Tribune 6/2011 :: Jan Marijnissen: De eeuwige stad

Tribune, juni 2011

Column

Jan Marijnissen

De eeuwige stad

Voor het eerst sinds lang was ik in mei weer eens een paar dagen in Rome. Het blijft voor mij de mooiste stad die ik in mijn leven ooit gezien heb. Het weer is er aangenaam. De mensen, het eten en bovenal de stad zijn een warm bad voor wie er gevoelig voor is. De meeste indruk maakt op mij de geschiedenis van de stad.

Die geschiedenis staat garant voor een jaarlijkse stroom van miljoenen toeristen en is daarom de gouden kip van de stad. Mensen willen zien wat er over is uit de tijd van de keizers rond het jaar nul; ze willen zien hoe na de terugkeer van de paus uit Avignon de stad weer helemaal opleefde en welke nalatenschap dat heeft opgeleverd; en men wil zien wat het moderne Rome van na de eenwording in de negentiende eeuw voortgebracht heeft.

Omdat juist die geschiedenis de stad zo uniek maakt, is het gemeentebestuur zich terdege bewust van de noodzaak een en ander te conserveren. Maar niet alleen de aantrekkelijke commerciële kanten van die geschiedenis spelen daarbij een rol.

Als we het metrostation bij het Piazza della Repubblica verlaten, komen we langs een van de vele velden die er in de stad ook zijn, waar slechts een paar oude brokstukken liggen, ogenschijnlijk doelloos. Waarom? Waarom niet een projectontwikkelaar de kans gegeven daar een mooi kantorencomplex neer te zetten? Nou, dat doen wij dus niet, want wij koesteren onze historie, ook als die niet direct ‘toegankelijk’ is voor de passant; zo moeten de Romeinen denken.

Dat is toch wel andere koek dan de manier waarop wij in ons land met onze geschiedenis omgaan. We vinden veel al snel ‘ouwe troep’. Weg ermee, want dat is immers verleden tijd. We moeten naar de toekomst kijken, heet het dan. En daarom zien nu bijna al onze stadscentra er hetzelfde uit. Het zijn arme geesten, die daar verantwoordelijk voor zijn.

Jan Marijnissen