Tribune 2/2011 :: Jan Marijnissen in gesprek met Wouke van Scherrenburg
Over journalistiek en politiek, journalisten en politici, de focus en de tijdgeest
‘Links, rechts, conservatief, progressief; ik kan er niks mee’
Ze is al jaren niet meer beroepsmatig bezig met journalistiek. Maar journalist is ze nog steeds, in hart en nieren. Met een scherp oog en oor aanschouwt ze de wereld, de politiek en haar voormalige collega’s. ‘De goede journalist ziet het als zijn plicht de maatschappelijke ontwikkelingen tijdig te onderkennen en dan vervolgens iets met die kennis te doen. Oók als dat niet mainstream is.’
Tekst: Jan Marijnissen Foto's: Bas Stoffelsen
We treffen elkaar bij Schlemmer in Den Haag, een bekend etablissement in de hofstad. De foto’s maken we terwijl de natte sneeuw alles wit maakt. Ik heb de zolderkamer afgehuurd. Koffie, water en wijn zijn onder handbereik, een asbak wordt aangereikt. Een openhartig gesprek.
Welke krant sla je nooit over?
‘De Volkskrant.’
Welk opinieweekblad is onmisbaar voor je?
‘Elsevier en Vrij Nederland beide, voor het evenwicht.’
Welke actualiteitenrubriek op radio en tv wil je per se zien?
‘Nieuwsuur en Pauw & Witteman; Radio 1, BNR en ’s avonds Radio 4.’
Wat doe je op het moment?
‘Ik doe eens in de maand een politiek café in Doetinchem. Echt een droom die uitkomt.
Het draait goed. En verder dagvoorzitterschappen, debatten leiden, lezingen, gastcolleges en radiopanels.’
Je woont tegenwoordig in Frankrijk.
‘Ja, deels in Frankrijk, deels in Doetinchem. Ons huis in Frankrijk staat te koop.’
Hoe zat dat nu met D66? Er was toch sprake van dat je voor die partij in de Tweede Kamer zou komen?
Ze glimlacht en slaakt dan een zucht. ‘Via de mail heb ik eens bij een D66’er opgeworpen dat dat misschien niet zo’n slecht idee was. Er volgde een gesprek met Alexander Pechtold. Maar toen het bekend werd, zei iedereen die iets om mij geeft: Wouke, wat doe je nou? Eerst thuis, toen goede vrienden, en toen nog ene Jan Marijnissen. Ik weet nog dat je zei: “Mens, laat je toch niet nog eens vier jaar uitwonen.” Ik heb ervan afgezien, ook omdat de aard van het werk als Kamerlid me niet echt ligt.’
Spijt?
‘Nee, totaal niet.’
Je twittert. Waarom?
‘Het ligt eraan wie je volgt. Als je de voor jou nuttige personen volgt, ben je steeds snel en goed op de hoogte. En je kunt natuurlijk met gelijkgestemden discussiëren en hartelijk lachen om iets. En verder, ik heb veel volgers (meer dan 10.000 –JM), en daar zitten ook mensen bij die heel anders denken dan ik. Ik wil van hen bijvoorbeeld weten waarom ze zo boos zijn op links, of waarom zo bang, of waarom ze denken dat Geert Wilders de verlosser is.’
Aan welke kenmerken moet een goed journalist voldoen?
‘Een journalist moet op de eerste plaats ontzettend nieuwsgierig zijn en zich altijd blijven verbazen. Zo niet, dan word je cynisch. Zeker bij journalisten die zich focussen op één terrein, zoals parlementaire journalisten, is dat gevaar levensgroot aanwezig. Weer een debat waarvan je vooraf weet dat het weer niets oplevert, je kent dat wel. Denk aan de talloze debatten over de WAO, over de Betuwelijn. En toch vind ik dat je je als journalist elke keer weer moet oppeppen, ook van Kamerleden mag dat verwacht worden. Een ander gevaar is dat je je laat inkapselen. Het is raar, want sinds ik uit Den Haag weg ben, heb ik het gevoel dat ik vrijer denk, breder kijk en opener sta voor de diversiteit van opvattingen. Het is dus een ingewikkelde tegenstelling: je moet focussen om je werk goed te kunnen doen, maar je mag je niet opsluiten of afsluiten van de rest van de wereld. En tot slot moet een journalist niet vies zijn van hard werken. Je bent vierentwintig uur per dag journalist.’
Wat is het referentiekader van een journalist? De collega’s?
‘Op zich is het helemaal niet erg wanneer een goede journalist jouw werk als journalist becommentarieert. En voor de rest, iedereen heeft natuurlijk naast zijn werk ook een sociaal netwerk van familie, vrienden en kinderen. Het gaat erom dat je je ervan bewust bent dat de noodzakelijke focus op je werk kan leiden tot een gemankeerde visie op de wereld buiten je eigen bestaan. Als je je daarvan bewust bent, dan kun je er ook wat aan doen.’
Je bent zo’n twintig jaar geleden begonnen als parlementair verslaggever. Is er veel veranderd?
‘Meest in het oog springend is misschien wel het enorm toegenomen aantal journalisten. Wat niet meteen wil zeggen dat daardoor nu alles beter is. Kijk, nu hebben we de hele dag journaals op tv. En natuurlijk willen zij daar het nieuws heet van de naald brengen. Dat legt een enorme tijdsdruk op het werk. Vroeger kon je bij Den Haag Vandaag een groot deel van de dag werken aan een item dat ’s avonds laat werd uitgezonden. Voor enige reflectie is nu bijna geen tijd, althans niet voor de journalisten die voor radio, tv of de dagbladen werken.’
Maar die versnelling van het nieuws heeft dan dus ook effect op de politicus.
‘Zeker. Er komt een rapport uit, van de politicus wordt verwacht dat hij in no time kan reageren op de conclusies van dat rapport. Kan hij dat niet, dan heeft hij pech: dan gaat iemand anders voor. Zo houden politici en journalisten elkaar in een wurggreep, wat ertoe kan leiden dat over de hele linie de kwaliteit minder wordt. Ik denk ook dat de enorme vloed aan spoeddebatten, Kamervragen en emoties hiermee te maken heeft. De journalist slaat erop aan en de politicus weet: hier scoor ik mee.’
Toen jij begon waren er hier een of twee camera’s, nu lopen er acht of meer rond in de wandelgangen.
‘Het is heel goed geweest dat door de komst van RTL Nieuws het monopolie van de NOS werd doorbroken. Zo houd je elkaar scherp. En dat is nodig, want gemakzucht ligt altijd op de loer. Maar nu zijn het er wel wat veel geworden, omdat zowat elk programma denkt zijn eigen verslaggever hier te moeten hebben.’
Wat heb jij veel moeten wachten in je leven. Wachten op een minister tot hij genegen was je te woord te staan. Bij formaties stond je dan vaak ook nog buiten, weer of geen weer.
‘Ik heb dat nooit erg gevonden. Ik weet dat er veel over geklaagd wordt, maar niet door mij. Liever buiten wachten, maar dicht bij waar het echt gebeurt, dan een Algemeen Overleg bijwonen (een vergadering van een commissie van de Tweede Kamer –JM).’
Oké, maar omdat het daar the place to be was, stond je er nooit alleen. Hoe kwam je dan aan je unieke quote?
‘Je afzonderen van de kluwen en met de persoon in kwestie mee oplopen. Maar ja, op een gegeven moment had iedereen die truc door.’
Bij de formatie hebben ze op een gegeven moment gezegd: we houden voortaan binnen een persconferentie, op een vooraf afgesproken tijdstip. Een vooruitgang?
‘Ik vind het niks, zo sfeerloos. Daar staan dan drie van die heertjes, jij zit op een stoel, de camera’s netjes opgesteld: de sfeer is totaal weg en daarmee ook het element van verrassing. Ik vertikte het en bleef gewoon buiten wachten om het op mijn eigen manier te kunnen doen.’
Je hebt niet op een School voor Journalistiek gezeten. Wie heeft je de kneepjes van het vak bijgebracht?
‘Nou, toch vooral door vallen en opstaan en kritisch naar jezelf kijken. En je leert natuurlijk van hoe collega’s het doen, en ook van wat zij over jou zeggen. Op enig moment krijg je door al je ervaring voldoende zelfvertrouwen om op je gevoel af te gaan, je gevoel zo-moet-het.’
‘Stel je voor dat er geen journalistiek zou zijn’
Geef je je kennis en ervaring door? Geef je les aan aankomende journalisten?
‘Ja. Ik geef gastcolleges aan studenten journalistiek. Ik ben onder de indruk van hun enthousiasme: waar ze mee komen, al die ideeën. Ik vind het geweldig om te doen. Ik zie het absoluut niet somber in met die nieuwe generatie vakgenoten.’
Hoe belangrijk is de kritische journalistiek voor onze samenleving, voor onze democratie?
‘Stel je voor dat er geen journalistiek zou zijn.’
Oké, doe ik, en wat dan?
‘Wie zou er nog de macht controleren?’
Het parlement.
‘En wie controleert het parlement?’
Het volk.
‘En hoe komt het volk te weten wat het parlement allemaal wel of niet doet, en waarom? De kritische journalistiek is essentieel voor het goed functioneren van de democratie. Kijk naar wat Berlusconi doet in Italië. Met kneveling van de vrije pers is de democratie stapje voor stapje krachtelozer en dus betekenislozer geworden.’
Kun je stellen dat de infrastructuur van de kritische journalistiek primair gevormd wordt door de schrijvende pers?
‘Ja.’
Moeten we ons dan geen grote zorgen maken omdat er steeds meer titels verdwijnen? Steeds meer kranten komen in steeds minder handen. Overal worden journalisten ontslagen.
‘Vooral de lokale en regionale kranten hebben het erg moeilijk, door een verouderend lezersbestand. De journalistiek moet echter ook naar zichzelf kijken. Ik heb soms de indruk dat men wat lui is. Zo mis ik de onthullende verhalen. Ze moeten zorgen dat ze wat spraakmakender worden. Laat de journalisten op zoek gaan naar de achtergronden, laat ze ons vertellen hoe het echt zit. Meer zelf onderzoeken en onthullen in plaats van persberichten overschrijven. Soms denk ook ik weleens: waarom zou iemand dit lezen?’
Oké, maar wordt door die concentratie de pluriformiteit niet minder?
‘Zeker, die vermindert. Maar zolang we niet in Italiaanse toestanden vervallen, waarbij elke kritische zender door Berlusconi de nek wordt omgedraaid, valt het allemaal nog wel mee. Bovendien, we hebben nu de social media. Er zijn veel goede bloggers.’
‘We kijken allemaal zo verschrikkelijk makkelijk weg’
En plotseling is daar Wikileaks.
‘Ik ben een enorme voorstander van vrijheid van meningsuiting. Kijk nou naar die beelden van die luchtaanval op journalisten en anderen in Irak. Zonder Wikileaks hadden we daar geen weet van gehad. We hebben weer eens kunnen zien dat oorlog per definitie betekent dat er smerige handelingen plaatsvinden. Soldaten, vaak nog heel jong, komen in een vreselijke omgeving terecht. Probeer jij dan maar eens je mooie karakter overeind te houden. Een mission impossible. Het is één grote hypocriete bedoening.
Nadien ben ik Wikileaks blijven volgen. En nu dan de openbaring van maar liefst 250.000 geheime documenten. Met één druk op de knop zijn al die documenten voor de hele wereld beschikbaar. Zie hier de enorme macht van internet. De VS hebben Julian Assange nu zo’n beetje tot staatsvijand verklaard. Ik vind dat een veel te verkrampte reactie, zeker nu ze zijn leveranciers zoals MasterCard onder druk zetten om hun relatie te beëindigen.’
Er wordt gezegd: allemaal mooi en wel, maar waar blijft de vertrouwelijkheid?
Verontwaardigd: ‘Wat een onzin. Ambassades vinden wel andere wegen waarop ze kunnen communiceren. En inderdaad, ze zullen veel zorgvuldiger moeten worden. Door zichzelf zo in de rol van slachtoffer te manoeuvreren geven de Verenigde Staten niet bepaald een vertrouwenwekkend beeld van zichzelf.’
Legt Wikileaks ook het falen van de journalistiek bloot?
‘Nee, want Wikileaks doet geen journalistiek werk. Ze zijn een doorgeefluik. En dat doen ze wel erg slim. Omdat ze zelf niet de capaciteit hebben om journalistieke afwegingen te maken, hebben ze een aantal gezaghebbende kranten over de hele wereld gevraagd hen daarbij te helpen. Heel slim.’
Maar toch. Wordt er door journalisten voldoende research gepleegd?
‘Heel veel is er wegbezuinigd. Je moet het je als krant ook kunnen permitteren om een journalist een half jaar vrij te stellen voor het onderzoeken van één onderwerp. En dat in deze tijden van krapte. Gelukkig hebben we nog Zembla, al slaan ze ook weleens de plank mis, Argos en Brandpunt. De laatste moet nog wel wat groeien, vind ik.’
Den Haag Vandaag is opgeheven. Erg?
Zachtjes: ‘Ja, ja, gelukkig na mijn tijd. Ik zou het er heel erg moeilijk mee gehad hebben. Het is heel geleidelijk gegaan. Naast een correspondent in Parijs of Londen, hebben we er nu een in Den Haag. Was er vroeger een politicus waar iets mee aan de hand was, dan zat hij bij ons aan de desk. Nu doet ‘Hilversum’ dat. Ik vind dat jammer. Maar dat is mijn persoonlijke mening. De kijker zal het worst zijn wie zo’n interview doet.’
Houden journalisten elkaar voldoende scherp?
‘Op vriendelijke toon, dat wel, want het is nooit leuk door een collega gecorrigeerd te worden. Op de redactie van Den Haag Vandaag, onderling dus, kon het er weleens flink hard aan toe gaan.’
Neemt de journalistiek ook zichzelf voldoende de maat?
‘Nee, dat geloof ik niet. Daarvoor hebben we te veel gemist. Ik ook. Kijk naar de revolte ten tijde van Fortuyn. Weinigen in de journalistiek hebben dat aan zien komen. We hebben gemist wat er werkelijk op de slagvelden van voormalig Joegoslavië gebeurde. We hebben gemist dat er inderdaad veel overlast is als gevolg van kleine, niet geïntegreerde Marokkaantjes. We hebben de haatzaaiende imams gemist. Ik kan zo nog wel even doorgaan.’
Hoe kan dat?
‘Wegkijken. We kijken allemaal zo verschrikkelijk makkelijk weg. Een goede journalist hoort dat niet te doen.’
Hoe staat het met het zelfreinigend vermogen?
‘Tsja. Je hebt de Raad voor de Journalistiek, daar kun je klachten indienen. Maar dat stelt allemaal niet veel voor. Ik ben nu dat boek van Bosma aan het lezen, de ideoloog van de PVV. Hij haalt daarin vreselijk uit naar de media: allemaal linkse kerk, vooringenomen en dus waardeloos. Je kunt over dat verwijt wel schamper doen, maar ik denk dat het beter is serieus naar de achtergrond van dat verwijt te kijken, ook al weet je dat hun kritiek voor een belangrijk deel voor de bühne is.’
En wat is je conclusie?
‘Je moet als journalist je constant bewust zijn van het feit dat je een eigen subjectieve, inhoudelijke opvatting hebt. De kunst is die opvatting zo min mogelijk een rol te laten spelen. Ik heb het geluk getrouwd te zijn met een politieman die de wereld van de volkswijken kent. Vanaf de jaren tachtig maakt hij mij duidelijk: dit gaat niet goed. Ik doel op twee Turkse dorpen die aan het ontstaan waren in onze toenmalige woonplaats.’
Je zei net dat de journalistiek te veel gemist heeft. Maar juist kritische journalisten zouden toch maatschappelijke ontwikkelingen als eersten moeten zien en kunnen duiden?
‘Zeker, dat ben ik helemaal met je eens.’ Ze denkt na. ‘Ik denk dat het ’m toch zit in die focus, in combinatie met de werkdruk, het gebrek aan tijd. Je moet je steeds afvragen: ga ik niet te veel mee in de heersende flow? Want daarom hebben velen niet in de gaten gehad dat een hele middenklasse – zeg maar ‘Henk en Ingrid’ – verweesd was geraakt. De goede journalist ziet het als zijn plicht de maatschappelijke ontwikkelingen tijdig te onderkennen, en dan vervolgens iets met die kennis te doen. Oók als dat niet mainstream is.’
Daar is moed voor nodig.
‘Ja. Je loopt het risico weggehoond te worden, verguisd te worden, geëxcommuniceerd te worden. Te vaak winnen de mensen die als referentiekader hebben: een goede opleiding, goedbetaald werk, een fijne wijk zonder problemen.’
Vind je dat het werk als journalist ook een moreel aspect heeft?
‘Ja, zeker. Net als voor een politicus, mag ik hopen. De moraliteit voor een journalist is dat hij verplicht is zich – desnoods tegen de stroom in – onafhankelijk op te stellen. Maar ik zeg eerlijk: dat is zo verrekte moeilijk. Het is zo moeilijk om als het ware uit de tijdgeest te stappen en echt onafhankelijk te denken en te zijn. Je bent toch een product van je verleden en je omgeving.’
Bestaat er naast het recht van vrije meningsuiting ook een plicht om te spreken, als de feiten daar aanleiding toe geven?
‘Volmondig ja.’ Lachend: ‘Ik kan sowieso mijn mond niet houden en moet steeds overal een mening over ten beste geven.’
Wat was tijdens jouw loopbaan als journalist de belangrijkste gebeurtenis?
‘De opkomst van Pim Fortuyn en de denigrerende reacties daarop door de concurrenten.
Ik heb Janmaat nog meegemaakt in de Kamer. Ik zeg het eerlijk: ik vond ’m een klootzak, in de omgang onuitstaanbaar. En toch. Ik was verbijsterd over het feit dat de Kamer leegliep wanneer hij het woord kreeg. Echt verbijsterd. Die man is een gekozen volksvertegenwoordiger. En hoe de toenmalige voorzitter Dolman hem bejegende. Ik vond het krankzinnig.
Datzelfde ongemak zag je bij de opkomst van Fortuyn. Terwijl zijn opkomst toch echt een gevolg was van de gezapigheid van Paars II. Ik voelde in die tijd een bepaalde onbestemdheid, onrust, en plotseling was daar Fortuyn. En net als iedereen was ook ik verbijsterd. Wat gebeurt hier?’
Grappig. Iedereen heeft het idee dat jullie op voet van oorlog met elkaar verkeerden.
‘Helemaal niet. Iedereen herinnert zich ons gesprekje bij de auto na het Erasmus-debat, maar dat was voor de camera en de mensen thuis. In werkelijkheid was ik verheugd over zijn opkomst: eindelijk iemand die de boel komt opschudden. Ik begon weer lol in mijn werk te krijgen. Wauw.’
Maar Pim Fortuyn werd doodgeschoten. Zijn LPF kwam met maar liefst 26 zetels in de Kamer.
‘Dat was precies het tegenovergestelde. In één woord: vreselijk. Kijk, één ruzie is leuk, maar het drama dat zich in en rond die fractie afspeelde was vreselijk. Dan sta je daar weer omdat in een paar maanden tijd de vierde fractievoorzitter gekozen moet worden. Om half tien ’s ochtends voor een dichte deur waarachter een stelletje idioten de politiek te schande maakt. En dan die Heinsbroek en Bomhoff. Ik had het er helemaal mee gehad. Stonden ze daar een toneelstukje op te voeren. Nee, alles was koek en ei… Terwijl iedereen wist dat de stoelen door de kamer waren gevlogen. Ik had toen voor het eerst in Den Haag het gevoel: ik moet kotsen. Vooral omdat ik van de Haagse politiek houd. Dit was het gedrag van proleten.’
Was het een noodzakelijkheid dat het zo zou aflopen?
‘Ja, met deze mensen wel.’
Wat is er nog meer veranderd in die afgelopen twintig jaar?
‘De vergroving van het taalgebruik. Ik zei al: ik hou van de democratie, ik hou van de Kamer. Ik vind dat daar bepaalde egards bij horen. Schelden en grof taalgebruik horen daar niet bij. Kijk, dat ‘effe dimmen’ vond ik prima. Zoiets floept er dan uit. Geen probleem. Maar als je niet wilt dat het volk al het vertrouwen in de politiek verliest, houd dan in ieder geval het decorum netjes. Voor mij hoeft dat formele gedoe en dat wollig taalgebruik ook niet, maar neem wel de grenzen van het fatsoen en wederzijds respect in acht.’
‘Rutte, Wilders en Verhagen hebben iets samen, door de gezamenlijke haat tegen links, vooral tegen de PvdA’
Verklaar het succes van Wilders.
‘Hij dankt zijn succes aan het gebrek aan aandacht voor de middenklasse de afgelopen jaren. Zijn succes stoelt ook op de angst die er breed leeft: de angst voor je baan, de angst voor de islam en vreemde culturen. Mensen zijn onzeker geworden. Ik spreek weleens met PVV-stemmers. En wat blijkt? Ze ergeren zich aan een advocaat die weigert op te staan voor de rechtbank; scholen die het Sinterklaasfeest niet meer durven te organiseren; scholen waar besloten wordt om toch maar geen kerstboom te plaatsen. Dat is natuurlijk ook onzinnig. Deze voorvallen worden breed uitgemeten in de pers. En daardoor hebben mensen het gevoel dat hun identiteit wordt bedreigd. Wilders benoemt dat – en voeg daarbij de verontwaardiging over hoe hij moet leven met al die beveiliging, dan is daarmee zijn succes verklaard.’
Ze noemen hem een populist.
‘Met al die termen kan ik helemaal niks. Links, rechts, conservatief, progressief; ik kan er niks mee.’
Hoe slaagt Wilders erin om al vijf jaar lang onafgebroken het nieuws te beheersen?
‘Omdat hij met nieuws komt, of omdat het nieuws is hoe zijn tegenstanders – vaak onhandig – op hem reageren. Ik geef toe dat ik het soms ook niet snap. Wilders gaat naar Engeland, terwijl hij weet dat hij er niet in komt. Een heel vliegtuig vol journalisten en cameramensen begeleidt hem. Wilders heeft zich een kriek gelachen.’
De politiek is de afgelopen jaren onmiskenbaar persoonlijker geworden. Is dat erg?
‘Nee, en bovendien in dit radio- en tv-tijdperk onvermijdelijk. Stel je hebt een goede boodschap maar je mist uitstraling, charisma, en praat slecht: dan landt die boodschap ook niet goed. En ik vind het niet erg, omdat de boodschap en de persoon overeen moeten komen. Geen dubbelhartigheid.’
Maar nu stuurt RTL een brief naar alle Kamerleden met de vraag: bent u ooit veroordeeld?
‘Dat vond ik wel gemakzuchtig. Maar dat werd natuurlijk veroorzaakt doordat sommige Kamerleden, in het debat over de PVV’ers die in de fout zijn gegaan, het gevoel gaven van zichzelf te vinden dat ze moreel superieur zijn. Als reactie daarop vond ik die actie van RTL wel sympathiek.’
Maar moeten we dan van ieder Kamerlid zijn doopceel gaan lichten?
‘Ik heb me nooit geïnteresseerd in het privéleven van kamerleden. Mensen moeten in die sfeer helemaal vrij zijn te doen en te laten wat ze willen. Iets anders wordt het wanneer ik de lieve Bas van der Vlies een hoerenkot uit zie lopen. Dan is dat nieuws, want dan blijkt dat alles wat hij predikt een leugen is. Zo ook de PVV: ze preken law and order, maar dan kun je niet als politieagent buiten diensttijd maar met een slok op met honderd kilometer per uur door een woonwijk scheuren. En dan ook nog een controle van je collega’s ontwijken.’
Het lijkt erop dat rechtse partijen beter in staat zijn tot samenwerking dan linkse partijen. Hoe komt dat?
‘Nu is dat zeker het geval. Het ligt heel erg aan de menselijke factor, hoe liggen mensen elkaar. Het is dus geen uitgemaakte zaak dat het altijd zo zal blijven. En dan is er de overeenstemming. De drie rechtse partijen hebben één belangrijk gemeenschappelijk kenmerk: hun diepe haat tegen links. Onderschat niet hoe ongelooflijk bindend dat is: de verschrikkelijke afkeer van met name de PvdA. Zo heb ik nooit een CDA’er ontmoet die eens een keer iets positiefs zei over de PvdA. Altijd alleen maar kankeren, ook wanneer ze samen in de regering zaten. En links, ja, je weet zelf dat er een tijd was – onder Melkert – dat PvdA’ers nooit en te nimmer vóór een motie van de SP mochten stemmen. Ze hebben jullie alleen maar als concurrent gezien, en veel minder als een kans om samen een vuist te maken. Kijk dan eens hoe nu de VVD’er Rutte en Wilders, nota bene een dissident uit de VVD, samen optrekken. Rutte, Wilders en Verhagen hebben iets samen. Dat zie je al op kilometers afstand. Dat dat op links niet kan: ik snap het niet.’
Wouke van Scherrenburg is in 1946 in Ede geboren. Als twintigjarige startte ze haar journalistenloopbaan, als freelancer. Ze koos voor het vak nadat een kennis haar had gevraagd eens een column te schrijven – dat ging haar goed af. In 1978 ging ze werken voor de Arnhemse Courant, daarna voor de Gelderlander en, tot ze overstapte naar de tv, voor VNU-dagbladen. In 1989 ging ze werken voor Den Haag Vandaag. Vanaf dat moment was ze een nationale bekendheid. In 2004 nam ze afscheid van Den Haag. Op tv bleef ze nog wel: door deelname aan programma’s en interviews bij Het Gesprek.
Begonnen als verslaggever van raadsvergaderingen in Wageningen en geëindigd als verslaggever van de belangrijkste debatten in de nationale politiek; al die tijd zijn passie voor het vak, inzet en vasthoudendheid haar handelsmerk geweest. Den Haag Vandaag-collega Pim van Galen: ‘Je werkt hard, je hebt te maken met tegenslagen, maar je zeurt nooit. Dát is Wouke.’Ze schreef twee boeken: Vrouwen op het Binnenhof en Mannen op het Binnenhof (Archipel, 2006, 2007).
Inhoud
- Afghanistan: ‘Nieuwe missie brengt geen vrede, maar verlengt oorlog’
- Jan Marijnissen in gesprek met Wouke van Scherrenburg
- Verkiezingen: 2 maart: een dag van protest
- Het grootste studentenprotest sinds de jaren tachtig: Er is er een karig
- Column Emile Roemer: Bergen verzetten
- Column Jan Marijnissen: 2 maart: Dag van Protest
- Arabische volksopstand
- Huurdersprotest
- Paul Ulenbelt leest: Bijzondere werknemers
- Linksvoor: Tuur Elzinga