Tribune 10/2009 :: Waarheen met de NAVO?
Discussie
Waarheen met de NAVO?
Zestig jaar geleden is de NAVO opgericht, voor de verdediging van met name West-Europa tegen de dreiging van het Sovjetblok. De wereld is sindsdien drastisch veranderd. Hoog tijd voor een discussie over de rol van het westerse militaire bondgenootschap nu.
Tekst: Willem Bos Foto's: Suzanne van de Kerk
Bij zijn afscheid als secretaris-generaal van de NAVO riep Jaap de Hoop Scheffer op tot een publieke discussie over de toekomst van het bondgenootschap. Aan die oproep is tot nu toe weinig gehoor gegeven, daarom nam de Eerste Kamerfractie van de SP het initiatief voor een symposium over de toekomst van de NAVO. Op 23 oktober zetten experts uit binnen- en buitenland in het gebouw van de Eerste Kamer hun visie uiteen.
Er is alle reden om over de toekomst van de NAVO te spreken, want de afgelopen decennia is de rol van de organisatie aanzienlijk veranderd, zonder dat daar veel publiek debat aan te pas kwam. Binnen de organisatie zelf wordt wel druk gediscussieerd over een nieuw strategisch concept voor het grootste militaire bondgenootschap van de wereld. Daarin zal bepaald moeten worden welke doelen het bondgenootschap zich stelt en op welke manier daar inhoud aan wordt gegeven. In november 2010 moet het nieuwe concept aangenomen worden op een NAVO-top van regeringsleiders en staatshoofden in Lissabon.
Verdedigingsorganisatie of politieagent?
Bij de oprichting van de NAVO bestond de organisatie uit de Verenigde Staten, als leidende kracht, Canada en tien West-Europese landen. In de eerste decennia daarna kwamen Turkije, Griekenland, West-Duitsland en Spanje erbij. De kern van het NAVO-verdrag is artikel 5: de aangesloten staten beschouwen een aanval op een van hen als een aanval op alle lidstaten. In de praktijk van de Koude Oorlog betekende dat vooral dat de West-Europese landen konden rekenen op de militaire steun van de VS. Opvallend genoeg is artikel 5 maar een keer in werking gesteld: na de aanslagen van 11 september 2001.
Hoewel de NAVO is opgericht als verdedigingsorganisatie, is de organisatie zich steeds meer op gaan stellen als een politieagent op wereldschaal. Die aanpak staat op gespannen voet met het Handvest van de Verenigde Naties. Daarin staat dat afzonderlijke staten af moeten zien van de toepassing van militair geweld en dat het toepassen van militair geweld alleen geoorloofd is na een beslissing van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. De VN beschikt zelf niet over een militair apparaat en de verhouding tussen de VN en de NAVO (en NAVO-leden) leidt regelmatig tot vreemde situaties. Zo keurde de VN het besluit van de VS en haar bondgenoten in de Coalition of the willing om in 2003 Irak binnen te vallen af, om later wel in te stemmen met het sturen van militairen uit verschillende NAVO landen om ‘de rust te herstellen’.
In de Kosovo-oorlog voerde de NAVO gedurende drie maanden zware bombardementen uit op Servische troepen in Kosovo en op Servische steden, zonder mandaat van de VN. Nadat Servië gedwongen was haar troepen terug te trekken werd het gebied feitelijk bezet door NAVO-troepen. In tegenstelling tot de luchtoorlog was die bezetting wel gebaseerd op een mandaat van de VN. Overigens is ook het geven van een mandaat door de VN een problematisch gegeven, omdat daarbij niet de Algemene Vergadering van de VN de doorslag geeft (waarin alle lidstaten zijn verenigd), maar de Veiligheidsraad. Daarin hebben de vijf permanente leden (VS, Rusland, Frankrijk, Groot-Brittannië en China) een bepalende stem.
Brandende kwesties
De afgelopen jaren is de NAVO met een aantal nieuwe problemen geconfronteerd. Tijdens de Koude Oorlog draaide het vooral om de dreiging van staten (en groepen staten) ten opzichte van elkaar. De afgelopen tijd zijn andere actoren, zoals terroristische organisaties een veel belangrijkere rol gaan spelen. Daarnaast is er een neiging om het begrip veiligheid veel breder op te vatten dan alleen de verdediging van het eigen grondgebied. Ook de zekerheid van toevoer van olie, gas of water of andere strategische producten wordt vaak als een veiligheidsprobleem gezien. Bovendien heeft het begrip humanitaire interventies zijn intrede gedaan: militair ingrijpen ten behoeve van de mensenrechten in het betreffende gebied. Het zal duidelijk zijn dat die verschillende motieven niet altijd even eenduidig zijn. Wat door de een als een humanitaire missie wordt gezien, kan door een ander heel goed opgevat worden als het veiligstellen van bijvoorbeeld de aanvoer van olie en gas. De relatie met Rusland, de historische tegenpool van de NAVO, is de afgelopen jaren niet verbeterd. Er bestaat een samenwerkingsprogramma van de NAVO met Rusland, maar de uitbreiding van de NAVO naar het Oosten, de Kosovo-oorlog en recentelijk de oorlog tussen Rusland en Georgië in Zuid-Ossetië hebben de relatie verslechterd.
SP-senator Arjan Vliegenhart
Al die elementen dienen meegenomen te worden in een discussie over de toekomst van het bondgenootschap. Op het symposium gingen verschillende sprekers daarop in. Konstantin Kosachev, voorzitter van de commissie voor Buitenlandse Zaken van het Russische parlement, wees erop dat de Russische bevolking de NAVO-landen vaak eerder als vijand dan als partner ziet. “Naar het Russische publiek toe kan ik helaas weinig pro-NAVO argumenten noemen”, stelde hij. “Maar het is nu tijd om positieve stappen te zetten." Hij riep de NAVO-landen op om het voorstel van de Russische president Medvedev voor nieuwe Europese veiligheidsafspraken serieus te nemen. Volgens hem moet de NAVO samen met Rusland werk maken van vrede en veiligheid in Europa.
Prof. Julian Lindley-French, docent aan de Koninklijke Militaire Academie in Breda, is als adviseur betrokken bij het formuleren van een gemeenschappelijk standpunt van de Amerikaanse, Britse en Franse regering over de nieuwe NAVO-strategie. Hij legde sterk de nadruk op het belang van de band met de VS en stelde dat ook wij in Europa bereid moeten zijn voor onze veiligheid te betalen, we kunnen dat niet altijd aan de Amerikanen over laten.
Afghanistan als testcase
De oorlog in Afghanistan is de belangrijkste testcase voor de NAVO, daar waren deze sprekers het over eens. Lindley-French ging zelfs zo ver om te stellen dat de komende achttien maanden in Afghanistan beslissend zullen zijn, ook voor de toekomst van de NAVO.
SP-senator Arjan Vliegenthart benadrukte echter dat het nieuwe strategische concept niet alleen op Afghanistan moet zijn toegesneden. “Het is minstens zo belangrijk dat het nieuwe strategische concept ook de relatie met internationale organisaties als de Verenigde Naties en andere grootmachten zoals Rusland, China en India definieert. Het gaat erom onze belangen zorgvuldig af te wegen tegen die van andere landen en te proberen gemeenschappelijke belangen te ontdekken. Veiligheid is een ondeelbaar begrip en we mogen onze ogen daarom niet sluiten voor landen die niet tot de NAVO horen.”
SP-fractievoorzitter Tiny Kox wees er als laatste spreker nadrukkelijk op dat er zich nu met de opstelling van Medvedev, maar ook door de opstelling van de Amerikaans president Obama mogelijkheden voordoen die niet eeuwig zullen duren. Er moeten dus nu stappen gezet worden,” zo stelde hij. Het valt daarom te hopen dat ook in bredere kring een discussie over de toekomst van de NAVO op gang komt. Vliegenthart is het met hem eens: “Anders dreigt het gevaar dat er straks een nieuw concept ligt waarover de Nederlandse politiek én bevolking zich niet hebben kunnen uitspreken.”
Inhoud
- 65 blijft 65: ‘Sociale verworvenheid wordt bij grofvuil gezet’
- Jan Marijnissen in gesprek met Marcel van Dam
- Scheringa staat niet alleen
- Koos van Zomeren: ‘Ik voel nu geen rancune meer’
- Waarheen met de NAVO?
- Linksvoor: Eefje Peters
- Column Jan Marijnissen: ‘D67’