publicatie

Tribune 10/2010 :: Jan Marijnissen in gesprek met Arnold Heertje

Tribune, december 2010

Over economie en behoeften, onderwijs en wetenschap, mechanism design en social engineering

‘Het gaat om het belang van de mensen nu, straks, overal ter wereld’

Overal in Europa worden giga-bezuinigingen doorgevoerd. Is dat wel goed voor ons? Is de maatschappelijke prijs niet te hoog? Hoe staan we er voor met de euro? Hoe kunnen we de mondiale problemen oplossen? Betekent globalisering per definitie ellende voor de gewone man? Hoe kan het algemeen belang onderdeel worden van economische afwegingen en besluiten? Ik vraag het aan de econoom die bekend staat om zijn pittige stellingnames: emeritus hoogleraar Arnold Heertje.

Tekst: Jan Marijnissen Foto's: Suzanne van de Kerk

We spreken – op verzoek van Heertje – af bij hotel Jan Tabak in Bussum, bij hem om de hoek. Het is een mooie zonnige middag, dus besluiten we buiten te gaan zitten. Met een jas aan kan het nog net. Drie tuinmannen maken de tuin ‘winterklaar’, gelukkig zonder bladblazers. Al wil hij aanvankelijk niet op de foto (‘Allemaal ijdelheid!’), in een goed gesprek heeft mijn gesprekspartner erg veel zin, en ik ook.

Is economie wetenschap?

‘Ja, meer en meer. De exacte kant van de economie heeft steeds meer vorm gekregen. Ik ben daar blij mee, want ik ben zelf een bètaman. De mathematische benadering van de economie levert belangrijke inzichten op over de samenleving. Vroeger beperkte de economie zich tot redeneringen, nu staan we veel meer stil bij de veronderstellingen en uitgangspunten die eraan ten grondslag liggen.’

Maar er zijn zo veel variabelen. Is daardoor de voorspellende waarde van de economie niet zeer beperkt? Anders gezegd: waar waren de economen toen ze ons hadden moeten waarschuwen voor de naderende financiële crisis?

‘Het is waar dat de economische wetenschap moeite heeft met voorspellingen. Stel: je doet voorspellingen over de ontwikkeling van de Amerikaanse economie, maar de zittende president wordt doodgeschoten. Dat kan alle voorspellingen waardeloos maken. En dat komt dan niet door structuurfouten binnen de wetenschap, maar door de omringende maatschappelijke ontwikkelingen en de onvoorspelbaarheid van het menselijk gedrag.’

Oké, economie is geen natuurkunde, maar had men toch niet moeten voorzien dat het in de VS helemaal fout zou lopen met die hypotheken?

‘Zeker, en dat heeft men ook voorzien. Neem de inmiddels overleden econoom Hyman Minski. Hij schreef over het financiële kapitalisme en de voortdurende geldschepping, waar sommige mensen veel geld aan verdienen maar nog veel meer mensen door in de problemen worden gebracht.

Of neem Joseph Stiglitz, een van de beste economen van de wereld. Ook hij heeft wel degelijk gewaarschuwd voor de politiek van het IMF en de Wereldbank en voor de schuldposities in de VS, en voorspeld dat het fout zou lopen. Ik weet dat mensen uit de directie van De Nederlandsche Bank tegen de toenmalige baas van de Fed, Greenspan, hebben gezegd: ‘Dit kan zo niet doorgaan. Je kunt niet hypotheken verstrekken aan mensen die de rente niet kunnen opbrengen, laat staan aflossen.’

Greenspan is vanuit Europa voortdurend gewaarschuwd, ook voor de gevolgen van het kunstmatig laag houden van de rente. Hij was er echter van overtuigd dat de verantwoordelijkheid voor het systeem prima bij de banken kon worden gelegd en gelaten. Later heeft hij moeten toegeven dat hij dit helemaal verkeerd beoordeeld heeft.’

Hij loopt nog steeds vrij rond.

Lachend: ‘Ja, hij is niet gearresteerd. Achttien jaar heeft hij de Federal Reserve geleid en hij was een enorme autoriteit. Elk woord dat hij zei werd gewikt en gewogen. Hij was een soort godheid. Maar dat heeft niet verhinderd dat hij een ongelooflijk grote fout heeft gemaakt.’

En zijn omgeving ging met hem mee, anders was hij wel gecorrigeerd.

‘Zeker. Maar dit is een probleem dat je wel vaker tegenkomt: veel ja-knikkers in de omgeving van dit soort mensen. De critici worden ontslagen. Wat er in de VS gebeurd is, is absurd.’

Wat is ‘De kern van de economie’?

‘Te voorzien in de behoeften van de mensen van nu, de mensen straks, waar ook ter wereld. Dat zijn behoeften die zich in geld laten uitdrukken, maar ook andere behoeften. Denk bij dat laatste aan de behoefte aan natuur, schone lucht, stilte, gezondheid, leefbaarheid, kwaliteit van het bestaan.

Deze laatste behoeften en hun bevrediging laten zich niet, of heel moeilijk en grof, in geld uitdrukken. Economie is dus veel meer dan dat deel van de samenleving dat zich in cijfers laat uitdrukken: de productie, de handel en de financiële wereld. De kunst is nu om te komen tot een wijze, integrale afweging van beide categorieën behoeftes.’

Wat heeft je belangstelling voor economie gewekt? Waarom wilde je economie studeren?

‘De verklaring ligt in mijn jeugd, de tijd dat ik ondergedoken zat in de oorlog. Ik zat eerst in het communistische circuit van onderduikadressen en daarna in het gereformeerde circuit. In dat laatste netwerk kwam ik in Nieuw-Vennep in contact met een hulpprediker. Ik legde hem – ik weet het nog precies, het was in november 1944 – het volgende voor: ‘Bijna al die mensen die mij helpen zijn arm. Waarom helpen ze mij? En waar komt die armoede vandaan?’ Zijn antwoord: ‘Dat heeft met economie te maken.’ Ik wist absoluut niet wat hij daarmee bedoelde, maar wist wel: als ik de kans krijg, ga ik later economie studeren. Trouwens, daarvóór wilde ik predikant worden.’

Maar je bent toch ook een beetje een predikant?

Glimlachend: ‘Dat is ook zo.’

Zo heb je je fel verzet tegen de Betuwelijn. Al spijt?

‘Nee, in het geheel niet. Integendeel.’

Maar er rijden nu wel dagelijks treinen met containers die nu niet over de weg hoeven.

‘Hij rijdt, zeker, maar tegen welke enorme kosten? Op de eerste plaats financieel, zowel de aanleg als de exploitatie kosten veel meer dan verwacht. Op de tweede plaats, wat is de prijs geweest in de vorm van natuur, milieu en vooral cultuur? Heel veel historische boerderijen – niet reproduceerbare goederen – zijn gesloopt, heel veel natuur is verknoeid. Uit het oogpunt van een juist welvaartsbegrip, waar we het net over hadden, zijn er enorme welvaartsverliezen geleden. En verder: er is nog steeds geen aansluiting op het Europese net.’

Je hebt je vaak verzet tegen dit soort megalomane projecten. Je liet je ook horen toen het ging over de Noord-Zuidlijn in Amsterdam en ook over De Blauwe Stad in Groningen liet je je licht schijnen. Wat is de constante bij dit soort projecten waardoor het steeds fout gaat?

‘Goede besluitvorming is integrale besluitvorming. Alle aspecten die relevant zijn voor de mensen van nu, de mensen van straks, waar ook ter wereld – ik kom steeds op hetzelfde terug – moeten bij de besluitvorming worden betrokken. Het mag dus niet zo zijn dat relevante zaken van tafel worden geveegd onder het mom van moeilijk of niet te kwantificeren. Ik denk dan aan de zaken die ik eerder noemde als natuur, schone lucht, gezondheid, enzovoorts. Daarom moet elke beslissing een politíeke beslissing zijn. Daar vinden de integrale afwegingen plaats, als het goed is.’

Waarom gaat het toch zo vaak fout?

‘Ze weten niet wat ze doen. Het zijn beunhazen. En ze zijn niet bereid de expertise te mobiliseren die beschikbaar is.’

Maar waarom niet?

‘Dat komt door de enorme arrogantie, zowel aan de kant van veel politici als aan de kant van de ambtenaren, en ook bij financiële instellingen die beweren dat ze het allemaal wel weten. Een van de zaken die vaak slecht geregeld worden is de samenwerking, vanaf het allereerste begin, tussen degenen die de aanleg doen en degenen die verantwoordelijk worden voor de exploitatie. Zo is het ook gegaan met de Betuwelijn. Gerrit Zalm zei: ‘We gaan ’m gewoon aanleggen en dan zien we later wel hoe we het doen met de exploitatie.’ Het gevolg: de deelnemers kijken slechts partieel naar de materie. Wim Kok maakte later eenzelfde fout. Hij stelde miljarden ter beschikking voor een betere bereikbaarheid van het noorden, maar het businessplan kwam er nooit. De financiële claim van het noorden bleef.’

Veel wetenschappers verkiezen de stilte van de studeerkamer. Jij niet. Waarom is dat?

‘Ik ben een wetenschapper, een theoreticus. Ik ben wel eens een poosje vreemdgegaan. Zo ben ik zelfs even lid van Provinciale Staten geweest voor DS’70, maar uiteindelijk toch weer honktrouw geworden aan de universiteit. Tot op de dag van vandaag heb ik mijn vak goed bijgehouden. En dat vak reikt me steeds weer manieren aan voor de aanpak van de problemen in de samenleving. En nu wil het geval dat ik een zeker vermogen heb om ingewikkelde zaken eenvoudig te presenteren en om richtingen voor de oplossingen van maatschappelijke problemen aan te geven. En ja, dan heb je een drive om dat alles dan ook kenbaar te maken.’

Zie je het ook als een opdracht om als wetenschapper iets terug te doen voor de samenleving?

Klopt. Ik krijg heel veel uitnodigingen om een lezing te houden, voor studenten bijvoorbeeld. In heel het land. Velen vragen daar geld voor, ik niet. Ik wil er niets voor hebben. En ik zeg altijd precies wat jij stelt: de samenleving heeft mij in staat gesteld zoveel jaren te studeren, dan vind ik dat ik ook iets terug moet doen.’

Je noemde het menselijk gedrag zonet onvoorspelbaar. Hoe kunnen we ervoor zorgen dat mensen het goede doen?

‘Er is een theorie ontwikkeld, die heet mechanism design. Drie Amerikanen hebben voor dit concept drie jaar geleden de Nobelprijs gekregen. De kern van hun theorie wordt gevormd door het antwoord op de vraag: hoe kan ik een maatschappelijke constructie ontwerpen die zo goed mogelijk het doel wat men op een bepaald moment heeft tot stand kan brengen. Het gaat om social engineering, waarmee we het menselijk gedrag kunnen coördineren.

 

Bijvoorbeeld: men spreekt vaak over vertrouwen. Ik zeg altijd: vertrouw niet op vertrouwen. Je kunt er niet op vertrouwen dat mensen zich houden aan de maximumsnelheid, zelfs niet in woonwijken. Je moet mensen zich laten gedragen alsof ze te vertrouwen zijn. Je moet gebruik maken van mechanismen, constructies en architectuur. Dus, concreet met betrekking tot die maximumsnelheid: leg een drempel aan. Een ander voorbeeld. Stel er zijn hier tweehonderd mensen met honger en daar staat een koud buffet. Laat je de mensen hun gang gaan, dan wordt het een bende. Zet je er iemand bij die zegt: nu eerst deze tafel, dan die, enzovoorts, probleem opgelost.’

Sprekende over constructies. De EU is ook een constructie. Maar die draagt niet bij aan meer vertrouwen, maar juist aan wantrouwen, omdat mensen het niet begrijpen omdat ze het niet kunnen doorzien.

‘De Europese integratie is voor mij direct gelinkt aan de Tweede Wereldoorlog en de wens nooit meer oorlog te hebben tussen Duitsland en Frankrijk. Die historische achtergrond moeten we blijven herhalen, vooral voor de nieuwe generaties. Na de oorlog is men aan dit project begonnen en is het steeds verder opgebouwd en opgetuigd.

Natuurlijk is het een moeizaam proces, maar laten we niet vergeten dat er een paar kanten zeer positief zijn. Als we eens even kijken naar de recente crisis. Ik moet er toch niet aan denken dat we nog allemaal onze eigen valuta hadden. De Europese coördinatie is van enorme betekenis geweest.

De Europese integratie is een proces van vallen en opstaan, trial and error. Ook dit is een kwestie mechanism design. Een gelijkgeschakeld Europa mag niet een doel in zichzelf worden. Ook hier dient de vraag centraal te staan: hoe organiseren we de behoeftebevrediging van de mensen van nu, van de mensen van straks, in heel Europa. Alles hoort te beginnen bij de mensen en hún behoeften.’

Denk je dat de strengere eisen die nu aan de begroting en staatsschuld van de deelnemende landen worden gesteld, effect zullen hebben?

‘Ik geloof erg in transparantie. Griekenland heeft jarenlang de kluit belazerd. Men gaf gewoon verkeerde informatie. Dat kan natuurlijk niet wanneer je vruchtbaar wilt samenwerken. Toen men het in de gaten kreeg, waren de problemen al enorm groot. We moeten naar een situatie dat wanneer zich ergens problemen voordoen, we dat onmiddellijk op het scherm krijgen, zodat het ook meteen onderwerp van publieke en politieke discussie kan worden. Zo kun je ook voorkomen dat er draconische maatregelen genomen moeten worden. Er zal een preventieve werking van uitgaan.’

Blijft de asymmetrische ontwikkeling binnen Europa, waarbij het noorden exporteert en het zuiden importeert, geen groot probleem?

‘Zeker. Je zult dan ook zien dat er een steeds verdergaande integratie en gelijkschakeling komt. Dat is onontkoombaar.’

We krijgen niet twee euro’s: eentje voor het noorden, eentje voor de Mediterrane landen?

‘Nee, dat geloof ik niet. Dat zou het eind van het hele Europese project betekenen. De vraag is: wordt het één wereld of geen wereld? We bewegen ons in de richting van één wereld. Gelukkig maar. De Europese integratie is daar een onderdeel van.’

Sprekende over één wereld. Waarom is het hongervraagstuk nog steeds niet opgelost? Dagelijks sterven er zestienduizend kinderen door een gebrek aan calorieën, en wij zitten bij Jan Tabak.

‘Dat is één van de vele verdelingsproblemen in de wereld.’ Voor het eerst in ons gesprek valt hij even stil. Hij denkt na, en vervolgt dan met: ‘Dit is voor mij een onderdeel van het over all-thema van de duurzaamheid. Hier gaat het om de overlevingsvraagstukken. Ik denk dan aan de klimaatverandering, watermanagement, leefbaarheid, kwaliteit van het bestaan, duurzame energie. Als we deze vraagstukken niet oplossen, dan heeft de wereld een overlevingsprobleem.

Zo is het ook met het hongervraagstuk. Als er niet georganiseerd kan worden dat er voldoende voedsel is en dat dat ook iedereen bereikt, dan is het bestaan van mensen rechtstreeks in het geding en komen mensen om. Al deze problemen kunnen alleen in gezamenlijkheid worden opgelost. We hebben mondiaal beleid nodig.

En er is positief nieuws. Onder invloed van de kredietcrisis is het oefenen met mondiaal beleid wel begonnen. De G20 is bij elkaar gekomen en niet de G8. En er zijn effectieve maatregelen genomen. Ook klimaatverandering zal – vroeg of laat – leiden tot wereldwijde afspraken. Vlak ook niet uit wat de nieuwe technologie met mensen doet. Het feit dat we vrijwel alles wat er aan ellende is onmiddellijk op ons scherm te zien krijgen, leidt tot meer betrokkenheid, solidariteit en acties.’

Welk trend zie je als je naar de machtsverdeling in de wereld kijkt?

‘Ik denk dat de positie van China zich verder zal versterken, al zullen zij ook tegen grenzen aanlopen. Het is niet voor niets dat de Chinezen niet langer alleen naar het kwantitatieve aspect van de economische groei kijken, maar steeds meer ook naar de kwalitatieve kanten. Men let steeds meer op duurzaamheid. Hetzelfde geldt voor India en Brazilië. Of de groei van deze landen ten koste gaat van de positie van de VS is voor mij nog de vraag. Onderschat de veerkracht van de Amerikanen niet, ze zijn nog steeds de leading economy. En met betrekking tot Europa: ik geloof niet in de Lissabonagenda, die voorschrijft dat we het meest innovatieve continent moeten worden. We leggen dat af tegenover de VS. Die zijn innovatiever dan wij. Het is niet voor niks dat de meeste Nobelprijzen naar dat land gaan. Ik geloof dat Europa er goed aan doet om haar troef als Oude Wereld uit te spelen. Zijn diversiteit zorgt voor uiteenlopende landen, talen en culturen. De geschiedenis van Europa is groot en boeiend. Deze sterke kant van Europa kunnen we te gelde maken door middel van toerisme.’

Maar maak je dan van Europa niet een museum?

‘Ik denk het niet. Maar je moet alles met mate doen. Je moet mijn voorstel zien in het licht van de onvermijdelijke afname van de kwantitatieve groei en de toename van het belang van duurzaamheid. Naar mijn idee had er bijvoorbeeld al lang een nationaal plan voor de renovatie van alle woningen moeten zijn. Dát is zinvol, alleen al door de enorme energiebesparing die je ermee zou kunnen bereiken. Nu zetten we overal kantoren neer waarvan we weten dat ze leeg komen te staan. En niemand doet er wat tegen. Uit het oogpunt van beleid: te gek voor woorden.’

 

Hoe verklaar je dat we nu de meest rechtse regering ooit hebben, terwijl het failliet van het neoliberalisme toch voor iedereen zichtbaar is?

‘Men heeft individuen en instellingen individueel hun gang laten gaan. Liberaliseringen alom. Daardoor zijn er ongelukkige ontwikkelingen ontstaan. We hebben meer vormen van coördinatie nodig. De vraag is alleen: op welk niveau en van welke aard? Als je het Groene Hart groen wilt laten, dan zul je dat op centraal niveau moeten besluiten en dus niet overlaten aan de gemeenten. De aard gaat over de manier waarop je de coördinatie gestalte geeft. Nu zijn er maatschappelijk problemen in ziekenhuizen, in wijken, in het onderwijs – waar de SP meer kennis van heeft dan veel andere partijen – die dringend moeten worden opgelost. En ik denk dat dit kabinet dat ook gaat doen. Ze zijn minder ideologisch, meer pragmatisch. Ons land staat bol van de fraude. Daarom denk ik dat de onderwijspolitiek weer centraler zal worden. Minder vrijheid-blijheid voor de scholen. Zij hebben gemaakt dat diploma’s niets meer waard zijn.’

Je bent ook supporter van het eerste uur van Beter Onderwijs Nederland.

‘Ja. Zij hebben veel op de agenda gezet: de problemen in het hbo, het gebrek aan goede lerarenopleidingen, het ten onrechte terugdringen van de vakinhoudelijke kennisoverdracht ten faveure van het zogenaamd competentiegericht leren. Tegenwoordig mag je schattend rekenen. Maar hoe doe je dat in een ziekenhuis als je medicijnen moet samenstellen? Ik heb het gevoel dat de nood nu zó hoog is geworden dat men de zaak op pragmatische wijze gaat aanpakken.’

Hoe heeft het zover kunnen komen, dat we nu zo over ons onderwijs praten?

Hij verheft zijn stem: ‘Ik denk dat mijn partij, de PvdA, heel veel boter op het hoofd heeft. Ministers van die partij zijn de instigatoren geweest van veel dingen die misgegaan zijn in het onderwijs. Natuurlijk hebben ook andere partijen daaraan bijgedragen. Vanaf begin jaren zeventig is fout op fout gestapeld, vooral door het vakinhoudelijke en het excellente niet te waarderen. Of neem al die onderwijskundigen die we hebben, of al die mensen die die speciale leerstoelen bevolken. Heel veel zijn er lid van de Partij van de Arbeid. En ze verkopen allemaal kletspraatjes; ze hebben zelf nooit voor de klas gestaan. En die gaan mij dan vertellen hoe ik wiskundeles moet geven. Neem die basisvorming, het idee dat je alle kinderen gelijk moet behandelen. Terwijl iedereen weet: we zijn gelijkwaardig, maar niet gelijk. Het waren ook PvdA’ers die al die fusies van scholen geregeld hebben. Puur uit kostenbesparing – dachten ze – niet om het belang van de leerlingen te dienen. Gevolg? Meer misdragingen op school, meer anonimiteit, meer uitval, minder gemotiveerde leraren, veel management. Het was Jo Ritzen die de lerarenopleidingen voor academici heeft afgeschaft. Ik heb nog les gehad van gepromoveerde docenten, karakteristieke figuren, mensen die autoriteit hadden op grond van hun vakkennis, mensen die je konden enthousiasmeren. Ritzen vond al die kennis voor de klas maar verspilling. Volgens hem hoefde je niet meer te weten dan nodig was om je examen te halen. De PvdA is desastreus geweest voor het onderwijs.

Hoe kijk je aan tegen de enorme bezuinigingen die dit kabinet wil doorvoeren?

‘Dan moet je onderscheid maken. Je hebt bezuinigingen die de mensen recht in het hart raken, bezuinigingen die een negatief effect hebben op de publieke sector en bezuinigingen die terecht zijn, omdat ze kunnen aanzetten tot het leveren van betere prestaties. Neem de jeugdzorg. Dat is nu een grote bende. De kinderen waar het om gaat en die in de problemen zitten, zijn helemaal buiten beeld. Ze produceren alleen maar wachtlijsten. De hele jeugdzorg moet fundamenteel worden geherstructureerd. Er is nu veel te veel sprake van fragmentatie, vooral van de verantwoordelijkheden. We moeten naar minder bureaucratie, minder organisaties, minder protocollen, en meer gericht zijn op het oplossen van de concrete problemen van kinderen. Zo’n andere aanpak leidt vast ook tot besparingen.’

Waarom hebben economen nog niet bedacht hoe we van die cycli af kunnen komen waarbij we dan eens hoogconjunctuur hebben en dan weer eens een recessie waarbij veel kapitaal en menskracht vernietigd wordt?

‘Ik denk dat we daar niet vanaf komen, om de simpele reden dat het in de aard van het beestje zit. Voorspoed en tegenslag wisselen elkaar nu eenmaal af, net als bij de mens. De ene periode is ook de voorwaarde voor de andere. Een crisis is een soort creatieve pauze. Als er zich nieuwe markten of nieuwe ontwikkelingen aandienen, dan hebben velen de neiging daarin te gaan investeren. Overproductie dreigt en het is logisch dat er dan een herschikking volgt.’

Hoe kunnen we het algemeen belang onderdeel maken van de economische afwegingen en besluiten?

‘Mechanism design gaat uit van de mensen en hun behoeften. Het zoekt de optimale vormen van coördinatie, vormgegeven door verstandige prikkels. Die prikkels moeten zorgen dat het gedrag van de mensen zodanig wordt gekanaliseerd dat de maatschappelijke doelen tot hun recht komen. Neem het toezicht op de banken: we zijn nu aan het uitvogelen hoe we dat het beste kunnen organiseren zodat het maatschappelijk belang beter gediend wordt.’

Maar hebben we dan de laatste decennia niet veel te veel alles vrij gelaten? Elke overheidsinterventie was verdacht.

‘Dat klopt. Er is veel te veel nadruk gelegd op de individuele vrijheid van mensen en instellingen. En dat decentraliseren zonder na te denken over de effecten daarvan, heeft de zaak ook al niet geholpen. Ik moet wel zeggen dat deze houding ook een reactie was op de periode daarvoor, waarin de overheid te veel macht en mogelijkheden werden toegedicht. Maar we zijn zeker veel te ver doorgeschoten.’

Arnold Heertje

Honderdduizenden zijn ingewijd in de wetten van de economie met behulp van zijn studieboek ‘De kern van de economie’ (1962). Er zouden nog vele boeken volgen. Boeken. Hij schrijft ze niet alleen, hij verzamelt ze ook. Twaalfduizend staan er in de kasten – waaronder ook de eerste, ingenaaide druk van Das Kapital. Hij werd in 1932 geboren in Breda. Als achtjarig jongetje moest hij met zijn familie onderduiken bij een arme familie in de Haarlemmermeer. Hij studeerde cum laude af aan de Universiteit van Amsterdam, de universiteit waar hij later vele jaren hoogleraar staathuishoudkunde zou zijn. Zijn bekendheid ontleent hij niet alleen aan zijn wetenschappelijke werk. Zijn maatschappelijke betrokkenheid heeft hem bij velen geliefd gemaakt. Hij neemt geen blad voor de mond en schroomt niet bewindslieden als Netelenbos ‘incompetent’ te noemen. Ik zal niet vergeten hoe hij in Oss onlangs nog duizend demonstrerende medewerkers van Organon toesprak. Ik had hem gevraagd iets te zeggen. Hij aarzelde geen moment: ‘Natuurlijk Jan, ik kom.’ Daar stond hij dan: strijdbaar als altijd, met een goed verhaal én met twee krukken. Hij had net een nieuwe heup gekregen.