Tribune 4/2011 :: Jan Marijnissen in gesprek met Wetenschapsjournalist Govert Schilling
Jan Marijnissen in gesprek met wetenschapsjournalist Govert Schilling over het heelal, de wetenschap en schoonheid
‘Net als de evolutie heeft het heelal geen doel’
tekst Jan Marijnissen foto's Suzanne van de Kerk
Het is prachtig weer wanneer ik lopend door het mooie, oude centrum van Amersfoort mijn weg zoek naar de studio van Govert Schilling. Hij ontvangt me in een grote ruimte met heel veel boeken over het heelal, globes, ruimtesondes, denkspelletjes en natuurlijk een telescoop. ‘Ik kijk eigenlijk niet meer naar de hemel. Wel als ik ’s avonds buitenkom, maar niet meer door de telescoop.’
› Wanneer en waarmee is je fascinatie voor het heelal begonnen?
‘Zo rond m’n achtste. Maar op mijn vijftiende, het was 13 maart 1972 – ik weet het nog precies – gebeurde er iets wonderlijks. Op die dag zag ik voor het eerst door een telescoop de ringen van Saturnus. Ik was verkocht. Natuurlijk had ik die ringen al wel eens op plaatjes gezien, maar nu zag ik the real thing. Een echte sensatie. Ik voelde de rillingen over mijn rug lopen, en wist: dit gaat het worden.’
› We gaan maar meteen op het doel af. Hoe moeten wij het begin der tijden begrijpen?
‘We weten niet wat het begin der tijden is. Algemeen wordt aangenomen dat de oerknal het begin van dit heelal was, maar of het ook het begin van de tijd was staat niet vast. De tijd is misschien wel het grootste raadsel binnen de natuurwetenschappen. Als er nog meer van dit soort vragen komen gedurende dit gesprek, zal ik je regelmatig teleur moeten stellen. We hebben op veel belangrijke vragen nog geen antwoord.’
In het gesprek met Govert Schilling komen een paar keer de natuurconstanten aan de orde. Gedoeld wordt op de vier fundamentele krachten in de natuur (de zwaartekracht, de elektromagnetische kracht en de sterke en de zwakke kernkracht) en op de onwrikbare eigenschappen van het heelal, zoals de relatieve sterktes van die krachten, de massa's van elementaire deeltjes, enzovoort.
› Laten we ons beperken tot de ‘moderne’ tijd, waarvan de oerknal 14 miljard jaar geleden het begin was. Alle materie van het heelal was toen gecomprimeerd. Hoe moeten we dat begin der tijden begrijpen?
‘Van voor de oerknal weten we niks. Daar kun je niet bij, dat is voorbij onze ‘horizon’. Het misverstand rond de oerknal is dat veel mensen bij dat woord denken aan een explosie, zoals bij vuurwerk. En dat klopt niet. We weten dat het heelal uitdijt, dat de lege ruimte zélf groter wordt. Het klopt dus dat de materiedichtheid vroeger groter was en de temperatuur was daarom ook hoger.’
› Onlangs is een sterrenstelsel ontdekt dat meer dan 13 miljard jaar geleden is ontstaan, kort na de oerknal. Wat als we straks een nog beter lensje hebben? Kunnen we dan de oerknal zien?
‘Ja. Dat kunnen we eigenlijk al. We hebben het dan niet over objecten, maar over de kosmische achtergrondstraling. Het is een heel zwak signaal op radiogolflengte.’
› Een lichtjaar is zo ongeveer 10.000.000.000.000 kilometer. Maal 14.000.000.000 jaar. Waar hebben we het over? Dit gaat toch elk voorstellingsvermogen te boven?
‘Zeker, maar dit zijn de afstanden waar we het over hebben. En omdat dit in kilometers onuitspreekbaar is, hebben we de afstandsmaat lichtjaar ingevoerd: de afstand die het licht gedurende een jaar aflegt. De snelheid van het licht is 300.000 kilometer in één seconde. Als je met dit soort eenheden voor het eerst in aanraking komt, kun je het allemaal niet overzien. Maar het is net als met de miljarden die de regering uitgeeft. Niemand kan zich er echt een voorstelling van maken hoeveel geld dat is, en wat je er allemaal mee zou kunnen. Maar een politicus kan dat wel. Die werkt dagelijks met die getallen.’
› Zijn we al zover dat je kunt spreken over één groot, samenhangend verhaal wanneer we het hebben over heden en verleden van ons heelal?
Zonder aarzeling: ‘Ja. Maar dat wil niet zeggen dat we één ultieme theorie hebben waarmee we alles kunnen verklaren. Wel is het zo dat we in de vorige eeuw veel hebben ontdekt over het ontstaan en de wordingsgeschiedenis van het heelal. Zo weten we nu dat het heelal zich ontwikkelt; dat er in sterren kernfusie plaats vindt waarbij nieuwe elementen worden gevormd; dat bij supernova-explosies die nieuwgevormde elementen de ruimte in worden geblazen; dat die nieuwe elementen in een tweedegeneratiester terechtkomen en tafels, fietsen en mensen kunnen vormen. Dat is het verhaal: het inzicht in de samenhang van al die verschijnselen.’
› Veel mensen hebben de overtuiging dat alles een ‘créateur’ moet hebben, in ieder geval een oorzaak. Hoe zit dat met jou?
‘Ik ben aanvankelijk in een streng christelijk milieu opgevoed. Daarna werd het een stuk lichter, maar nog steeds wel met het uitgangspunt dat de Bijbel het woord van God bevat, en dus klopt. Geleidelijk heb ik dat idee verlaten.
Die opvoeding heeft me veel opgeleverd, maar ik merk ook wel dat het nog steeds last oplevert. Zo erg zelfs dat als iemand zou zeggen: ‘Een dergelijke opvoeding is een vorm van geestelijke kindermishandeling’, dan zeg ik niet: ‘Nee.’ Met name het idee, het gevoel dat het toch eigenlijk zondig is om ergens van te genieten. Altijd weer dat schuldgevoel en het idee dat alles een doel moet hebben.’
› Nu stellen de voorstanders van het creationisme dat de omstandigheden op onze aarde zo uniek zijn en de waarden zo kritisch, dat er geen toeval in het spel kan zijn. Dit moet bedacht en gemaakt zijn.
‘Dit is inderdaad fascinerend. Er is een aantal belangrijke natuurconstanten dat de ontwikkeling van het heelal mogelijk heeft gemaakt. En het klopt, als die constanten net even anders zouden zijn, dan zouden wij er niet zijn geweest. Soms denk ik weleens: het is maar goed dat niet al die creationisten en mensen die in intelligent design geloven hiervan op de hoogte zijn. Zo uniek en bijzonder is het.’ Lachend: ‘Het is koren op hun molen en voor de wetenschap een raadsel. Velen kunnen niet leven met raadselen: zij verkiezen een verzonnen schijnzekerheid, boven een bestaan met raadselen. Ik denk dat het bescheidener, eerlijker en constructiever is om te zeggen: ‘Geen idee, we zoeken het uit.’
› Wat is de kans dat er elders in het heelal leven bestaat?
‘Het heelal is zo groot, dat die kans reëel is. We weten immers dat dit heelal leven kan voortbrengen. Dan is het raar te veronderstellen dat, in dat gigantische heelal, iets wat kan gebeuren slechts een keer gebeurt. Bovendien: de mens heeft het heelal altijd te klein gedacht. Het bleek steeds groter dan we tot dan toe aannamen. Wie weet spreken we over een tijd over meerdere heelallen. Dan neemt de kans op elders bestaand leven verder toe.’
› Kent het universum een doel?
‘Ik denk het niet. Het is als met de evolutie: die kent ook geen doel. Maar als je gelooft in een créateur, dan zul je vast veronderstellen dat die er een bedoeling mee moet hebben. Sommigen vinden het gegeven dat er geen doel is teleurstellend en onverdraaglijk, terwijl ik het juist een geruststelling vind, een bevrijdende gedachte.’
› Onlangs zag ik in het Omniversum in Den Haag de fascinerende resultaten van de Hubble ruimtetelescoop. En ik was in het museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam om te kijken naar de door professor Hans Galjaard samengestelde tentoonstelling ‘Schoonheid in de Wetenschap’. Waarom fascineert ons dit? Wat is schoonheid?
‘Dat is een goede vraag. Volgens mij weet niemand dat. Het wordt hoog tijd dat we dat eens gaan uitzoeken. Ons gevoel bij schoonheid komt vanuit onze hersenen. Niemand snapt nog hoe die paar honderd gram grijze materie precies werkt.’ Hij stelt zich de vraag zelf nog eens: ‘Wat is schoonheid? Poeh.’ En vervolgt met: ‘Het is ook niet voor iedereen hetzelfde, hè. Ik heb de afgelopen jaren geprobeerd musea te interesseren voor een tentoonstelling van foto’s van objecten in het heelal. Die foto’s zijn zo mooi, dat je ze prima kunt presenteren als kunst, bijvoorbeeld in barokke lijsten.’
De vraag boeit hem. Hij komt er weer op terug: ‘Wat is schoonheid? Als ik voor mijzelf spreek: alles wat met de natuur te maken heeft, komt bij mij dicht in de buurt van wat ik schoonheid noem. Neem een berg. Die ontstaat en verdwijnt weer. Niet bedacht, maar omdat het zo moet vanwege bepaalde wetmatigheden in de materie, eigenlijk vanwege de werking van vier natuurkrachten. Die processen vind ik wonderschoon. Maar misschien is het evolutionair bepaald: we zijn zelf immers een product van wat ons omringt, en maken er deel van uit. Ik heb in mijn leven veel totaal verschillende landschappen gezien, en wat bleek: ik vind ze allemaal mooi. Ja, schoonheid, goh, ik moet je het antwoord schuldig blijven.’
›Je bent autodidact.
‘Ja. Ik heb het met vallen en opstaan moeten leren. Achteraf heb ik daarom wel spijt dat ik geen journalistenopleiding heb gedaan. En de astronomie, daar geldt eigenlijk hetzelfde voor: geen wetenschappelijke opleiding, maar ik ben er wel vanaf mijn vijftiende geboeid mee bezig. Soms is het feit dat ik geen titel voor mijn naam heb staan wel lastig geweest. Als je ergens met gezag over schrijft, denken mensen al snel dat je een beroeps-sterrenkundige bent. En dat ben ik dus niet. Maar sinds een ontmoeting met de emeritus hoogleraar Harm Habing heb ik er geen last meer van. Ik heb hem eens geïnterviewd, en na afloop vroeg hij: ‘Bij wie heb je eigenlijk gestudeerd?’ Toen moest ik weer uitleggen dat ik niet gestudeerd had aan een universiteit en toen zei hij: ‘Ach, er zijn meer manieren om kundig te worden op het gebied van de sterren dan door middel van een academische studie.’ Na dat compliment was voor het mij geen issue meer.’
› Waar staat Nederland nu als het gaat om de astronomie?
‘Volgens een paar optimisten staat ons land op nummer drie. Ik zeg: we staan in ieder geval op de vijfde plaats.’
› Waar hebben we die hoge notering aan te danken?
‘Voornamelijk aan personen en aan de radiosterrenkunde in Dwingeloo. Het is eigenlijk begonnen in het begin van de vorige eeuw met mensen als Jacobus Kapteyn en Jan Oort, al moet ik natuurlijk ook Christiaan Huygens noemen. Ik denk dat het feit dat wij altijd een zeevarende natie zijn geweest een rol gespeeld heeft bij onze belangstelling voor de sterren. Om te bepalen waar je zat, zijn we op zee immers lange tijd aangewezen geweest op de sterren. Het werd dan ook op alle universiteiten onderwezen. Nu is het zo dat als je vakliteratuur raadpleegt, je om de haverklap een Nederlander tegenkomt.’
› Je bent wetenschapsjournalist, dus de aangewezen persoon om deze vraag te beantwoorden: wat is wetenschap?
‘Ik ontmoette een keer in een radiostudio de rechtsgeleerde en filosoof Paul Cliteur. Hij was daar om te praten over de rechtswetenschap. Ik vroeg hem: ‘Hoezo rechtswetenschap?’ Hij was helemaal van zijn stuk. Wetenschap is voor mij het proces waarin je dingen ontdekt die er wel zijn, maar die je nog niet wist. Wetenschap moet altijd leiden tot een reactie als: ‘Oh, zit dat zo?!’ Bij de zogenaamde rechtswetenschap zul je dat niet gauw meemaken.’
› Geschiedenis?
‘Dat vind ik een grensgeval.’
› Sociologie en psychologie?
‘Eveneens, al denk ik dat we binnen afzienbare tijd zullen ontdekken dat het allemaal neurologie is.’
› Wat is pseudowetenschap?
‘Dat is geloof dat zich voordoet als wetenschap. Je hebt religie en dat is een geloof. Zo in de trant van: we hebben geen bewijzen en daarom geloven we. Pseudowetenschap is ook een geloof, maar met de pretentie wetenschap te zijn. Dat is dus misleiding. Ik heb meer moeite met pseudowetenschap dan met religie. Want religie is in principe eerlijk.’
› Hoe kan het dat nog steeds eenderde van de mensen gelooft in telepathie, helderziendheid en astrologie?
‘Eerst even iets anders. Je hoort mensen weleens praten over ‘het bovennatuurlijke’. Dat is een belachelijke term. Want iets bestaat of bestaat niet. Als iets bestaat dan maakt het onderdeel uit van onze omgeving, dus van de natuur, ook als we het nog niet helemaal begrijpen. Dat is het, niks meer en niks minder.’
› Misschien is er wel een vierde dimensie.
‘Je kunt van alles fantaseren, maar je uitgangspunt zal altijd moeten zijn: stel dat dat zo is, hoe komen we daar dan achter, hoe kunnen we dat bewijzen. Of, nog belangrijker: door welke nieuwe gegevens of waarnemingen komen we erachter dat we het bij het verkeerde eind hadden. Maar als je ongeacht het antwoord op die vragen vasthoudt aan je overtuiging, dan hebben we te maken met een geloof.’
› Maar hoe kan het dat nog zoveel mensen in astrologie geloven?
‘Ik denk dat je dat beter aan een psycholoog kunt vragen. Want volgens mij heeft het te maken met de menselijke behoefte zekerheden te hebben binnen een onzekere wereld. Wij weten niet of we morgen doodgaan. Sommigen kunnen de onzekerheid die het bestaan voortbrengt niet verdragen.’
› Hoort homeopathie ook in dat rijtje?
‘Ja. Daar is veel onderzoek naar gedaan: het is gebaseerd op een fabeltje.’
› Acupunctuur?
Hij aarzelt en zegt: ‘Dat vind ik moeilijker. Er lijken effecten te zijn van die naaldjes die in de huid worden geprikt, maar het is volledig onduidelijk hoe het werkt. Kijk, de enige manier om erachter te komen is onderzoek doen. In de wetenschap neem je geen genoegen met de waarneming van een kennelijke reactie op een actie. Je wilt weten hoe het zit, hoe het werkt.’
› Maar van medicijnen staat vaak ook niet vast hoe het op microniveau werkt.
‘Dat is ook zo. Maar een wetenschapper heeft helemaal geen moeite te zeggen: ‘Ik weet niet hoe het zit.’ Veel mensen vinden wetenschappers arrogant, omdat ze zouden denken de wijsheid in pacht te hebben. Dat breed levende idee is echt onjuist. De standaard in de wetenschap is onderzoeken en bewijzen of weerleggen. En komt er dan later iemand met andere, betere bewijzen, dan nemen we dat voor waar aan. Zo boeken we langzaamaan vooruitgang op alle terreinen. Zo’n mentaliteit zul je bij mensen die in ufo’s geloven niet aantreffen. In discussies hierover stel ik altijd de vraag: ‘Welk wetenschappelijk inzicht zou jou ervan kunnen overtuigen dat je het verkeerd ziet?’ Als men daar geen antwoord op heeft, is er maar een conclusie mogelijk: we hebben hier te maken met een geloof. In de religie is geloof een deugd, in de wetenschap een zonde.’
› Heb je de indruk dat de achterdocht jegens de wetenschap groeit?
‘Nee, ik heb eerder de indruk dat die afneemt. Volgens mij was de angst voor de wetenschap twintig jaar geleden groter dan nu. De wetenschap heeft natuurlijk ook heel veel goeds gebracht, en we zijn er steeds meer afhankelijk van geworden. Ik denk dat de meeste mensen zich dat ook wel realiseren. Wat je nog wel tegenkomt is wantrouwen jegens gentechnologie, maar dat neemt eerder af dan toe. De geboden transparantie door de wetenschap werpt hier duidelijk zijn vruchten af.’
› Hoe zit het met de driehoek wetenschap, universiteit en bedrijfsleven?
‘Het is zeker een zinnige driehoek, waarvan het goed is dat hij bestaat, maar als wij naar een maatschappij zouden gaan waarin wetenschappelijk onderzoek alleen wordt gefinancierd wanneer er een directe, economische reden voor is, dan zijn we een te beklagen volkje. Want bijna alle grote stappen voorwaarts in de wetenschap zijn toevallig ontstaan door vorsers. Het draait in de wetenschap om verwondering en nieuwsgierigheid. Het is aan de maatschappij de goede dingen te doen met de resultaten van de wetenschap. En, ik weet, dat is zeker niet altijd het geval. De waterstofbom kon gemaakt worden door de VS, en dat is moeilijk als vooruitgang voor de mensheid te betitelen. Maar niemand bepleit daarom de afschaffing van de kernfysica. Om terug te komen op die driehoek: het risico op verkeerde toepassingen van wetenschappelijk verworven inzichten is groter naarmate de invloed van het bedrijfsleven toeneemt. Omdat dan vaak de economische belangen prevaleren.’
› Hoe belangrijk is fundamentele wetenschap?
‘Ik weet dat er mensen zijn die daar vraagtekens bij zetten. Die mensen zeggen dan: wat heeft dat nu allemaal voor zin? Waarom al die miljoenen niet besteed aan armoedebestrijding, of andere nuttige doelen? Tegen die mensen zeg ik altijd dat wanneer wij de afgelopen honderden jaren geen geld gestoken hadden in fundamentele wetenschap, dan hadden we nu helemaal geen weet van wat er in Afrika aan de hand is, laat staan dat we iets voor die mensen zouden kunnen doen.’
› Een wetenschapsjournalist vertaalt de relatief moeilijke uitkomsten van de wetenschap in normale-mensentaal, zodat de burger het kan begrijpen.
‘Ja, dat is het idee.’
› Maar nu zegt hoogleraar voedingsleer Katan: ‘Hoed u voor krantenberichten over wetenschappelijke resultaten van onderzoek naar wat gezond voor u is en wat niet. Ze kloppen vaak niet.’
‘De kwaliteit van de wetenschapsjournalistiek in ons land is over algemeen best goed, maar je ziet dat er, net als elders in de samenleving, gemakzucht in sluipt. Dan wordt het: leuk berichtje, wetenschap scoort altijd, zeker als het over gezondheid gaat, plaatsen maar. Het wordt vaak niet echt serieus bekeken. Men vindt wetenschap eigenlijk vooral ‘leuk’. Regelmatig wordt zogenaamd nieuws ingestoken omdat het bedrijfsleven er belang bij heeft. Mijn zeer gewaardeerde collega Hans van Maanen – hij werkt onder andere voor de Volkskrant – heeft veel en goed onderzoek gedaan naar hoe dit soort publiciteit tot stand komt.’
› Hoe komen die berichten in de krant? ‘De journalist krijgt een berichtje van het ANP, dat overigens zelf geen wetenschapsredacteur in dienst heeft. En waar heeft die redacteur van het ANP het nieuws vandaan?
‘Vaak uit bladen als The Independent en de Sun. Die halen het nieuws op hun beurt uit persberichten van universiteiten die resultaten van onderzoek melden. Later hoor je pas dat de onderzoekers betaald werden door een of ander bedrijf. Je begrijpt dan dat dit soort nieuws al aan de bron gekleurd is. Katan heeft gelijk, zeker tachtig procent van deze berichtjes zou beter niet geplaatst kunnen worden.’
› Vind je eigenlijk dat de wetenschap genoeg doet om zichzelf te promoten bij het grote publiek?
‘Sommige vakgebieden zeker, andere minder. Het valt me wel op dat wij er in Nederland niet echt goed in zijn. Het leren te presenteren voor een groot publiek is dan ook geen onderdeel van de opleiding. En dat is jammer, want als je op kosten van de gemeenschap hebt mogen studeren en onderzoek mag doen, moet je ook je best doen om de leden van die gemeenschap op de hoogte te houden van je daden en bevindingen. In de VS doen ze dat beter.’
› Is het geen tijd voor een tv-programma dat wetenschap op een wetenschappelijke maar toch toegankelijk manier brengt?
‘Zeker. Ik zou het dolgraag helpen maken.’ Lachend: ‘Maar ik vertelde net al dat ik die tentoonstelling nog niet eens voor elkaar heb kunnen krijgen.’
› Je zat onlangs bij Pauw & Witteman om een toelichting te geven op een ontdekking van NASA: een bacterie die arseen in het DNA had in plaats van fosfor. Over die ontdekking ontstond later enig tumult.
‘Ik zat bij dat programma naar aanleiding van een vooraankondiging en ik ben blij dat ik een slag om de arm heb gehouden, door te zeggen dat de claims niet onomstreden waren. Het betreffende onderzoek is medegefinancierd door NASA en heeft tot doel te onderzoeken of er leven mogelijk is op basis van andere stoffen dan die we tot nu toe kennen. Veel wetenschappers zeiden al meteen: ‘Hoe kan dit krakkemikkige onderzoek zoveel aandacht krijgen?’ Soms wordt dit soort commentaren ingegeven door kinnesinne, maar in dit geval zit er wel wat in. Het hele verhaal is nog niet opgehelderd.’
› Maar is die unieke bacterie nu wel of niet gevonden?
‘De onderzoekers houden de claim overeind, maar anderen vinden dat dit zo’n uitzonderlijke claim is dat het bewijs ook uitzonderlijk goed moet zijn. Ik ga ervan uit dat de contrapublicaties nu in de maak zijn. En het team zal ongetwijfeld bezig zijn aanvullend bewijs te vinden. Ik houd er rekening mee dat de gretigheid met de wetenschappers aan de haal is gegaan.’
› Het is wel mooi dat in de wetenschap dit soort dingen dan ook aan het licht komt en op het scherpst van de snede wordt uitgevochten.
‘Zeker. Als er een nieuwe claim ligt van een wetenschapper dan staan de collega’s niet te juichen, maar zeggen ze: ‘Dat zullen we nog weleens zien.’
› Graag wil ik op een paar terreinen weten wat de stand van zaken is. Heeft de wetenschap al een verklaring gevonden voor het mysterie van de overgang van dode naar levende materie?
‘Nee. We kunnen al wel moleculen maken die zichzelf vermenigvuldigen, maar er zit alleen geen zelfstandige, kwalitatieve ontwikkeling in.’
› De sprong van ‘het zijn’ naar ‘het zijn plus bewustzijn’. Weten we daar al meer over?
‘Ah! Met silicium kunnen we al heel veel. Als je een computer maar complex genoeg maakt, kom je al een heel eind. Als je maar genoeg zelfreflectie inbouwt, ontstaat er misschien vanzelf iets wat lijkt op zelfbewustzijn.’
› Maar weten we al meer over hoe dat evolutionair is gegaan?
‘Er is een school die zegt dat het ontstaan van het bewustzijn een gevolg is van de ontwikkeling van taal. Taal maakt het immers mogelijk dat je abstracte begrippen met je soortgenoten kunt communiceren. Maar persoonlijk denk ik dat de mens zich eerder realiseerde een individu te zijn in een groter geheel dan dat er ‘taal’ was. Overigens, we weten nog steeds niet of dat bewustzijn alleen de mens gegeven is.’
› Nature or nurture, de genen of de opvoeding?
‘Ik denk dat we moeten erkennen dat het meer nature is dan we dachten. Soms beangstigend. Vroeger dachten we dat veel vormbaar was, tegenwoordig denken we dat die ruimte tot vorming kleiner is dan eerder werd verondersteld. Homofilie werd vroeger gezien als een keuze, nu weten we beter.’
› Waartoe zijn wij op aarde?
‘Er is geen doel. En dat is heel mooi en ook wel geruststellend.’
› Wat is de zin van het leven?
‘De zin ván het leven bestaat niet. Zin hebben ín het leven, daar gaat het om. Betekenis hebben voor de mensen in je omgeving, dat is het belangrijkste.’
› Wat zijn de drie ontdekkingen van de wetenschap die de wereld in de komende vijfentwintig jaar versteld zullen doen staan?
‘Dat er leven bestaat op planeten bij andere sterren dan de zon, al zullen we daar nooit fysiek naartoe kunnen. Dat we het wonder van de hersenen beter kunnen ontleden. Dat we het geheim van ‘het leven’ kunnen ontrafelen.’
› Geloof je in de menselijke vooruitgang?
‘Oh ja, zeker, ik ben een optimist. In velerlei opzicht staan we er nu beter voor dan vroeger. Kijk alleen maar naar onze normen. Waar vroeger heel makkelijk met geweld werd omgegaan; tegenwoordig vinden we geweld abject.’
Govert Schilling is in 1956 geboren in Meerkerk. Hij is wetenschapsjournalist en publicist, en houdt zich vooral bezig met astronomie. Tientallen boeken over de geschiedenis en de toestand van het universum dragen zijn naam. Het zijn boeken met titels als "Naar de grenzen van het heelal", "Wat was er voor de oerknal" en "Atlas van astronomische ontdekkingen".
Lange tijd was hij programmaleider bij het Artis Planetarium in Amsterdam. Als journalist schrijft hij onder andere voor de Volkskrant, Vrij Nederland, Intermediair en het Amerikaanse weekblad Science. Ook door radio- en tv-programma"s wordt hij regelmatig uitgenodigd om uitleg te geven over nieuwe ontwikkelingen in de wetenschap. Hij heeft met zijn werk de Simon-Stevinkijker en de Eureka!-prijs van de Stichting Weten gewonnen. Er is een planetoïde naar hem vernoemd. "Govert" zweeft ergens tussen Jupiter en Mars. (Tip: Wil je weten hoe de cartografie ons een onjuist beeld van de aarde heeft bezorgd? Ga eens naar de website True size of Africa).
Inhoud
- Libië Jarenlange strijd zoals in Irak?
- Jan Marijnissen en Govert Schilling De zin van het leven bestaat niet
- Kernenergie Meer lessen te leren uit Japanse catastrofe
- Klokkenluiders Je kon je mond houden of je kon gaan
- Speciaal onderwijs woedend Juist meer investeren
- Emile Roemer: de wereld in brand
- Jan Marijnissen: tweehonderd afdelingen
- Linksvoor: Javier Cornelissen kan met één beeld een verhaal vertellen
- Ron Meyer bekijkt: Het Afvalmuseum