Pak de macht op school

Het passend onderwijs, het lerarenregister en het leenstelsel. Allemaal beleidsmaatregelen die onder Rutte II zijn ingevoerd en die passen binnen de neoliberale visie op onderwijs van meer markt en minder overheid, zoals die al sinds de jaren tachtig dominant is. Gevolg is dat de klassen groter zijn geworden, de werkdruk voor leraren is toegenomen en de kansenongelijkheid in het onderwijs is gegroeid. Samen met docenten wil de SP werken aan echte oplossingen, zoals het verkleinen van de klassen, verlagen van de werkdruk en tegengaan van kansenongelijkheid. 

In 2014 werd het zogenaamde ‘passend onderwijs’ ingevoerd. De uitgangspunten waren prachtig: kinderen die extra aandacht nodig hebben zouden vaker op een reguliere school kunnen blijven, omdat leraren meer tijd zouden krijgen om hen te begeleiden. Maar met overvolle klassen, een uitpuilend takenpakket en veel onnodige bureaucratie werd passend onderwijs al snel knellend onderwijs. Veel leraren zitten inmiddels met de handen in het haar en maken veel meer uren dan waar ze voor betaald worden. Want je laat je leerlingen niet in de steek.

Knellend onderwijs

Uit gesprekken met docenten blijkt dat men nauwelijks iets is opgeschoten met passend onderwijs. Leerlingen die eigenlijk een plekje in het speciaal onderwijs nodig hebben komen daar vaak niet terecht, vanwege gebrek aan middelen en bureaucratische barrières. In de klas zijn ze niet te handhaven, waardoor ook het niveau van het onderwijs aan de rest van de klas achteruitgaat. Voor leerlingen die alleen wat extra ondersteuning nodig hebben is de situatie ook niet beter geworden, want in de praktijk hebben leerkrachten daar geen tijd voor. Diezelfde leerkrachten komen door extra taken alleen maar verder in de knel, terwijl de werkdruk al hoog is.

Zo komt het op het vmbo relatief vaak voor dat ouders niet komen opdagen op ouderavonden. Om hen toch te spreken, gaan leraren op huisbezoek. Daar is echter geen tijd voor, dus doen leraren dit in hun vrije tijd. Op het vwo krijgen beginnende docenten te horen dat zij een half uur moeten rekenen voor het nakijken van een profielwerkstuk. Nu is dertig minuten erg weinig om goed commentaar te leveren op een groot werkstuk, maar zelfs deze beperkte tijd heeft een docent eigenlijk niet. Zo zijn er talloze voorbeelden van leerkrachten die problemen oplossen buiten werktijden.

Dat klassen steeds groter worden, vergroot de werkdruk op alle terreinen. Tegenwoordig heeft een op de elf klassen meer dan dertig leerlingen, zo blijkt uit onderzoek van het Ministerie van Onderwijs. Volgens de Algemene Onderwijsbond (AOb) betreft het op grote scholen zelfs een op de zes klassen. Wanneer een collega ziek is worden regelmatig leerlingen verdeeld over andere klassen. Aan de docent om die dag 34 kinderen bij de les te houden. Niet voor niets neemt het aantal werknemers in het onderwijs met burn-outklachten toe: een op de vijf, volgens onderzoek van TNO en CBS.

Minder gelijke kansen
'Er waren altijd al verschillen in kansen, maar de verschillen worden de laatste jaren groter', schrijft de inspecteur-generaal van het Onderwijs in het rapport Staat van het Onderwijs 2014/2015. Twee voorbeelden uit het rapport. In 2008 was het verschil tussen kinderen uit kansrijke en kansarme gebieden die naar het hoger onderwijs doorstroomden relatief klein, namelijk 2 procent. In zeven jaar tijd is dit verschil gegroeid naar 9 procent. Ook bij het schooladvies en niveau van instroom in de eerste klas van het voortgezet onderwijs worden de verschillen groter. Voor kinderen met laagopgeleide ouders was het schooladvies vaak al lager dan de uitslag van de eindtoets (-10 procent), maar dit percentage is in de afgelopen vijf jaar verdubbeld. Voor kinderen van hoogopgeleide ouders is het schooladvies juist nog doorslaggevender geworden dan de eindtoets.

De kleine klassenstrijd

Kansengelijkheid, beter onderwijs en een werkbare situatie voor leerkrachten worden bevorderd door kleinere klassen. Om dat voor elkaar te krijgen heeft de SP vorig jaar samen met D66 een initiatiefwet ingediend waarin wordt geregeld dat klassen voortaan niet groter mogen zijn dan 29 leerlingen. Op termijn wordt toegewerkt naar gemiddeld 23 leerlingen. De onderwijsinspectie controleert of scholen zich daar ook echt aan houden. Nu al krijgt een school voldoende budget om ervoor te zorgen dat er voor elke 20 kinderen een docent voor de klas kan staan. Door bezuinigingen en door de vrijheid van schoolbestuurders om het geld anders in te zetten, lukt het op veel plaatsen niet om dit voor elkaar te krijgen. De SP wil juist investeren in de publieke zaak en pleit daarom voor een aanzienlijke stijging van het budget: in het eerste jaar 250 miljoen en op termijn 600 miljoen euro extra per jaar. Afgelopen jaar kreeg dit voorstel nog geen Kamermeerderheid. Na 15 maart zijn er echter nieuwe kansen.

Stop dit lerarenregister

Naast het verkleinen van klassen kan het onderwijs ook worden verbeterd door docenten beter op te leiden. Door een tekort aan leerkrachten staat een steeds grotere groep zonder de juiste bevoegdheid voor de klas. De SP pleit voor een flinke inhaalslag: binnen twee jaar moeten onbevoegde leerkrachten hun papiertje halen. Havo- en vwo-docenten die nog niet universitair geschoold zijn, krijgen de mogelijkheid daartoe binnen enkele jaren alsnog.

Om de lerarenkwaliteit te bevorderen kwam de regering het afgelopen jaar met het voorstel van een lerarenregister. Dit idee is echter zeer omstreden onder leraren. Leerkrachten moeten in het register aangeven wat hun kwalificaties zijn en bijhouden wat zij doen om zich verder te ontwikkelen. De manier waarop het register wordt opgezet stuit op weerstand op de werkvloer, waar wordt gevreesd voor een commercieel circus. Op stopditlerarenregister.nl staat het als volgt: ‘Een lerarenregister dat wordt georganiseerd door de beroepsgroep zelf is het onderzoeken waard. Wij zijn wel tegen dit lerarenregister, dat van bovenaf wordt opgelegd, zonder voldoende draagvlak onder leraren.’ 

De SP steunt hun verzet, leraren weten zelf het beste wat ze nodig hebben om goed onderwijs te kunnen geven. Maar niet alleen de vermarkting van hun eigen opleiding moet worden gestopt. Goed onderwijs moet altijd centraal staan. Daarbij is het belangrijk om onderwijsinstellingen kleinschalig te houden, met een dienstbare schoolleiding. De SP pleit ervoor dat de medezeggenschapsraad de directie bij slecht functioneren weg moet kunnen sturen.

Goed én toegankelijk

Niet alleen de zeggenschap over, ook de toegankelijkheid van het onderwijs staat steeds meer onder druk. Zo is op veel scholen nog steeds sprake van een zogenaamd ‘vrijwillige’ ouderbijdrage, ondanks jarenlang verzet hier­tegen van de SP. Ook hangt de vraag of jongeren gaan studeren steeds meer af van de dikte van de portemonnee van de ouders. Bij de introductie van het schuldenstelsel trok het Nibud gelijk aan de bel: studenten zouden voortaan tot hun zestigste hun studieschuld moeten afbetalen. Begin vorig jaar bleek uit de Monitor Beleidsmaatregelen van het Ministerie van Onderwijs dat steeds meer jongeren met laag­opgeleide ouders afzien van een studie. Onder hen daalde het percentage inschrijvingen met maar liefst 15 procent. Ook selectie aan de poort draagt verder bij aan deze tweedeling, doordat al ontstane verschillen in onderwijskansen er verder door worden vergroot. Hoogste tijd dus om beide maatregelen af te schaffen, en te zorgen voor een fatsoenlijke studiebeurs.

Belangrijke bronnen

Staat van het Onderwijs 2014-2015

Kleinere klassenstrijd

De Correspondent

NPO radio 1

SP-verkiezingsprogramma Pak de macht