Spanning 4/2017 • Klimaatverandering versterkt ongelijkheid

Bron: USDA. (groen is een laag risico, rood is een zeer hoog risico)

Klimaatverandering versterkt de ongelijkheid, en vice versa. Tot zover het slechte nieuws. Dit verband biedt namelijk ook perspectief ze samen aan te pakken.

Stel, je zou alle mensen in de wereld op een rijtje zetten, van arm naar rijk. Daarna vraag je iedereen een nieuwe rij te vormen, van het meest gevoelig voor de gevolgen van klimaatverandering tot het minst gevoelig. De rangschikking zou bijna dezelfde zijn. ‘Elk land zal getroffen worden door klimaatverandering,’ schreef de Wereldbank in 2013. ‘Maar de impact daarvan zal veel zwaarder zijn in de armste regio’s van de wereld.’ De reden is simpel. Voor bescherming tegen klimaatverandering heb je geld nodig. Voor CO2-uitstoot ook. De diepe onrechtvaardigheid is dus dat de meest kwestbare gebieden bijna niet aan klimaatverandering hebben bijgedragen. ‘Het zijn de armste mensen in de wereld die het hardst getroffen zullen worden – en dat is inclusief arme mensen in rijke landen.’

In de documentaire Samuel in the Clouds zien we de inheemse Boliviaan Samuel nog elke dag naar de skilift klimmen die hij ooit bediende, maar die sinds 2009 buiten werking is. De 18.000 jaar oude gletsjer is weggesmolten. In een permanente ontkenningsfase loopt Samuel elke dag de kale rotsen op. In zijn korte leven heeft hij alle sneeuw zien wegsmelten – en met de sneeuw de cultuur van zijn volk, die zijn zingeving eraan ontleent.

Duizenden kilometers noordelijker, in New York, viel tijdens de orkaan Sandy in heel Manhattan de stroom uit, liepen de straten onder en werden ziekenhuizen geëvacueerd. Een foto van de verduisterde skyline ging de wereld over: alleen het gebouw van Goldman Sachs was verlicht. Het draaide op een eigen noodgagegraat, terwijl het zich met talloze zandzakken droog hield. ‘Een middelvinger naar New York,” twitterde iemand over het verlichte gebouw van de investeringsbank, die tijdens de kredietcrisis nog was gered met publiek geld.

Carbon Inequality – CO2-ongelijkheid – noemt Oxfam dit mechanisme in een gelijknamig rapport. De rijkste tien procent van de wereldbevolking stoot ongeveer de helft van alle CO2 op aarde uit, de armste helft van de wereldbevolking samen ongeveer tien procent. Bij de rijkste 1 procent is het nog extremer: iemand uit die groep produceert ongeveer 175 keer meer CO2 dan iemand uit de armste 10 procent. Dat betekent dat een persoon uit die groep in honderd dagen dezelfde opwarming veroorzaakt als iemand uit de armste helft in een heel leven.

De economische ongelijkheid geeft net zo’n verdeling, maar dan nog iets extremer. De rijkste 1 procent van de wereldbevolking verdient meer dan de armste 50 procent. Vermogen is nog ongelijker verdeeld. Eén procent van de wereldbevolking bezit meer dan de overige 99 procent. Het verband tussen economische ongelijkheid en CO2-ongelijkheid gaat ook op binnen landen. De economisch meest ongelijke landen hebben ook de meest ongelijk verdeelde CO2-uitstoot.

UITBUITING MENS EN MILIEU GAAN SAMEN

Er is een oorzakelijk verband tussen goedkope arbeid en stijgende CO2-emissies, schrijft onderzoeker en activiste Naomi Klein in haar boek This Changes Everything. Beide verklaart ze uit de concurrentie om zo laag mogelijke productiekosten. Arbeid is ook een vorm van energie. Regimes die uitbuiting van mensen toelaten, laten ook vaak vervuiling toe. De logica van de markt beloont bedrijven die hier produceren met concurrentievoordeel. Ze hebben de laagste plek gevonden in de zogenaamde race naar het afvoerputje. Nu productie in China steeds duurder wordt, gaan multinationals naar Bangladesh, waar ze zowel mens als milieu uitbuiten.

In het rapport Dirty Diesel onthulde de Zwitserse NGO Public Eye vorig jaar hoe oliemultinationals, waaronder het Nederlandse Vitol, benzine voor de Afrikaanse markt aanlengen met chemische afvalstoffen. De benzine – African Quality, in jargon – bevat gemiddeld 200 keer zoveel zwavel als in Europa is toegestaan, maar voldoet wel aan de Afrikaanse normen. ‘Als Amerikanen Parkers zijn, zijn wij BIC-pennen,’ zei een Mexicaanse journalist eens over de goedkope fabrieken op de grens met de VS, die onder Mexicaanse milieuwetgeving en minimumloon voor de Amerikaanse markt produceren. ‘Als eentje ermee ophoudt, gooi je ‘m weg en pak je een nieuwe.’

In rijke landen zie je hetzelfde mechanisme. Ook daar staan de meest vervuilende industrieën in de armste buurten en werken er vaak de armste mensen, die geen alternatief hebben en dus ook niet snel klagen. Klein: ‘Het bestrijden van ongelijkheid moet worden opgevat als één van de belangrijkste strategieën in de strijd tegen klimaatverandering.’

Even terug naar Samuel, op de Boliviaanse bergtoppen. Stel, hij zou naar de hoofdstad gaan op zoek naar werk, is hij dan een klimaatvluchteling of niet? Moeilijk te zeggen. Wat wel duidelijk is: in La Paz zit niemand op Samuel te wachten. De bevolking stond er een paar maanden geleden met emmers in de rij voor water uit tankwagens. De weggesmolten gletsjers voorzag namelijk ook de hoofdstad van drinkwater. In India en China leven 1.3 miljard mensen van smeltwater uit de Himalaya. Het Norwegian Refugee Council schat het aantal klimaatvluchtelingen op 42 miljoen. Denktanks waarschuwen dat hun aantal de komende eeuw op gaat lopen naar honderden miljoenen.

Klimaatverandering is moeilijk los te zien van andere problemen, waarmee het zich vermengt en die het versterkt (zie afbeelding voor woestijnvorming). De oorlog in Syrië illustreert dat goed. In Syrië lieten ongekende droogtes vrijwel elke oogst van 2006 tot 2010 mislukken en het vee sterven. Hongerende boeren trokken naar de steden, samen met veel Irakezen, gevlucht voor de oorlog daar. Overbevolking, werkloosheid en hoge voedselprijzen ontwrichtten op papier niet bestaande buitenwijken. Begin 2011 richtte de volkswoede zich tegen president Assad.

In landen als Nigeria, Gambia, Sudan, Kenia en India kan zomaar hetzelfde gebeuren, betoogt Christian Parenti in The Tropic of Chaos. Of beter gezegd: het gebeurt al volop, maar we merken het niet, omdat de meeste vluchtelingen geen landsgrens oversteken. ‘Je denkt misschien dat Europa onder de voet gelopen wordt door migranten vanwege extremisme,’ zei John Kerry, minister van Buitenlandse Zaken van de VS onder Obama. ‘Wacht maar tot er geen water meer is, of geen voedsel, of tot de ene stam ten strijde trekt tegen de andere, puur om te overleven.’ Daarbij komt nog de agressieve toeëigening van landbouwgrond door multinationals in veel risicolanden: landgrabbing. Sinds 2000 is wereldwijd 200 miljoen hectare landbouwgrond aan investeerders verhuurd. Dat is bijna vijftig keer Nederland, een gebied groter dan het totale grondoppvervlak dat in heel Europa voor landbouw wordt gebruikt.

Kortom, het onderscheid tussen ‘oorlogsvluchteling’ en ‘gelukszoeker’, waarmee de drie grootste partijen van Nederland hun wereld ordenen, lijkt in deze context ietwat arbitrair. Emile Roemer benadrukte tijdens de vluchtelingencrisis dat we vooral moeten kijken naar waarom mensen vluchten. Hij doelde op onze bommen op het Midden-Oosten. Klimaatverandering en landgrabbing passen perfect in dit rijtje.

ZEEBLOKKADES EN HOGE MUREN

‘De eeuw van de gevolgen’, noemt het Amerikaanse Ministerie van Defensie de 21e eeuw in een studie uit 2008. Het voorziet daarin eindeloze stromen vluchtelingen door Afrika, Azië, Latijns-Amerika en het Midden-Oosten, door klimaatverandering. ‘Wanneer eerst duizenden, dan miljoenen, en dan honderden miljoenen hongerende mensen Europa proberen te bereiken, zal de Europese Unie zeeblokkades en hoge muren opwerpen. De strategie zal moreel onverdedigbaar zijn en tot enorme interne onrust leiden, maar gezien worden als de enige manier om te overleven. (…) Altruïsme en goedgevigheid leggen waarschijnlijk het loodje.’

Je hoeft niet gestudeerd te hebben om te zien dat het Pentagon de reactie van Europa op de vluchtelingenstroom van 2015 aardig voorspeld heeft. Europa zou nergens zijn zonder goedkope grondstoffen en producten uit allerlei delen van de wereld. Open grenzen zijn dus prima voor goederen en kapitaal (en CO2-uitstoot) - maar niet voor mensen. Deze stuitende inconsequentie van de globalisering wordt door klimaatverandering steeds duidelijker. Het is een perfect voorbeeld van hoe een machtige groep het frame kan bepalen van wat in de wereld als ‘rechtvaardig’ geldt. Maar rechtvaardigheid, vanuit een ander perspectief, geeft de volgende vraag. Zien we vluchtelingen als een bedreiging voor onze welvaart, of als een gevolg van de ongelijke verdeling daarvan, en welke conclusies trekken we daaruit?

LOBBY MAAKT HET LASTIG

Klimaatongelijkheid en economische ongelijkheid zijn diep met elkaar verweven. Ons huidige economische model, gebasseerd op voortdurende groei van productie en consumptie, versterkt de bestaande ongelijkheid en versnelt de uitputting van de aarde. Dit model zal altijd zoeken naar nieuwe delen van de aarde om in economische waarden om te zetten. Uitbuiting van mensen en het klimaat liggen daarmee verankerd in ons economische model.

In essentie is het argument dit. Als er praktisch geen enkele twijfel meer bestaat over het feit dat de fossiele industrie het klimaat ontwricht, de aarde onleefbaar maakt en wereldwijd tot allerlei ellende leidt, waarom investeren we (een deel van) de winst van fossiele industrie dan niet in de transitie naar een duurzame energievoorziening?

De techniek is er al. Volgens onderzoek van de Stanford University is een mondiale overgang op hernieuwbare energie zowel technisch als economisch al in 2030 haalbaar. Het goede nieuws: het geld is er ook. Wereldwijd wordt er jaarlijks 775 miljard dollar aan directe energiesubsidies gegeven. Detail: aan de fossiele industrie. Studies die de impliciete subsidies meerekenen, zoals het ophogen van dijken en andere publieke kosten van klimaatverandering, komen op 5.000 miljard dollar per jaar uit. Daarmee zouden we een aardige start maken – alleen gaat het geld nu naar de verkeerde spelers op de energiemarkt.

Over economische ongelijkheid gaan vergelijkbare berekeningen. Een miljardairsbelasting van 1 procent, geopperd door de VN, zou 46 miljard dollar per jaar opbrengen. En volgens een resolutie van het Europees Parlement zou de Tobin Tax, een belastingtarief van nog geen 0,1 procent op financiële transacties als de handel in derivaten en aandelen, jaarlijks wereldwijd 650 miljard dollar opleveren. Dat geld investeren in publieke diensten als onderwijs, gezondheidszorg, openbaar vervoer en huisvesting verkleint de ongelijkheid en stimuleert de economie, volgens internationale studies. Bovendien is minder ongelijkheid goed voor het klimaat. In meer gelijke samenlevingen is statusverhogende consumptie minder belangrijk, en is doorgaans meer steun voor beleid tegen klimaatverandering.

De vraag is waarom zoiets dan niet gebeurt, in op papier tenminste aardig functionerende democratieën. Het kortste antwoord: omdat de toegang tot de politiek en de macht op geen enkele plek ter wereld eerlijk verdeeld is. Volgens eigen (en dus waarschijnlijk voorzichtige) opgaven van de fossiele industrie, geeft de sector per jaar 44 miljoen dollar aan lobby uit binnen de Europese Unie: 120.000 dollar per dag. In de VS is dat het viervoudige, ofwel 24.000 dollar per uur.

‘Macht corrumpeert, en absolute macht corrumpeert absoluut,’ citeert politiek wetenschapper Susan George een 19e-eeuwse Britse historicus. En dan, op eigen titel: ‘De machtigen van vandaag in zowel de publieke als de private sector, vooral in de westerse landen, dienen het belang van een laatkapitalistisch systeem waarin enorme transnationale ondernemingen belangrijke politieke spelers zijn. Deze enorme fossiele multinationals zijn rijker en machtiger dan vele landen bij elkaar - en hun banken ook.’ De inrichting van wetgeving, samenleving en economie komt daardoor opvallend goed overeen met wat deze ondernemingen nodig hebben voor hun winstmaximalisatie. Experts zijn het erover eens dat de belasting op de productie van een ton CO2 nu veel te laag is om een remmende werking te hebben op de grote vervuilers: rond de vijf euro, waar het minimaal rond de vijftig zou moeten zijn. Sommigen noemen dit het grootste marktfalen ter wereld. Dat kan zijn, maar een succesvolle lobby is ook zeker deel van de verklaring.

Op zich is de puzzel eenvoudiger dan die lijkt, bewees Rex Tillerson, net benoemd tot minister van Buitenlandse Zaken onder Trump. In essentie reageren we namelijk allemaal hetzelfde als anderen onze directe omgeving komen vervuilen. Tillerson, die als baas van ExxonMobil 100.000 euro per dag binnenhaalde, voegde zich in 2014 stilletjes bij een rechtszaak tegen een boorput in Texas die omwonenden hadden aangespannen. De reden: de boorput stond vlak bij zijn ranch, ter waarde van vijf miljoen euro.

Niemand wil vervuiling en klimaatverandering als we er zelf de gevolgen van ondervinden. Daar zijn de ex-topman van ExxonMobil en de slachtoffers van klimaatverandering het snel over eens. Iets moeilijker ligt de verdeling van de macht. Precies dat is de uitdaging die voor ons ligt, zowel in klimaatverandering als in ongelijkheid.

Bronnen: