Chomsky zet je aan tot kritisch nadenken

Noam Chomsky is de meest geciteerde levende academicus ter wereld. Hij is daarnaast bij miljoenen bekend als analist van het politieke bestel, het buitenlands beleid en de massamedia van zijn vaderland, de VS. Op 7 december 2018 vierde hij zijn negentigste verjaardag. Nog steeds is hij een moreel baken van gezond verstand, die de beweerde mythes van mainstream media en machthebbers doorprikt.

Tekst: Lode Vanoost

In 1957 publiceerde Chomsky zijn doctoraatsthesis Syntactic Structures, waarin hij zocht naar een gemeenschappelijke basisstructuur van alle talen. Het werd het begin van zijn wetenschappelijke faam. Aan het Massachusetts Institute of Technology (MIT) in Boston, een van de meest prestigieuze Amerikaanse universi­teiten, ontwikkelde hij zijn theorie van de Transformationele Generatieve Grammatica. Sindsdien heeft hij meer dan veertig wetenschappelijke boeken gepubliceerd.

Foto: Hollandse Hoogte

Aanvankelijk hield hij zich ver van de politiek. Zijn eerste politieke essay The Responsibility of Intellectuals schreef hij op 39-jarige leeftijd, op verzoek van The New York Review of Books, wat hem onmiddellijk banvloeken van intelligentsia en media opleverde. Een kleine uitgever vroeg hem dit essay te bundelen met een aantal nieuwe, in zijn eerste politieke boek American Power and the New Mandarins (1967). Met de weinig vleiende benaming ‘mandarijnen’ – de kaste van kruiperige, ja-knikkende hofadviseurs van de Chinese keizers – bedoelde hij de intellectuelen, die de goedkeurende ideologische onderbouw verschaffen voor het politieke systeem en het buitenlandse beleid van de VS.

Chomsky ontmaskert de mythe van de Amerikaanse massamedia als ‘objectieve’ uitdrukking van de publieke opinie. Die mythe stelt onder meer dat intellectuelen en media cruciaal zouden zijn geweest in het politiek verzet tegen de oorlog in Vietnam. Integendeel, zegt Chomsky, waar de publieke opinie deze oorlog principieel onaanvaardbaar vond, verdedigden de ‘experts’ de motieven van de Amerikaanse regering. Tot ze zich pas jaren later, onder zware druk van de publieke opinie, tegen deze oorlog keerden ‘omdat hij niet werkte’, ‘te duur’ was, ‘economisch rampzalig’, ‘verkeerd begrepen’, ‘een blunderende poging om goed te doen’ – niet omdat deze oorlog immoreel en onwettig was. 

Eenzelfde vaststelling doet Chomsky over de mening van het Amerikaanse publiek en die van media, politici en intellectuelen over het Midden-­Oosten, Israël en Palestina. Het Amerikaanse publiek verzet zich daar weinig tegen, omdat het grotendeels onwetend is over wat hun regering in hun naam doet in het buitenland. Desondanks neemt het verzet toe, bijvoorbeeld de steun voor de BDS-campagne, ook al leest/hoort/ziet de Amerikaanse Joe met de baseballpet daar nergens over in zijn media.

Als jonggehuwde twintiger was Chomsky nog een overtuigde linkse zionist. Zijn verblijf in een kibboets in Israël (in de periode 1958-1959, voor de bezetting van geheel Palestina) bleek een ontnuchterende ervaring en minder dan een jaar later keerde hij met zijn vrouw terug naar de VS. Het contrast tussen de beweerde socialistische idealen van het zio­nisme en de vernederende, discriminerende manier waarop het Palestijns personeel werd uitgebuit, stuitte hen tegen de borst.

In 1969 verscheen Peace in the Middle East?, een verzameling essays die qua inzicht in de werkelijke drijfveren van het beleid van de VS nog steeds accuraat is. Wat de VS en Israël het ‘vredesproces’ noemen is in werkelijkheid de bestendiging van de bezetting, de uitbreiding van de koloniale nederzettingen en de repressie van het verzet tegen die bezetting. Het ‘vredesproces’ betekent voor de VS en Israël dat de Palestijnen zich bij hun lot moeten neerleggen. 

In 1983 schreef Chomsky zijn voornaamste boek over Palestina: The Fateful Triangle – The United States, Israel and the Palestinians. Daarin doorloopt hij dat zogenaamde vredesproces in een zeer gedetailleerd en lijvig relaas, met behulp van de onderzoekstechniek die steeds in al zijn publicaties terugkeert. Geen obscure bronnen maar officiële overheidsdocumenten en publicaties van de Amerikaanse massamedia. Hij vergelijkt de voorstellen die de Palestijnen doen met het antwoord dat de VS en Israël daarop geven en de systematische verdraaiing die deze voorstellen krijgen in de massamedia. Het boek is nog steeds een onmisbaar historisch naslagwerk over het Midden-Oosten.

Zijn analyse klopt nog steeds. Het ‘vredesproces’ omvat tot op heden hetzelfde als wat de VS doen en zeggen. Met een echt vredesproces heeft dat verder niets te maken. De VS streven ‘stabiliteit’ na in het Midden-Oosten, waarmee ongeremde Amerikaanse suprematie wordt bedoeld. Wie daartegen ingaat is een bron van ‘instabiliteit’, zoals Iran, Libië en Syrië. De interne aard van de regimes in deze landen is in dit alles irrelevant. Daarvoor volstaat het te kijken naar de relaties van de VS en Israël met Saudi-Arabië, Qatar, de Verenigde Emiraten en Bahrein, stuk voor stuk meedogenloze, feodale theocratische regimes. 

De VS zijn nooit bemiddelaars geweest in het Midden-Oosten. Hun echte doelstelling is al evenmin het verwezenlijken van een éénstaat- of tweestatenoplossing. Wat de VS en Israël willen is de derde optie, die van de status quo van bezetting, kolonisatie, blokkade, Apartheid. De controle over de rest van het Midden-Oosten hoort daar bij. Er is volgens Chomsky in dit alles geen sprake van een tweeslachtige morele standaard. Integendeel, dit is een zeer consistent beleid: wie met ons is komt in eigen land met alles weg, wie tegen ons is zal het voelen. Of het betrokken land democratisch is of niet, is daarbij van geen enkel belang.

Chomsky kan over deze gang van zaken in zijn lezingen behoorlijk sarcastisch zijn. ‘Het kleinste kind dat een beetje om zich heen kijkt, kan de schijnheiligheid van de beweerde principes doorprikken. Intellec­tuelen, commentatoren en politici kunnen dat niet. Die hebben te lang gestudeerd om dat te kunnen. Principes zijn echter universeel. Wie ze selectief inzet, past geen principes toe.’ 

In de andere landen van het Midden-Oosten zoeken de VS op dezelfde manier naar het voortzetten van hun stabiliteit, ‘stabiel’ voor de machthebbers, niet voor de bevolking. Chomsky wijst er tegelijk op dat de machthebbers in Washington geen principiële tegenstanders zijn van democratie. Democratie stelt hen echter voor een praktisch probleem. Democratisch verkozen leiders hebben de neiging de belangen van de eigen bevolking te laten voorgaan op de economische/militaire/politieke belangen van de VS, zoals toegang tot grondstoffen en spotgoedkope arbeid. 

Trump is het logische gevolg van een politiek systeem dat weigert rekening te houden met de gewone Amerikaan, een systeem dat volledig ten dienste staat van een steeds kleiner wordende toplaag – de spreekwoordelijke één procent. Dit krijg je met een gedes­informeerde en gedesillusioneerde bevolking die geen toekomstperspectief meer ziet. De mainstream media, die hem nu verguizen, hebben hem gemaakt. Tijdens de voorverkiezingen kreeg Trump meer ‘airtime’ dan alle andere Republikeinse en Democratische kandidaten samen. Gratis. Want Trump garandeerde kijkcijfers met zijn idiote maniertjes en belachelijke uitspraken.

Chomsky ziet desalniettemin in het buitenlands beleid van Trump vooral continuïteit. Het gaat nog steeds om hetzelfde: geopolitieke belangen, militaire dominantie, controle over de oliestaten, onvoorwaardelijke steun voor Israël. Waar Trump het verschil maakt, is in stijl en retoriek. Trump is daarom voor de traditionele machthebbers en de massamedia vervelend, omdat hij te openlijk en ongenuanceerd het Amerikaanse beleid verdedigt. Obama deed inhoudelijk precies hetzelfde, maar zei het met zoveel mooiere woorden. Obama zou bijvoorbeeld nooit Jeruzalem hebben erkend, maar tekende wel even grote defensietoelagen en wapencontracten voor Israël.

Het verschil zit hem daarbij in de hardnekkigheid waarmee dat traditionele beleid nu wordt gevoerd. De Republikeinse entourage rond Trump is zo radicaal fanatiek dat een kernoorlog volgens Chomsky opnieuw een mogelijkheid wordt. De huidige Republikeinse Partij is een gevaar voor de mensheid, ook vanwege de rabiate verwerping van enig fatsoenlijk klimaatbeleid. ‘Dit is de gevaarlijkste organisatie op aarde.’

Chomsky’s grote verdienste is dat hij je aanzet tot kritisch nadenken over de wereld, over de media, over de politiek – niet alleen in de VS maar overal. Ook al zijn andere landen op wereldschaal minder machtig dan de VS, dezelfde mechanismen werken ook hier door. Media met eenzijdige berichtgeving, politici die niet worden aangesproken op de overduidelijke tegenstrijdigheden in hun uitspraken en beslissingen, en een bevolking die grotendeels wordt gedesinformeerd of helemaal niet wordt geïnformeerd over de werkelijke gang van zaken. Chomsky lezen en beluisteren, nu meer op sociale media, maar ook nog steeds in zijn boeken, artikelen en lezingen, is inspirerend. Hij is niet de man met de kant-en-klare oplossing, maar biedt wel analyse en inzicht. ‘Mensen moeten doorgronden wat er echt gebeurt en waarom, alvorens in actie te komen. Dat zie ik als mijn taak.’

Lode Vanoost is voormalig lid van de Belgische Kamer van Volksvertegenwoordigers (vergelijkbaar met de Tweede Kamer) en journalist bij de progressieve nieuwssite www.dewereldmorgen.be. Voor een uitgebreide biografie van Chomsky, kijk hier en hier.