Tribune 07/2012 :: Eindelijk schadevergoeding voor asbestslachtoffer: ‘Wij hadden geen idee’

Tribune, juli/augustus 2012

Eindelijk schadevergoeding voor asbestslachtoffer

‘Wij hadden geen idee’

Tekst: Rob Janssen

Als loodgieter werkte Jan Wuijts jarenlang met asbest. Nu, tientallen jaren later, heeft hij niet lang meer te leven. Schadevergoeding lag voor de hand, maar hij werd een jaar lang aan het lijntje gehouden. Totdat de zaak bij Bob Ruers op het bureau kwam.

Het begon vorig jaar april. Ineens voelde Eindhovenaar Jan Wuijts pijn in zijn zij. In eerste instantie dacht hij aan een verrekt spiertje. Tot dan toe deed hij regelmatig aan krachtsport, dus misschien toch een kilootje te veel op de halter genomen? Maar niet veel later kreeg hij plotseling geen adem meer toen hij een plantje in de voortuin wilde zetten. Daarna werd het erger. ‘Het gebeurde dat ik ’s nachts ineens niet meer kon praten, pijn had, me nauwelijks meer kon bewegen’, vertelt Wuijts (73). ‘Voor de EHBO en de huisarts was het een raadsel. Ze onderzochten mijn bloed en mijn longen en die bleken in orde. Ze konden niks vinden. Toen ben ik zelf maar eens op het internet gaan zoeken en al snel wist ik het eigenlijk al: mesothelioom. Asbestkanker. Ik heb namelijk veel met dat spul gewerkt.’ Na een lange en vermoeiende reeks testen in het ziekenhuis kreeg hij uiteindelijk de zwaarst denkbare boodschap te horen: u heeft nog een jaar te leven.

Sindsdien leidt Jan Wuijts, sinds jaar en dag SP-lid, een leven dat steeds moeilijker is geworden. Soms moet hij zwaar hoesten, hij kan niet meer bukken en eten lukt alleen nog maar in kleine porties. Van krachttraining kan geen sprake meer zijn. ‘Ik heb al heel wat schijven (gewichten die krachtsporters aan de halter hangen –red.) weggegeven’, zegt hij. Af en toe een blokje om is het maximale: ‘Ik kan niets meer; het is af.’

Al vanaf zijn vijftiende werkte Jan Wuijts met asbest. Eerst als hulpje bij een loodgietersbedrijf, midden jaren vijftig, toen hij nog maar net van school was. Langzaamaan werd hij specialist in het met asbest isoleren van – toen nog – koperen leidingen en stoombuizen. Later moesten bijvoorbeeld in ziekenhuizen die leidingen in het kader van modernisering schoongemaakt en asbestvrij gemaakt worden. Ook bij dat werk was Wuijts de man. ‘Niemand droeg bij dat werk mondkappen. Handschoenen? Nooit gezien. Wisten wij veel. De bazen, ja, die wisten toen wel hoe gevaarlijk asbest was. Asbestproducent Eternit wist het ook. Maar wij hadden geen idee.’ Het zou tot vorig jaar duren voordat de asbestkanker zich bij hem manifesteerde. Waarmee is aangeduid waarom het vroegere ‘wondermiddel’ asbest ook wel de stille moordenaar wordt genoemd: het kan tientallen jaren duren voordat mesothelioom zich openbaart.

Niet lang na de onheilstijding van zijn artsen meldde Wuijts zich bij het Instituut Asbestslachtoffers (IAS). Het IAS werd in het jaar 2000 met steun van de overheid opgericht om, met het oog op smartengeld en schadevergoeding voor asbestslachtoffers, een bemiddelende rol te spelen tussen asbestslachtoffers, hun (voormalige) werkgevers en verzekeraars. Mensen met mesothelioom hebben recht op smartengeld van de kant van de overheid. Maar als een slachtoffer een (ex-)werkgever aansprakelijk stelt, zoals in Wuijts’ geval gebeurde, dan komt volledige schadevergoeding in beeld.

Het was het begin van een jaar lang over en weer bellen, wachten, brief sturen, wachten, nog eens bellen en weer wachten. ‘Achteraf durf ik wel te zeggen dat ik door het IAS gewoon aan het lijntje werd gehouden’, vertelt Jan Wuijts. ‘De tegemoetkoming van de overheid was vrij snel geregeld, maar daarna krijg je met de ex-werkgevers en de verzekeraars te maken. Telkens als ik met het IAS belde, kreeg ik te horen dat ze een aantal vergelijkbare zaken aan het samenvoegen waren, of dat ze meerdere verzekeraars aan een tafel wilden krijgen en god weet wat nog meer allemaal. “Het kan nog even duren”, zeiden ze steeds.’ Duidelijk werd dat de termijn van een half jaar die het IAS zelf hanteert voor ‘bemiddeling’ ruim overschreden zou worden. Voor het slachtoffer zelf had het al te laat kunnen zijn…

Nu wilde het toeval dat de dochter van Jan Wuijts juriste is. ‘Begin dit jaar zei ze tegen me: “Pap, wat is hier in godsnaam aan de hand? We zijn al bijna een jaar verder en nog geen stap vooruit gekomen.” Ze is toen eens een rondje gaan bellen en kwam er onder meer achter dat het IAS helemaal niet met de verzekeraar gepraat had. Moet je nagaan! En ze zei ook: “Je moet nu echt Bob Ruers bellen.” En dat heb ik gedaan.’

Ruers, advocaat van het Comité Asbestslachtoffers en tevens SP-senator, vroeg daarop meteen Wuijts’ dossier bij het IAS op. Ruers: ‘Dat dossier puilde uit van de telefoonnotities, doorverwijzingen en andere briefjes, maar bereikt was er niets. Ook bleek dat er al die tijd helemaal geen verzekeraar in beeld was geweest. Absúrd! Ik heb toen tegen het IAS gezegd: “Schiet alsjeblieft een beetje op, anders breng ik de zaak naar de rechter.”’

En toen kwam er schot in de zaak. Wuijts’ voormalige werkgever probeerde het eerst nog met een laag schikkingsvoorstel, maar op advies van Ruers accepteerde Wuijts dat niet. Een nieuw aanbod volgde, maar ook dat vond het tweetal te weinig en hij eiste meer. Daar legde het bedrijf zich begin vorige maand bij neer, op voorwaarde dat de naam van de firma geheim zou blijven. Ruers: ‘Het bedrijf wilde negatieve publiciteit voorkomen en wist bovendien dat wij sterk in onze schoenen stonden als het tot een rechtzaak zou komen. Ik wist dat ik met behulp van het arrest Van Hese/Schelde (uit het jaar 2000 –red.) de verjaringstermijn van 30 jaar opzij kon zetten.’

Zo bleef Jan Wuijts een lange en vermoeiende rechtsgang bespaard. ‘En dat is wat het Comité Asbestslachtoffers graag ziet: mensen die al een lange medische lijdensweg achter de rug hebben een juridische lijdensweg besparen’, aldus Bob Ruers. Hij raadt alle asbestslachtoffers aan zich te melden bij het Comité. ‘Slechts eenderde van de asbestslachtoffers die zich melden bij het IAS krijgt uiteindelijk de volledige schadevergoeding; tweederde moet het nog steeds doen met die tegemoetkoming. Schrijnend vind ik dat. Het IAS zegt dat het voor de belangen van de slachtoffers opkomt, maar kan alleen maar bemiddelen en fungeert vaak hooguit als een postadres. In de praktijk krijgt het doodzieke slachtoffer, dat in de regel zijn rechten niet eens kent, maar al te vaak het juridische verweer van de werkgever op zijn bord. Zo van: alsjeblieft, zoek het maar uit. Er is dan in mijn ogen geen sprake meer van equality of arms, rechtsgelijkheid.’

Hoe moeilijk het misschien ook voor te stellen is; al die tijd bleef Jan Wuijts de zonnige kant van het leven zien. Met zichtbaar plezier vertelt hij de anekdote over de dokter die in de beginfase van zijn ziekte tegen hem zei: “Meneer, ik maak me ernstig zorgen.” Waarop Wuijts antwoordde: “Maar dokter, wat mankeert u dan?” Wrok koestert hij niet. ‘Ik wil niet gaan zitten zeuren. Ik wil een lollig leven met mijn vrouw Elske; we zijn bijna 50 jaar getrouwd. Ik ben allang blij dat haar niks is overkomen. Ik bedoel, zij heeft in de tijd dat ik met asbest werkte altijd mijn werkkleding in de was gedaan. Voor haar had het dus ook verkeerd kunnen aflopen. Dat dat niet gebeurd is, betekent dat we niet mogen mopperen.’

Comité Asbestslachtoffers:

www.comiteasbestslachtoffers.nl