Tribune 05/2012 :: Jan Marijnissen: Regeringsdeelname ligt nu voor de hand
‘Regeringsdeelname ligt nu voor de hand’
Foto: Diederik Olders
De SP is klaar voor een nieuwe fase: regeringsdeelname. Dat zegt Jan Marijnissen (59) in de aanloop naar het XVIII Partijcongres in juni. Veertig jaar opbouw en ontwikkeling maakt dat de partij nu die volgende stap kan zetten, aldus de partijvoorzitter. ‘Maar besef wel dat dat ook een prijs heeft.’
Het is maandag 16 april, de eerste officiële werkdag in het schitterende nieuwe partijpand in Amersfoort. Voor het eerst luncht het SP-personeel in de ruime kantine op de bovenste verdieping, letterlijk a room with a view. De eerste keer is altijd het spannendst. Maar Jan Marijnissen oogt tijdens de lunch juist ontspannen en opgelucht.
‘Ja, ik ben ontzéttend opgelucht. En blij. Twee jaar lang hebben we aan dit gebouw gewerkt en leidde ik het project. Die tijd is buitengewoon spannend geweest. Ik bedoel: zoveel gebouwen heb ik in mijn leven nou ook weer niet gerenoveerd, haha. En voor de partij is het absoluut een mijlpaal, zeker als je kijkt naar waar we als partij vandaan zijn gekomen. In 1972 begonnen we met een paar lokale afdelingen, weinig leden, weinig kader en weinig ervaring. Als je dan ziet dat we anno nu een campagne hebben met als motto ‘Op naar de 200 afdelingen’, dat we een nieuw partijpand hebben neergezet en dat de peilingen uitermate gunstig zijn, dan denk ik dat we een fase doormaken waar we ontzettend trots op kunnen zijn.’
De partij bestaat dit jaar veertig jaar. Begint de SP nu aan een tweede jeugd? Of is het een midlifecrisis?
‘Haha, nee. Ik denk dat we de adolescentie bereikt hebben. Een adolescent heeft veel dingen in de wereld al verkend en heeft ook al de nodige levenswijsheid in huis. Tegelijkertijd heeft hij nog een heel leven voor zich. Dat is de SP op dit moment. En als we tot de regering zijn toegetreden, kunnen we zeggen dat we volwassen zijn geworden. Want dan zullen er weer allerlei nieuwe problemen opdoemen, maar ik denk dat we een dermate sterke jeugd hebben gehad dat we er klaar voor zijn.’
Tijdens het XVIII SP-Congres, op 2 juni in Breda, zal toekomstige regeringsdeelname een belangrijk thema zijn. Jij zegt dat de partij daar nu klaar voor is. Wat is het verschil met bijvoorbeeld 2006, toen je dat ook al zei?
‘Toen we in 2006 die vijfentwintig Kamerzetels haalden, kon je ook zeggen: de SP had de sprong kunnen maken. En het had inderdaad gekund als de andere partijen het ook gewild hadden. Alleen hadden mensen daar wel van opgekeken, denk ik. Maar nu hebben mensen veel meer het gevoel van: nou, die SP doet het zo goed in de peilingen en is zo populair; het ligt eigenlijk voor de hand dat die partij gaat meeregeren. En dat is het verschil met 2006. Wist jij dat nu één op de drie Nederlanders aangeeft mogelijk op de SP te gaan stemmen? Eén op de drie!’
Maar dat zijn externe factoren. Je zegt niet: de mate van adolescentie die we nu hebben is niet te vergelijken met die van zes jaar geleden.
‘We hebben natuurlijk weer zes jaar meer ervaring. We hebben ons sindsdien nóg beter ingelezen in alle mogelijke onderwerpen, nóg meer onderzoeken onder de bevolking gedaan, ons ledental uitgebreid, noem maar op. In die zin zijn we alleen maar wijzer en veelzijdiger geworden. Ik denk dat we er nu echt aan toe zijn. Het is de volgende fase in de ontwikkeling van de partij, net zoals dit nieuwe pand een fase vertegenwoordigt. Dat is ondenkbaar zonder onze veertigjarige geschiedenis. De SP heeft zich in die veertig jaar langzaam maar zeker ontwikkeld en het volgende stadium is de mogelijke deelname aan de regering.’
Een bestanddeel van de geschiedenis van de SP is de afdrachtregeling. Gaat die ook een nieuwe fase in?
‘Of we de afdrachtregeling gaan aanpassen is nog geen gelopen race. Omdat er nogal wat ingewikkelde aspecten aan de uitvoering ervan zitten, hebben we aan de afdelingen voorgesteld om die in een kleinere setting, namelijk in de partijraad, te behandelen. Alhoewel het iedereen vrij staat om het tijdens het XVIII Congres aan de orde te stellen, want op een congres van de SP is álles – dus ook de afdrachtregeling – aan de orde. Maar in de zomer zullen we de afdelingen uitnodigen om suggesties naar voren te brengen. In de partijraad van november zal worden besloten de regeling al dan niet aan te passen. Realiseer je ondertussen wel: de keren dat de afdrachtregeling de laatste jaren in het nieuws is geweest was het altijd naar aanleiding van mensen die er bezwaar tegen maakten. Terwijl ze er zelf voor getekend hadden en de hele partij er achter staat en er trots op is, zoals op elk congres weer blijkt.’
Hoe komt dat, denk je?
‘Kamerleden zorgen heel goed voor zichzelf. Ze behoren tot de vijf procent best betaalde Nederlanders, hebben uitstekende voorzieningen, een uitstekende wachtgeldregeling enzovoorts. Dat zien de mensen natuurlijk ook. Wij hebben vanaf het begin gezegd: je moet niet substantieel meer willen verdienen dan de mensen die je vertegenwoordigt. Onze Kamerleden hebben een modaal salaris en onkosten worden vergoed. Er is niemand die daarover klaagt; iedereen weet waar hij of zij mee in heeft gestemd. Wij vinden dat Kamerleden niet meer moeten verdienen dan een onderwijzer of een verpleegkundige. Waarom? Omdat je dan de problemen beter kent en herkent zoals de gewone man in Nederland daar ook dagelijks mee te maken heeft. Kijk, als jij het je financieel kunt permitteren om zes maanden per jaar op vakantie te zijn, dan sta je toch anders in het leven dan iemand die dag in dag uit moet pezen en dan nóg te weinig geld heeft om rond te komen. Ten tweede is de afdrachtregeling een prima middel om carrièrezucht te temperen. Er zijn mensen die erg uit zijn op status en inkomen en zij zouden onze aanpak in de politiek kunnen vertroebelen. Ten derde: we huldigen het principe van gelijke monniken, gelijke kappen. Waarom zou een SP-raadslid voor zijn werk voor de partij dik betaald moeten worden, terwijl mensen die op een andere manier actief zijn voor de partij er niks voor krijgen omdat het vrijwilligerswerk is? Tot slot: dankzij de afdrachtregeling zijn we in staat om heel veel dingen te doen, acties en campagnes voeren, scholingen voor afdelingen organiseren en bijvoorbeeld ook dit pand verwerven.’
En als straks regeringsdeelname gaat lukken, hoe gaat Nederland zich dan onderscheiden van andere landen in West-Europa?
‘We zullen natuurlijk compromissen moeten sluiten. Maar als ons dat lukt dan zal er ander beleid gevoerd gaan worden met betrekking tot internationale interventies in derdewereldlanden. Daar gaan we wat ons betreft niet meer aan meedoen. Hoewel je natuurlijk nooit precies weet wat de toekomst zal brengen. Maar als je de ervaringen in Afghanistan en Irak bekijkt, dan zijn wij op voorhand al tegen een oorlog tegen Iran, die aanstaande lijkt te zijn. Op nationaal niveau denk ik dat we moeten proberen om de publieke sector opnieuw uit te vinden. Dus zaken als onderwijs en zorg niet langer zien als een sluitpost op de begroting, maar voldoende geld daarvoor beschikbaar maken. Maar nog belangrijker: de organisatie ervan aanpassen zodat de bureaucratie eruit kan en iedereen weer kan opereren met eer van zijn werk. Verder: we moéten iets doen aan de volkshuisvesting. Mensen met lage inkomens moeten ook fatsoenlijk kunnen wonen, evenals de middenklasse natuurlijk. Veel woningcorporaties zijn totaal ontspoord en we zullen er echt voor moeten zorgen dat de overheid daar weer een vinger in de pap krijgt. De inkomensverschillen zullen we verkleinen, armoede onder kinderen zullen we aanpakken. En dan natuurlijk de financiële sector, die feitelijk een nutsbelang in private handen is. Dat botst constant en daar moeten we wat aan doen. Kortom, een hele lijst van voor de SP heel belangrijke zaken, die we allemaal zullen inbrengen. Maar óf, respectievelijk de mate waarin, we dat allemaal in een regeerakkoord krijgen is natuurlijk mede afhankelijk van de ruimte die we weten te bedingen aan de onderhandelingstafel. En die ruimte wordt vooral bepaald door de verkiezingsuitslag.’
En, hoe staan we er ideologisch voor?
‘Goed, denk ik. Dat is iets wat ik zelf natuurlijk als voorzitter altijd heb moeten bewaken. En waar ik ook actief aan heb bijgedragen door middel van de boeken die ik gepubliceerd heb. Ik geloof dat wij in een heel vroegtijdig stadium het neoliberalisme als zodanig ontmaskerd hebben. Dat is al in 1996 geweest met het boek ‘Tegenstemmen’ en daarna zijn we steeds concreter geworden in het leveren van kritiek en het ontwikkelen van werkbare en betaalbare alternatieven voor dat neoliberalisme. Ik denk dat het eerder zo is dat wij de trend hebben gezet dan dat wij trendvolgers zijn.’
Toch werd uitgerekend bij de laatste Kamerverkiezingen de VVD de grootste partij en zitten we met het meest rechtse kabinet sinds mensenheugenis. Hoe kan dat dan?
‘Ik heb daar maar één verklaring voor: het vertragingseffect. Het electoraat reageert altijd met een bepaalde vertraging op bepaalde gebeurtenissen. Toch een beetje verward door de omstandigheden kozen veel mensen voor het oude en vertrouwde, het politieke midden. Het zou pas problematisch zijn als nadien de SP niet fors zou zijn gegroeid qua sympathie onder de mensen. Maar dat is dus wel gebeurd.’
Dus vroeg of laat komt de omslag alsnog?
‘Absoluut. Kijk eens naar hoe bijvoorbeeld de PvdA onze kant op komt. Onlangs kwam PvdA-leider Samsom met zijn plan (als alternatief voor het Catshuisberaad ‑red.) dat voor een belangrijk deel bestaat uit wat wij altijd gezegd hebben. Echt een beetje ‘SP light’ en dat vinden wij prima. Op die manier komen er alleen maar meer stemmen voor een ander en beter beleid. En vergis je niet: met uitzondering van D66 en GroenLinks zijn zo’n beetje alle andere partijen ideologisch onze richting op geschoven. Zelfs binnen de VVD worden er nu al kanttekeningen gezet bij bepaalde vormen van marktwerking. En ook het CDA wil meer gemeenschapszin.’
Over besturen gesproken: in de provincie Noord-Brabant maakt de SP sinds een jaar deel uit van de coalitie en dat leidde al snel tot problemen. Twee Statenleden gaven de pijp aan Maarten. En in Boxmeer stapte de SP onlangs uit het college. Geen beste aanbevelingen, lijkt me.
‘In Noord-Brabant kwam het natuurakkoord van staatssecretaris Bleker ter sprake, dat de SP op landelijk niveau afwijst. Maar als je deelneemt aan het bestuur, moet je wel onder ogen zien dat die taken worden overgeheveld naar de provincie en dat je daar vervolgens iets mee moet als gedeputeerde. Kijk, ik vind een opstelling van ‘Het is nou eenmaal mijn principe dat...’ niet verstandig, want daarmee sluit je jezelf eigenlijk uit en maak je meeregeren in feite onmogelijk. Dat hebben die twee Statenleden ook ingezien en ze gaven hun zetel op. Overigens zijn ze wel gewoon SP-lid gebleven. Gelukkig, want we moeten wel over dit soort dingen blijven discussiëren. We gaan namelijk vaker meemaken – zeker als we nationaal meeregeren – dat mensen teleurgesteld zijn omdat je niet alles binnenhaalt. Maar dat is ook waarom we er momenteel in het kader van de congresvoorbereiding zo uitgebreid over spreken. Het komt erop aan dat iedereen beseft dat de volgende stap regeringsdeelname is, maar dat dat ook een prijs heeft. Belangrijk is de vraag: wat haal je binnen? Ik durf wel te zeggen: als het netto resultaat van een kabinet waar wij in zitten, is dat de inkomensverschillen groter worden, dan denk ik niet dat wij er lang in zullen zitten. Tot slot: verloochen nooit als fractie je standpunt, maar onderstreep dat je niet kunt regeren zonder compromis te sluiten.’
In Boxmeer ging het om werken met behoud van uitkering. Is dat een ononderhandelbaar principe?
‘Leuk dat je het woord ‘principe’ gebruikt. Want in principe wijzen wij werk met behoud van uitkering niet af, maar dan moet het wel voor beperkte tijd zijn. Dit om weer te wennen aan werk vanuit een bijstandssituatie. En dan moet er na verloop van tijd ook gegarandeerd passend, vast werk zijn voor die mensen. En dat was in Boxmeer allemaal niet het geval.’
De ledenenquête van afgelopen najaar heeft uitgewezen dat tweederde van de SP-leden voor regeringsdeelname is. Maar dat betekent wel dat eenderde dat niét wil. Dat is wel veel...
‘Ja, dat is heel veel. Maar die mensen moeten we zien te overtuigen. En als wij door middel van deelname aan het bestuur goede dingen tot stand kunnen brengen, zúllen we die mensen ook kunnen overtuigen. Zolang je je kiezers maar kunt uitleggen waaróm je compromissen hebt gesloten; eerlijk zijn. Uitleggen: we vinden nog steeds wat we vonden, maar hebben dat helaas nu niet binnen kunnen halen. Met andere dingen is dat wel gelukt. We blijven strijden.’
Je wil graag partijvoorzitter blijven. Waarom?
‘Ik vind dat het goed zou zijn wanneer er na het aantreden van een nieuwe fractievoorzitter, Emile, continuïteit bestaat in het partijvoorzitterschap. Dat vindt Emile ook en dat kan ik me voorstellen. Door alle ervaring die ik heb – niet in de laatste plaats ook als fractieleider – kan ik een nuttige rol spelen. Die ervaring is buitengewoon behulpzaam bij alle discussies die ik voer, of dat nu in het dagelijks bestuur is of in het partijbestuur, of in de fractie, waar ik uit hoofde van mijn functie altijd bij aanwezig ben. Dus in deze fase van veel veranderingen en de hoop van toetreding tot een volgend kabinet – mits we voldoende binnenhalen – denk ik: ik kan nog wel gedienstig zijn als voorzitter.’
Inhoud
- Exit kabinet: verkiezingen in september
- Jan Marijnissen in gesprek met Maarten van Rossem
- Tien jaar AIVD
- XVIII Congres: het verleden, het heden en de toekomst
- XVIII Congres: het vuur brandend houden
- Boxmeer: SP stapt uit de coalitie
- Emile Roemer: Klaar om te kiezen
- Jan Marijnissen: De parlementaire enquête
- Linksvoor: Thijs Hendrix is cameraman in Brussel
- Commissie-De Wit: Had Wouter Bos echt geen tijd en geen keus?
- Schoonmakers: strijdlust beloond met betere cao