Verbeter de buurt

Mensen met een laag inkomen beginnen eerder met werken, gaan later met pensioen, overlijden jonger en wonen vaker in de buurten die het slechtst onderhouden zijn. In de naoorlogse geschiedenis zijn verschillende pogingen gedaan om de woon- en leefomstandigheden van mensen in volksbuurten te verbeteren. Met wisselend succes. Een voorbeeld daarvan is de wijkaanpak.

In de jaren zestig werd de verkrotting van buurten als probleem erkend en kwamen de eerste plannen voor grootscheepse stadsvernieuwing. ‘Hele wijken moesten worden afgebroken, nadat de bewoners elders waren ondergebracht. Op de kaalgeslagen vlakten zouden nieuwe woonwijken kunnen ontstaan’, schrijft zelfstandig onderzoeker Nico de Boer in De opkomst van de wijkaanpak als dominante strategie in het sociaal beleid. Historicus Wouter Beekers stelt in de Canon volkshuisvesting dat de kraakbeweging er mede voor zorgde dat ‘de stadsvernieuwing van de jaren zeventig niet door bulldozers en sloophamers werd gedomineerd, maar dat er betaalbare woningen kwamen en voor de buurt werd gebouwd’. Daarmee werd het niet alleen overheidsbeleid om te zorgen voor voldoende huizen, maar ook voor een kwalitatief goede leefomgeving. 

Desondanks waren er wijken waar het niet lukte om een dergelijke leefomgeving te verzorgen. In 2006 luidde VVD-minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Pieter Winsemius in de Volkskrant de noodklok over 140 probleemwijken, waarvan in 40 buurten ‘de vlam in de pan dreigt te slaan’. ‘We hebben het probleem absoluut niet onder controle. Buurten worden afvalputjes, waar de bewoners iedere hoop hebben verloren. Als we niks doen is het rampspoed. Dit is een van de grootste vraagstukken waarmee het Nederland van nu kampt’, aldus Winsemius. In 2007 kwam PvdA-minister Ella Vogelaar met het plan om 40 wijken te helpen verbeteren met nationale steun, de zogenaamde ‘Vogelaarwijken’. Het moest een tien jaar durende operatie worden. Onder het kabinet-Rutte I werd het plan in 2011 echter al nagenoeg wegbezuinigd.

Een huizenblok aan de Dahliastraat dat gesloopt gaat worden voor nieuwbouw van sociale huurwoningen. (Foto: Eduard van Scheltinga)

Discussie over Vogelaars wijkaanpak

Over de effectiviteit van Vogelaars wijkaanpak is veel gediscussieerd. Met de wijkaanpak werden onder andere sociale huurwoningen gesloopt om plaats te maken voor koop- en huurwoningen voor de middenklasse, met als doel de buurt te mengen. Politiek sociologe Emily Miltenburg concludeert dat mensen in achterstandsbuurten er niet op vooruitgaan als er mensen met een hoger inkomen in de buurt komen wonen. Daarom stelt ze: ‘Al met al lijkt het er vooral op dat, ondanks al het buurtmengingsbeleid, de buurt een ruimtelijke uitsortering blijft van bestaande ongelijkheden in de maatschappij.’ Volgens sociologe Merle Zwiers was het belangrijkste doel van de wijkaanpak ook niet dat mensen zich aan buurtgenoten zouden optrekken. Door zowel mensen met een laag als met een hoger inkomen in buurten met een slechte naam te huisvesten, zou er een einde komen aan de stigmatisering van deze buurten en zou de sociale samenhang groeien. Dat mengen is volgens Zwiers in ieder geval deels gelukt. Op basis van haar onderzoek stelt ze: ‘door de sloop van sociale huurwoningen van matige kwaliteit en nieuwbouw van middeldure huur- en koopwoningen is het gemiddelde buurtinkomen sterk gestegen.’ Over de mensen die gedwongen werden te verhuizen door sloop stelt ze aan de hand van ander onderzoek, ‘dat een aanzienlijk deel van deze bewoners de verhuizing als iets positiefs heeft ervaren.’ Mensen zijn veelal in kwalitatief betere huizen en buurten terechtgekomen.

Het was niet alleen de bedoeling van de wijkaanpak om de huizen te verbeteren, maar ook de kwaliteit van leven van bewoners. Hoogleraar Sociale Geneeskunde Karien Stronks onderzocht de gezondheidseffecten van de wijkaanpak. Sinds de crisis van 2008 is de gezondheid van mensen in achterstandsbuurten in heel Nederland verslechterd. In de Vogelaarwijken was deze achteruitgang minder erg. Op een aantal vlakken verbeterde de gezondheid van mensen zelfs. Zo steeg het aantal mensen dat zich er geestelijk gezond voelt van 73 naar 79 procent, terwijl dat percentage in Nederland als geheel daalde.

Nationaal Programma Rotterdam Zuid

Van het beleid dat door Vogelaar is ontwikkeld, is weinig meer over. Van de nationale wijkaanpak is alleen het Nationaal Programma Rotterdam Zuid overgebleven. Volgens de directeur van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid, Marco Pastors, zag Vogelaars opvolger minister Van der Laan het niet zitten om de aanpak van Rotterdam Zuid alleen te laten uitvoeren door de Rotterdamse instanties, want deze werkten niet goed samen. Pastors: ‘Bovendien is het gebied niet zomaar een achterstandswijk in een gemeente. Het is een behoorlijk groot en geïsoleerd gedeelte van de stad, waar maar liefst tweehonderdduizend mensen in zestien wijken bij elkaar wonen.’ 

De bedoeling van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid is om mensen aan het werk te helpen, het onderwijsniveau van de kinderen te verbeteren en de buurten veiliger te maken. Sinds kort is daar nog schuldhulpverlening aan toegevoegd. En als de mensen het beter krijgen, is het de bedoeling dat ze niet massaal wegtrekken, zoals nu volgens Pastors het geval is. ‘Heel Spijkenisse, Ridderkerk en Barendrecht bestaan uit deze mensen’, zegt hij. Om hoeveel voormalige bewoners van Zuid het gaat, weet Pastors niet precies: ‘Ik denk dat er nu tienduizend mensen per jaar verhuizen naar omliggende gemeenten, terwijl zij hier hun levenskwaliteit en carrièremogelijkheden vooruit hebben zien gaan. Ik noem dat stoken voor de buren.’ Om de mensen die zich opwerken in Rotterdam-Zuid te behouden, zijn volgens hem betere huizen nodig.

Die betere huizen worden niet alleen gebouwd op lege bouwgrond, maar ook op de plekken waar al huizen staan. Marco Pastors stelt dat het om de relatief slechtste huizen gaat, die alleen tegen hoge kosten te renoveren zijn. Stadsgeograaf Cody Hochstenbach brengt hier tegenin dat de nieuwbouw die voor sloop in de plaats moet komen zorgt voor ‘een afnemende toegankelijkheid en betaalbaarheid van de woningmarkt als geheel’. De nieuw te bouwen huizen zijn duurder dan de huizen die gesloopt worden. Pastors: ‘Het uitgangspunt is dat de buurtbewoners die erop vooruitgaan in betere huizen terecht kunnen, maar daarbij komen ook mensen uit de sloopwoningen in betere huizen terecht. Er zijn dan mensen die vragen om een beter huis dat ook goedkoper is, maar dat doen we niet. Betere huizen zijn nu eenmaal over het algemeen wat duurder.’ Het is Pastors bedoeling om vooral huizen voor mensen met een middeninkomen te bouwen. Met name middeldure vrije sector huur- en koopwoningen. Dat het behouden van de mensen die zich opwerken in de wijk voordelen heeft, ontleent hij aan een eerder voorbeeld uit Rotterdam-Zuid.

Voor het Nationaal Programma Rotterdam Zuid begon, is in Oud-Charlois een nieuwe buurt gebouwd met kwalitatief betere huizen, het Voornsehof. Van de 55 nieuwe huizen van rond de 185.000 euro zijn er 54 door bewoners uit de buurt gekocht, aldus Pastors. Volgens hem waren deze mensen uit de wijk vertrokken als de nieuwe huizen niet waren gebouwd. Nu blijven ze zich voor de buurt inzetten, bijvoorbeeld op de school. Het voorbeeld van Oud-Charlois wil Pastors op meer plekken in Rotterdam-Zuid kopiëren.

Querien Velter, raadslid voor de SP in Rotterdam, is blij met de poging om Rotterdam Zuid te verbeteren, maar vraagt zich af of de steun voldoende is, gezien de gemeentelijke en landelijke bezuinigingen op sociale voorzieningen. Ook bekritiseert ze de plannen voor sloop en nieuwbouw. De totale hoeveelheid sociale huurwoningen daalt al jaren in Rotterdam en dat aantal wordt met de voorgenomen sloop nog minder. Om de plannen tegen te houden werd het Woonreferendum in de stad georganiseerd. Hoewel een meerderheid tegen de sloop stemde, werd met een opkomst van 16,9 procent de opkomstdrempel niet gehaald.

Over krotwoningen schreef Friedrich Engels in 1872 in Over het woningvraagstuk: ‘Ze worden niet vernietigd, doch slechts … een stukje opgeschoven!’ Zolang het kapitalisme bestaat, zouden er naar zijn mening krotwoningen zijn. ‘Dezelfde economische noodzaak, die ze op de ene plek schiep, schept ze ook op een andere’, zo beredeneerde hij. Hoewel de woon- en leefomstandigheden van werkers hier sinds de tijd van Engels flink verbeterd zijn, doen zich in verschillende wijken in Nederlandse steden nog steeds grote problemen voor. Als gevolg van het gevoerde economisch beleid is de armoede de afgelopen jaren gegroeid. Deze armoede los je niet op door verwaarloosde wijken op te knappen, maar binnen de kapitalistische verhoudingen is het wel een mogelijkheid om de woon- en leefomstandigheden van mensen te verbeteren. De wijkaanpak was daartoe een poging, maar helaas is deze grotendeels wegbezuinigd. Alleen het Nationaal Programma Rotterdam Zuid bestaat nog.

Bronnen: