Spanning december 2011 :: Energiebeleid en geopolitiek
Energiebeleid en geopolitiek
Blijde gezichten bij aanleg van de Nord Stream
Foto: Nord Stream AG
Het energieverbruik blijft stijgen en we raken in toenemende mate afhankelijk van buitenlandse energiebronnen, terwijl investeringen in duurzame energiebronnen zoals zonne-energie tekortschieten. Welke beleidskeuzes er gemaakt worden op het gebied van energie heeft niet alleen invloed op onze energierekening en het milieu. Zo maakt de keuze voor fossiele brandstoffen in plaats van duurzame energie de wereld kwetsbaar voor oorlogen en conflicten.
Tekst: Karel Koster
Onze geïndustrialiseerde maatschappij is in hoge mate afhankelijk van energie, die vooral afkomstig is uit fossiele brandstoffen. De bron en de aanvoer van die brandstoffen hebben niet alleen invloed op het milieu en de energie-rekening van de burger maar zijn tegelijkertijd een zaak van buitenlands beleid. Zeker als aan de energiebehoefte niet in eigen land kan worden voldaan. Daarin worden keuzes gemaakt. Hoogleraar Milieukunde Lucas Reijnders heeft in het Financieel Dagblad van 16 mei 2011 de keuzes van de regering ter discussie gesteld. Hij betoogt dat het de hoogste tijd is om de grote afhankelijkheid van aardolie en aardgas van de landen rond de Noordzee te verminderen ten bate van duurzame energiebronnen, zoals zonne-energie. Niet alleen vanuit milieu-overwegingen, hij verwijst ook naar de eindigheid van de voorraden fossiele brandstoffen en de toegenomen afhankelijkheid van het buitenland. Omdat het tientallen jaren duurt om op andere systemen van energievoorziening over te schakelen, moet daar nu mee worden begonnen. Ook het Internationaal Energie Agentschap pleit, in het jaarrapport World Energy Outlook 2011, voor een sterke vermindering van de afhankelijkheid van fossiele brandstoffen.
Nederlands energiebeleid
Het pleidooi van Reijnders lijkt aan dovemansoren gericht: het kabinet heeft ingezet op een economische structuur die in de afzienbare toekomst afhankelijk blijft van olie en gas. Symbolisch daarbij zijn de frivole nadruk op de verhoging van de maximumsnelheid op Nederlandse wegen naar 130 kilometer per uur en de afbraak van het openbaar vervoer. Zulke stappen veronderstellen de voortgezette aanvoer van fossiele brandstoffen, die het leeuwendeel uitmaken van het energiegebruik. Als we de ontwikkeling in het nabije verleden bekijken dan constateren we een toename in slechts een jaar van het gebruik van vooral olie en gas.
Tabel 1. Ontwikkeling energieverbruik in 2010
(verandering in % t.o.v. 2009)
Bron: cbs.nl
De binnenlandse productie van aardgas zal in de komende jaren wegvallen, terwijl de afhankelijkheid van geïmporteerde olie blijft voortbestaan. Dat maakt de aanvoer van deze energiedragers nu en in de toekomst een zaak van staatsbelang, een hoeksteen van het buitenlands beleid en dus ook een strategisch doel voor de krijgsmacht.
De waarschuwing over de eenzijdigheid in de energievoorziening komt niet als een verrassing. Eind 2005 constateerde de Energieraad, een adviesorgaan van de regering, in het rapport ‘Energiek buitenlands beleid’ al: ‘…dat de energievoorzieningszekerheid kan worden bedreigd door het kwetsbaarder worden van de aanvoerroutes (zeetransport en pijpleidingen). Er kan een moment komen dat militaire middelen moeten worden ingezet om deze routes te beschermen teneinde een ongestoorde aanvoer te verzekeren.’ Aanbeveling 6 van de raad was dan ook: ‘Wees bereid zo nodig een bijdrage te leveren aan de militaire bescherming van internationale transportroutes.’
In de ‘Verkenningen’, het in 2010 gepubliceerde onderzoek van de Nederlandse staat naar het type krijgsmacht dat Nederland de komende decennia nodig heeft, worden logischerwijs ook de mogelijke crises en conflicten bekeken waarin Nederland betrokken kan raken. Die hebben veelal te maken met cruciale belangen en ook daar staat ‘energiebronnen’ hoog op de lijst. De rapporteurs stellen: ‘Het schaarstevraagstuk doet zich het meest indringend voor bij fossiele brandstoffen, in het bijzonder aardolie en aardgas, wegens hun nog altijd overheersende belang voor de energieopwekking.’
Het gaat dus om een zaak van nationaal lange-termijn-belang en niet alleen om het beleid van de huidige regering. Naar deze lange-termijnoriëntatie wordt in het nieuwe Strategisch Concept van de NAVO, aangenomen tijdens de top in Lissabon in november 2010, ook verwezen. In paragraaf 13 van dat concept wordt het belang van de internationale handelsroutes, onder andere voor energieveiligheid, benadrukt. Volgens een eerder artikel in het blad Atlantisch Perspectief zouden er zelfs jaren geleden al afspraken zijn gemaakt tussen de NAVO en de oliemaatschappijen om olie-installaties te beschermen1. Als opeenvolgende Nederlandse regeringen ervoor kiezen om die buitenlandse afhankelijkheid in stand te houden dan wordt dit steeds meer een zaak van internationale concurrentie en conflict. Het onderwerp wordt per definitie een thema voor de geopolitiek (zie kader).
Na de Koude Oorlog
Het einde van de Koude Oorlog bracht grote veranderingen in de internationale politiek en dus ook in de geopolitieke verhoudingen met zich mee. De opkomst van sterk industrialiserende staten (zoals China en Brazilië) betekende een enorme groei in de vraag naar energie, met name olie en gas, en dus een zoektocht naar bronnen naast de bestaande, waaronder die in Iran en Irak, Centraal-Azië, Venezuela, de kust van West-Afrika, Brazilië. Als de aanvoerroutes over zee lopen, dan is de doorvaart afhankelijk van de marines die die routes beheersen. Dat betekende dat de contracten met de leverancier, bijvoorbeeld die van Iran en China, afhankelijk waren van de bereidheid van de Verenigde Staten om zich aan internationale verdragen over vrije doorvaart te houden. Dat is een positie die onaanvaardbaar is voor China, dat overging op enerzijds diversificatie – olie uit Soedan halen bijvoorbeeld – en het opbouwen van een eigen marine om haar energie-aanvoer te garanderen.
Dit type concurrentie is op veel locaties aan de gang en draagt de kiem in zich van toekomstige oorlogen, mochten er tekorten ontstaan. Zo’n situatie is precies die welke voorzien wordt door de analisten die aanhangers zijn van de Peak Oil-theorie. Volgens hen zijn de winbare voorraden olie en gas beperkt en al voor de helft gewonnen. In de nabije toekomst zullen dus tekorten ontstaan, gezien de voorspelbare groei van de vraag. Het Internationaal Energie Agentschap verwacht dat de totale energiebehoefte met 36 procent zal stijgen tussen nu en 20352.
De Peak Oil-analyse is omstreden, maar wordt klaarblijkelijk door de Duitse regering wel serieus genomen. Begin 2011 lekte een in 2010 gemaakt analyse van het Zentrum für Transformation van het Duitse leger uit, waarin de verwachting wordt uitgesproken dat er tekorten gaan ontstaan3. Of deze analyse de basis is van Duits beleid is onduidelijk, maar het is zeker zo dat Duitsland al jaren bezig is om een directe energierelatie op te bouwen met Rusland, tot groot verdriet van de Atlantici in Berlijn4. Op 8 november jl. werd deze relatie symbolisch bezegeld door het opendraaien van de Nord Stream-gaskraan door een aantal Europese regeringsleiders. Aanwezig waren niet alleen de Duitse kanselier Merkel en President Medvedev, maar ook Premier Rutte.
De draai naar Rusland
De basis voor deze oriëntatie heeft alles te maken met de afname van de eigen gasvoorraden terwijl de vraag blijft stijgen. Zo werd in 2009 geschat dat het verbruik van gas in de hele EU tussen 2010 en 2030 zou stijgen van 0,58 naar 0,73 triljoen kubieke meter per jaar. Tussen 2005 en 2030 zou de afhankelijkheid van geïmporteerd gas groeien van 41 procent naar 74 procent5. Rusland heeft de beschikking over ongeveer 25 procent van de wereldgasvoorraden. De al jaren bestaande Duitse economische oriëntatie op Rusland is sinds dit jaar versterkt, omdat de Duitse regering – onder electorale druk vanwege de nucleaire ongelukken in Japan – heeft besloten om af te stappen van kernenergie. Al tijdens de Koude Oorlog leverde Rusland, via pijpleidingen die door Centraal-Europa lopen, gas aan Europa. Afgelopen zomer was het aandeel van het Russische staatsconcern Gazprom in de Europese gasmarkt 23 procent6. Het belang van die leveranties bleek in januari 2006 en 2009 toen de aanvoer stokte als gevolg van conflicten tussen Rusland en de Oekraïne en Wit-Rusland. Hierdoor kwamen grote delen van Europa in de winter zonder energie te zitten.
Hoewel er pogingen werden ondernomen om een gezamenlijke EU-energiepolitiek te ontwikkelen, zijn de bilaterale stappen van Rusland met de afzonderlijke EU-lidstaten beslissend. Ondanks pogingen tot diversificatie, zoals de aanvoer van vloeibaar aardgas met tankers uit andere landen, is de afhankelijkheid van Rusland – vertegenwoordigd door de Russische energiegigant Gazprom – in feite vergroot. Er is een versterkte oriëntatie van Duitsland op de Russische aanvoer, door deelname aan het aanleggen van gasleidingen door de Oostzee (Nord Stream). De Nederlandse Gasunie, neemt ook deel aan dit project, via een contract met het Russische staatsgasbedrijf7. In zuid Europa neemt het Italiaanse bedrijf ENI deel aan een Russische pijpleiding via de Zwarte Zee (South Stream). Deze laatste aanvoer omzeilt de voor Rusland lastige Oost-Europese landen en neutraliseert het EU/VS Nabucco-project – een twijfelachtige en onrendabele poging om gas aan te voeren buiten de Russische pijpleidingen om. Het eerste deel van Nord Stream wordt opgeleverd in het najaar van 2011, gevolgd door een tweede leiding in 2012. Het begin van South Stream-leveranties wordt voorzien in 2015.
Zo’n grote afhankelijkheid van buitenlandse energie heeft gevolgen, zoals de opponenten terecht hebben geconstateerd. Dat kan immers een rol spelen in toekomstig conflicten aan de grenzen van Rusland. Misschien was dat al het geval bij het staken van de pogingen om Oekraïne of Georgië lid te maken van de NAVO.
Nederland doet mee
In het kielzog van de Duitse heroriëntatie volgt ook Nederland. Al in 2007 kondigde minister Verhagen (destijds minister van Buitenlandse Zaken) aan dat Nederland de draaischijf van gasleveranties aan Noordwest-Europa zou worden. Een door Premier Balkenende geleide delegatie zakenlieden (waaronder Shell-vertegenwoordigers) aan Moskou bezegelde deze relatie8.
De belangen van de Nederlandse staat en Shell zijn dan ook nauw verweven: dat bleek uit onthullingen via Wikileaks. Uit een reeks Amerikaanse ambassadeberichten bleek dat die interactie intensief was, bijvoorbeeld door het permanent detacheren van ambtenaren van Buitenlandse Zaken bij Shell9.
Het is terecht om de vraag te stellen of de belangen van Shell wel hetzelfde zijn als die van Nederland. Er speelt immers een scala van internationale belangen voor Shell, waarvan de benzineprijs in Nederland – zeer belangrijk voor de Nederlanders – er slechts één is. Strakke parlementaire controle is dan ook geboden. Maar ook dat verandert niets aan de fundamentele keuze die door Lucas Reijnders ter discussie is gesteld. Door niet in te zetten op duurzaamheid, komt Nederland terecht in de wereld van de geopolitiek. In laatste instantie betekent dat de bereidheid om onze energiebelangen – in NAVO of ander verband – met stalen vuist te beschermen. Dat is een weg die naar oorlog leidt en niet naar oplossingen.
- Financial Times, 28 juni 2011
- Marcel de Haas, Atlantisch Perspectief, 2007 nr. 5, p. 19
- Der Spiegel, 09 januari 2010
- Die Rohstoffachse ,19 juli 2011, op German-Foreign-Policy.com
- Back to the drawing board for Europe’s energy diversification plans, Petroleum Economist, januari 2009
- Volgens het hoofd van Gazprom Miller, aangehaald in NRC Next, 18 juli 2011
- NRC Next, 7 november 2007, Financieel Dagblad, 14 januari 2011, Nederlands Dagblad, 15 mei 2011
- NRC Next, 7 november 2007
- RTL Nieuws, Nederlands beleid afgestemd op Shell, 1 januari 2011
Geopolitiek en belangen
Geopolitiek is een manier van kijken naar de internationale politiek: de studie van geografische invloeden op cruciale buitenlandse politieke belangen. Voor energie betekent dat de locaties van de energiebronnen en de handelsroutes waarlangs die energiedragers worden vervoerd. Dat zijn veelal de verbindingen tussen de landen waar olie en gas worden gewonnen en de industriecentra. De cruciale vraagstelling is dan wie die verbindingen en bronnen controleert.
De neutrale beschrijving camoufleert immers een machtspolitieke werkelijkheid: al meer dan honderd jaar zijn die vindplaatsen van olie en later gas van groot strategisch belang voor alle geïndustrialiseerde landen. Rond de eeuwwisseling van 1900 betekende dit een harde competitie tussen de grootmachten van toen, om die vindplaatsen of de handelsroutes ernaartoe te beheersen. Daarbij gold in laatste instantie het recht van de sterkste. Dat waren in het Midden-Oosten (de belangrijkste vindplaats van olie) het Britse Rijk en na 1945 de Verenigde Staten. Ook in de eigen Nederlandse koloniale geschiedenis speelde olie een rol. Op de oliebronnen van Nederlands Indië (Indonesië) werd de olie-multinational Shell geboren. En ze waren in de Tweede Wereldoorlog een strategisch doel voor zowel het Japanse en Britse rijk als de Verenigde Staten. De enorme economische groei in de geïndustrialiseerde wereld sinds de Tweede Wereldoorlog heeft ook een immense vraag naar olie en gas met zich meegebracht. Die afhankelijk-heid werd duidelijk tijdens de nasleep van de Oktoberoorlog tussen Egypte/Syrië en andere Arabische landen en Israël in 1973. Een aantal olieleverende Arabische landen koos positie tegen Israël door een olie-embargo uit te roepen tegen haar westerse bondgenoten, waaronder Nederland. Het toenmalige kabinet-Den Uyl reageerde met de autoloze zondag, om brandstof te besparen. In 1980 viel de Sovjet-Unie Afghanistan binnen en kreeg zo de olievelden rond de Perzische Golf binnen handbereik. De Amerikaanse president Carter verklaarde vervolgens dat elke poging van een buitenstaander om de Golfregio te controleren zou worden beschouwd als een aanval op de ‘cruciale belangen van de Verenigde Staten’. Toen tijdens de eerste Golfoorlog tussen Iran en Irak (1980-1988) de doorgang van de tankervaart werd bedreigd, was dit ook een reden voor de westerse landen om gewapenderhand in te grijpen. Ook de invasie van Koeweit door Irak in 1990 werd beschouwd als een dreiging voor de vitale belangen van alle geïndustrialiseerde staten, die daarom onder VN-mandaat een militaire expeditie stuurden om de toegang veilig te stellen.
Het blokkeren van die toegang (vaak over zee, maar ook over land) geldt nog steeds als een casus belli - een oorlogsverklaring. Energiebronnen waren en zijn van zodanig belang dat de toegang ertoe (of het beletten daarvan voor een rivaal) geldt als een van de belangrijkste strategische doelen van de landen met de middelen om dat te bewerkstelligen – zoals een marine.
Inhoud
- Inleiding: Alles draait om Energie
- Energie en klimaat: twee handen op één buik
- Interview met Donald Pols van het Wereld Natuur Fonds
- Van ‘opmaakenergie’ naar duurzame energie
- Verspilde energie of hoe nederland zijn energiebedrijven in de uitverkoop deed – en er niks mee opschoot
- Plan voor een Duurzame en Solidaire Economie in Nederland
- Energiebeleid en geopolitiek
- Nieuwe ontwikkelingen in Griekenland en de eurozone
- Het Rijke Rooie Leven – deel 74: Metal met een boodschap
- Opinie: Het milieuprobleem in een notendop