoliberale denken in het laatste kwart van de vorige eeuw in het Westen werd losgelaten, werd in diezelfde maakbaarheid van landen als Afghanistan en Irak wel geloofd. Nation-building’ werd dat genoemd. Die gedachte moet men laten varen.

Dit moet gevolgen hebben voor de organisatie van de krijgsmacht. De resultaten van de permanente oorlog bieden geen rechtvaardiging voor een leger dat ver van huis en in het hoogste geweldsspectrum op kan treden – waar nu aan vastgehouden wordt, onder andere door de aanschaf van JSF-gevechtsvliegtuigen. Een (stevige) verhoging van het budget voor defensie, waar brede politieke consensus over is, wordt er evenmin door gerechtvaardigd. Terrorisme laat zich niet wegbom­barderen. Het voedt zich juist met oorlogsgeweld.

Tegelijk met het terugdringen van de overtuiging dat militaire interventie ingewikkelde problemen aan de andere kant van de wereld kan oplossen, moet er een herwaardering komen van diplomatie. De geschiedenis onthult haar alternatieve verloop niet, maar wat zou er zijn gebeurd als de wapeninspecteurs van de VN begin 2003 in Irak meer tijd hadden gekregen om vast te stellen dat het land niet over massavernietigingswapens beschikte? Was Irak dan niet op illegale wijze binnengevallen? Zouden meer dan een miljoen doden de mensheid bespaard zijn gebleven? Zou IS niet zijn ontstaan? Zouden gruwelijke aanslagen in Europa achterwege zijn gebleven? Zouden er minder vluchtelingen naar Europa zijn gekomen?

Uit dit alles volgt dat de VN versterkt moet worden. De oorlog tegen Irak, waar zonder VN-mandaat werd opgetreden, en de NAVO-oorlog in Libië, waar een VN-mandaat voor burgerbescherming werd misbruikt voor ‘regime change’, hebben de VN grote schade toegebracht. Recenter illegaal militair optreden, bijvoorbeeld van Turkije in het noorden van Syrië vanaf januari 2018 en de Amerikaans-Frans-Britse aanval op datzelfde land een paar maanden later, tonen aan dat cruciale principes van de VN nog altijd onder grote druk staan. Elke vorm van illegaal optreden buiten de VN om moet voorkomen worden.

In plaats van aan meer geweld hebben de landen waar de VS en hun bondgenoten de afgelopen jaren de ene na de andere luchtaanval hebben uitgevoerd, vooral behoefte aan humanitaire hulp. Geen bommen maar brood. Het is onacceptabel en hypocriet dat ‘coalities van bereidwilligen’ bereid zijn biljoenen dollars – dat is met twaalf nullen – te besteden aan zinloze oorlogvoering, maar dat keer op keer onvoldoende tegemoet wordt gekomen aan hulpverzoeken van de VN. Die verzoeken bedragen slechts een fractie van de kosten van de ‘War on Terror’.

Wederopbouw kan ook een belangrijk middel zijn tegen jihadistische groepen. Neem Irak. Het Iraakse leger en daaraan loyale milities hebben met omvangrijke westerse steun grote delen van het gebied waar IS de touwtjes in handen had tot puin gebombardeerd. Vele honderdduizenden mensen zijn vanwege dit geweld gevlucht en verblijven nu in kampen voor ontheemden. Dat zijn in belangrijke mate mensen met een soennitische achtergrond – de religieuze stroming waarbinnen IS eerder vele duizenden strijders rekruteerde. Als de positie van de soennitische gemeenschap in Irak niet verbetert, kan dat in de toekomst voor nieuwe problemen zorgen. Daarvoor is wederopbouw cruciaal. Daarnaast zijn inclusief politiek bestuur nodig, respect voor mensenrechten en, op een ander niveau, het terugdringen van armoede en ongelijkheid.

Aan extra wapens is al evenmin behoefte als aan bommen. In een land als Syrië, waar tijdens de gruwelijke strijd sinds 2011 al meer dan een half miljoen mensen omkwamen en miljoenen op de vlucht sloegen, is aan zo’n beetje alles een gebrek, van schoon drinkwater tot medische voorzieningen. Maar aan één ding is nadrukkelijk geen gebrek: wapens. Nog meer wapens, of die nou van Rusland of Iran komen of van de VS en landen als Turkije en Saudi-Arabië, betekent nog meer geweld.

Het is in deze context bizar dat Nederland jarenlang militair materieel naar oppositiegroepen in Syrië heeft gestuurd, waarover de Tweede Kamer ook nog eens is voorgelogen. Eufemistisch werd dit ‘niet–letale steun’ genoemd. Als Syrische burgers en burgers in andere, door gewapend conflict verscheurde landen ergens behoefte aan hebben, is het wel aan minder militair materieel en aan een wapenembargo. Wie conflicten van buitenaf voedt met wapentuig, verlengt deze doorgaans.

De vluchtelingencrisis, die door westers ingrijpen in de regio is verergerd, vraagt ook om een serieuze aanpak. Zo’n zeventig miljoen mensen die wereldwijd op de vlucht zijn, worden in overgrote mate in de regio zelf opgevangen. Kampen barsten uit hun voegen. Een land als Libanon, waar maar liefst een op de drie inwoners vluchteling is, kan niet nog meer dragen. Daarom moet het Westen zijn verantwoordelijkheid nemen en oorlogsvluchtelingen opnemen en opvang ter plaatse ruimhartig financieren.

Na zeventien jaar oorlog moet het roer drastisch om. Het is tijd voor vrede. Of, zodat president Trump de boodschap ook begrijpt: ‘Make peace great again!’

 

Het pamflet 'Permanente oorlog. Waarom de oorlog tegen het terrorisme beëindigd moet worden' is hier te downloaden.