Spanning maart 2012 :: De geboorte van een volkspartij
De geboorte van een volkspartij
Op 2 juni houdt de SP alweer haar XVIIIe partijcongres. De voorbereidingen zijn al gestart. Binnenkort krijgen de leden de gelegenheid zich uit te spreken over recente ontwikkelingen in de SP en over de koers voor de toekomst. Een goede voorbereiding is het halve werk. Dat geldt zeker bij SP-congressen. Zoals het vijfde congres, in 1991. Daar kreeg de ombouw van de SP van kleine en gesloten kaderpartij naar een steeds grotere en open volkspartij zijn beslag. Een terugblik op een historische vernieuwingsslag.
Tekst: Tiny Kox Foto: : Archief SP
De voorbereidingen voor het congres van 1991 beginnen eigenlijk meteen na afloop van het daaraan voorafgaande congres in 1987. Dat congres kan de afsluiting worden genoemd van de ‘oude’ SP: een sinds 1972 aan de weg timmerend los-vast radicaal- links politiek verband. Een ‘federatie van afdelingen’, een superlinkse actiepartij die tegen van alles en nog wat in het kapitalisme ageerde, zonder echter een duidelijke nationale politieke positionering te hebben verworven. Vijftien jaar, van 1972 tot 1987, had de oude SP, fanatiek en met grote opoffering, geprobeerd een politieke factor van betekenis te worden in Nederland – en was daarin mislukt. Lokaal kreeg de ‘linkse splinter’ soms opmerkelijk stevige grond onder de voeten, zoals in Oss en Nijmegen, in Groningen en Heerlen. Nationaal sloeg ze echter geen deuk in een pakje boter. In alle landelijke verkiezingen sinds 1977 schoot de partij tekort om een entree in de Tweede Kamer mogelijk te maken. Bij de verkiezingen van 1986 was het resultaat opnieuw bedroevend. Ook andere kleine linkse partijen als de PSP en de CPN scoorden dat jaar slecht. De PSP hield nog één zetel in de Kamer over, de CPN verdween, voor het eerst sinds 1918, uit de Tweede Kamer. Meer dan 85% van alle kiezers vond politiek onderdak bij CDA, PvdA en VVD.
De toekomst voor links leek uitermate somber.
Na de verkiezingen van 1986 laait in de teleurgestelde SP dan ook het debat op over hoe het nu verder zal moeten. Voor het eerst in tien jaar wordt besloten een partijcongres uit te schrijven, op 14 november 1987. De meningen zijn verdeeld, zo blijkt. ‘Gewoon doorgaan, met actievoeren voor wat er op ons pad komt’, zegt de ene groep SP’ers, met in haar midden Daan Monjé, een van de oprichters van de SP in 1972 en jarenlang de motor van de partijorganisatie. Maar de groep die daarin niet langer gelooft en vindt dat er fundamenteler veranderingen nodig zijn om de SP alsnog de kans te geven tot een succesformule uit te groeien, blijkt veel groter. Tijdens de voorbereiding van het congres groeien aanvankelijk de tegenstellingen, maar gaandeweg herstelt de eenheid zich. Jan Marijnissen wordt de nieuwe partijvoorzitter. Aan hem de opgave om landelijk voor elkaar te krijgen wat tot dan toe alleen lokaal lukte. In Oss was immers wel gelukt wat landelijk steeds niet lukte: een factor van betekenis worden, een bekende, strijdbare partij met een imposant groeiende kiezersschare, tot wel 21% in 1986.
De media hebben nauwelijks aandacht voor wat zich in die tijd voltrekt bij de SP. Het wordt hooguit gezien als de zwanenzang van een ooit revolutionaire beweging, die de tand des tijds niet had weten te doorstaan. Gerrit Voerman, tegenwoordig hoogleraar in Groningen, is een van de weinigen die in die tijd wel aandacht heeft voor de SP. Hij noemt het ‘de partij van de Rode Jehova’s’. Volgens hem had de partij haar aanvankelijk maoïstische grondslagen sinds 1975 gaandeweg verlaten en geprobeerd zich om te vormen tot een ‘ouderwetse, degelijke en gewone socialistische partij’. Dat had haar – aldus Voerman – weliswaar voor een groter publiek acceptabel gemaakt maar niet tot de gehoopte landelijke doorbraak geleid. Alle actie die de partij zo gedreven en volhoudend gevoerd had – tegen milieuvervuiling en woningnood, voor een betere gezondheidszorg, tegen Amerikaanse militaire interventies, tegen het in Engeland aan de macht gekomen Thatcherisme, voor steun aan de strijd tegen de Zuid-Afrikaanse apartheid – ten spijt.
Tijdens het 5e congres in 1991 zet de SP belangrijke stappen richting een volkspartij.
Het partijcongres van 1987 geeft het nieuw aantredende partijbestuur opdracht tot het ontwikkelen van ‘een vernieuwde kijk op de maatschappij van morgen’ en ‘een toekomstgerichte visie op het socialisme in Nederland’. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan, zeker als in 1989 de Muur valt en het ‘reëel bestaande socialisme’, zoals het Oost-Europese communisme traditioneel werd aangeduid, als een pudding in elkaar zakt. De SP heeft nooit affiniteit met die versie van socialisme gehad, eerder afkeer – en last. Even wordt er gedacht over het veranderen van de partijnaam, maar echt serieus wordt dat plan niet. Niet de naam maar de aard van het beestje moet aanspreken, is de breed levende gedachte binnen SP-kring.
Wel serieus is het plan om op het volgende congres, in 1991, een dikke streep onder het verleden te zetten. Aanduidingen uit een grijs verleden als ‘marxistisch‘ en ‘leninistisch’, betrekking hebbend op de partij-ideologie en de partijorganisatie, worden daar vastberaden aan de kant geschoven. Deze begrippen, zo lezen we in de congresstukken van 1991, werken ‘verwarrend’ en zijn daarom ‘onbruikbaar’ geworden: ‘Ons beroepen op dat begrip wekt de indruk dat wij zouden opereren in het kielzog van diegenen die er elders onder deze vlag een puinhoop van hebben gemaakt. Niets is minder waar’, lezen de congresgangers van 1991 als verklaring voor het besluit dat de SP vanaf nu volstrekt voldoende zal hebben aan ‘socialistisch’ als de enige politieke typering.
Nieuw in 1991 is ook de introductie van wat in de congresstukken ‘de socialistische ethiek’ werd genoemd. Ook dat betekent een breuk met de oude ideologie. Zó wordt de nieuwe visie op modern socialisme geformuleerd tijdens het congres van 1991: ‘De kijk die wij op de samenleving hebben is niet waardevrij, laat staan vrijblijvend. Wij willen er iets mee: de wereld veranderen, om te beginnen Nederland. En dat willen we, omdat daar alle aanleiding voor is. ‘Het reëel bestaande kapitalisme’ met al zijn uitwassen en gemiste kansen is onze belangrijkste inspiratiebron. Het voedt elke dag weer onze wil om tot een fundamentele verandering te komen. Elke maatschappij waarin uitbuiting van de ene mens door de andere als een voorwaarde voor vooruitgang wordt omschreven, vinden wij inhumaan en daarom verwerpelijk. Het socialisme stelt de mens centraal, alle mensen. Een maatschappij naar socialistisch model moet de voorwaarden scheppen waaronder de mens, met inachtneming van zijn eigen verantwoordelijkheid, met maximale kans op succes zijn geluk kan zoeken. De voorwaarden die het socialisme naar ons inzicht tot stand moeten brengen, gaan uit van de menselijke waardigheid, de gelijkwaardigheid van mensen en solidariteit tussen de mensen. Dit zijn voor ons essentiële begrippen. Zij geven aan dat wij in alles de mens centraal stellen, hem beschouwen als norm voor alle dingen, en dat wij beseffen dat de mens een sociaal wezen is.’
SP-actie tijdens de Eurotop in Maastricht, 9 december 1991
Sinds het congres van 1991 zijn die drie begrippen – menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid, solidariteit - de fundamenten onder het hedendaagse socialisme van de SP geworden. In 1999 werden ze de basis van het in dat jaar vastgestelde nieuwe beginselprogramma van de partij, Heel de mens, dat de partij ook in 2012 nog inspireert.
Niet alleen wordt in 1991 afscheid genomen van een verouderde ideologie en ruimte gemaakt voor een nieuwe visie op mens en samenleving, ook het organisatorische model gaat op de schop. De kleine gesloten kaderpartij zet vanaf nu ramen en deuren open voor alle sympathisanten die ze in de loop der tijd om zich heen heeft weten te verzamelen, als lezers van het partijblad De tribune, als ‘steunleden’, als ‘activisten’. Iedereen die wil, kan vanaf nu lid van de SP zijn, met alle rechten en plichten die daarbij horen. En – tot de verbazing van sommigen – blijkt het overgrote deel van die groep zich allang als lid te beschouwen. De stap van kaderpartij naar volkspartij opent de partij naar buiten. Sindsdien kan de gewezen kaderpartij met toenemende trots een groeiend ledental melden. Van 13.000 leden in 1991 groeit de partij naar 25.000 SP’ers in 1998 en naar nog veel meer in de periode daarna.
Geen afscheid neemt de partij op het congres van 1991 van het activisme. Integendeel, de ‘actiepartij’ van weleer omschrijft zich vanaf nu als ‘actieve politieke partij’ – en zet er een tandje bij als het om actievoeren gaat. Wel nieuw is een grotere bestuurlijke coördinatie van de te voeren acties, zoals milieu- en huuracties, om ze naast een lokale ook een nationale dimensie te geven. En de vernieuwde SP waagt zich ook aan nationale politieke strijd. Tegen de bedreiging van de wettelijke regeling voor arbeidsongeschikte werknemers, door het coalitiekabinet van CDA en PvdA. De PvdA-aanhang is woedend. Voor het eerst doet de SP echt serieus mee bij het mobiliseren van mensen voor een grote vakbondsdemonstratie op het Haagse Malieveld. En voor het eerst laat ze zich ook zien in haar vriendelijke versie. De demonstranten die van heinde en verre naar Den Haag komen, worden bij hun entree op het Malieveld op verse eierkoeken getrakteerd door SP-activisten. Een kwart miljoen mensen doen mee – en velen van hen krijgen een kijkje op de zich vernieuwende socialisten van de SP. Voor het eerst is er een overstap te zien van PvdA naar SP. Enkele prominente sociaaldemocraten geven het goede voorbeeld. Frans Moor, oud-Kamerlid en ‘de laatste arbeider in de PvdA’ is een van hen. Hij vindt politiek onderdak bij de SP. Die partij valt in 1991 ook landelijk op in het verzet tegen Nederlandse betrokkenheid bij de eerste Golfoorlog. Samen met GroenLinks en enkele andere kleine linkse partijen worden manifestaties en een landelijke demonstratie in Amsterdam – met meer dan 10.000 deelnemers – georganiseerd. Opnieuw komt de SP in de kijker van linkse kiezers. In december 1991 laat de ‘nieuwe’ SP zich ook horen in Maastricht, waar dan het Verdrag van Maastricht wordt gesloten – en een verkeerde koers voor Europa wordt ingezet. De SP zegt dan als enige linkse politieke partij, nadrukkelijk ‘nee’ tegen deze EU’.
Electoraal lijkt er in 1991 een iets betere tijd aan te breken. Bij de provinciale verkiezingen scoort de SP landelijk 0,9% – wat ruimschoots voldoende zou zijn voor een Tweede Kamerzetel. Vanaf dat moment zet de partij vol vertrouwen koers naar wat haar echte landelijke doorbraak moet worden: een plek in de Tweede Kamer. Het congres van 1991 windt er geen doekjes om. Het is erop of eronder, de partij kan zich geen nieuwe nederlaag meer permitteren. Die komt er ook niet – in mei 1994, twee en een half jaar na het historische congres van 1991, melden Jan Marijnissen en Remi Poppe zich als de eerste SP-Kamerleden op het Binnenhof. Een zucht van verlichting gaat door de partij. Het waagstuk van de vernieuwing is geslaagd. Vanaf dan zal de SP haar kans grijpen en zich tot echte factor van betekenis in de Nederlandse politiek ontwikkelen. Met dank aan degenen die de stoot daartoe gaven in 1991.
Inhoud
- Inleiding: Nieuwe lente nieuw perspectief
- De geboorte van een volkspartij
- In gesprek met Ewald Engelen: De eurocrisis is de crisis van de Europese zombiebanken
- Boekbespreking: De Euro. Twintig jaar na het verdrag van Maastricht
- Verkiezingen in Rusland: en de winnaar is...
- De Kant-wetten: marktwerking uit de thuiszorg
- In gesprek met Will Tinnemans: Uitbuiting aan de onderkant van de arbeidsmarkt
- Het Rijke Rooie Leven – deel 77: El Général – Rais lebled
- Geen wolf in schaapskleren