Sociale klasse is terug van nooit weggeweest

Nederland is geen klassenmaatschappij meer, zo hoor je vaak zeggen. Dat was iets van vroeger. Tegenwoordig bepalen talent en inzet je plaats in de maatschappij, in plaats van afkomst. Als je maar hard genoeg je best doet, kun je bereiken wat je wil. Dat geldt voor iedereen, ongeacht achtergrond, etniciteit of huidskleur. Drie recent verschenen boeken prikken deze mythe genadeloos door. De persoonlijke verhalen van Ron Meyer, Sinan Çankaya en Joris Luyendijk laten zien dat klassenverschillen in Nederland nog altijd bestaan.

 

‘Dit is het verhaal van jullie leven, jullie volharding en jullie opoffering, van mijn worsteling met die opoffering. Dit is het verhaal van een klasse die niet meer leek te bestaan. Bespot en bespuugd. Vergeten en genegeerd door de heersende macht. Een klasse van onzichtbaren die onmisbaar blijken. Dit is een verhaal van mensen waar het aan de talkshowtafels of in de boeken vrijwel nooit over gaat.’

Met dit krachtige statement opent De Onmisbaren van oud-SP-voorzitter Ron Meyer. Het is een ode aan zijn ouders en zijn sociale klasse, en tegelijkertijd een aanklacht tegen de heersende klasse. Meyer groeide op in een typisch arbeidersgezin. Vader koelmonteur, moeder thuiszorger. Thuis hadden ze het niet breed, geldzorgen waren nooit ver weg. Zijn beide ouders kregen al op relatief jonge leeftijd te maken met gezondheidsproblemen. Dat is typerend voor zijn klasse, stelt Meyer. Zij gaan gemiddeld zes jaar eerder dood en worden vijftien jaar eerder ziek dan mensen uit de middenklasse. Het maakt hem woest. Zijn klasse hield het land overeind tijdens de coronacrisis, maar de beloning daarvoor bleef uit. En dat terwijl de zorgverleners, distributiewerkers, schoonmakers, supermarktmedewerkers, pakketbezorgers en al die andere cruciale beroepen, een veel groter risico liepen om besmet te raken en ziek te worden dan de professionele middenklasse die veilig thuis kon werken. ‘De kans om te overlijden was voor de armste 20 procent van de Nederlanders twee keer zo hoog als voor de rijkste 20 procent’, schrijft Meyer.

Volgens hem moeten we het weer over klasse hebben en is het hoog tijd dat de heersende klasse wordt uitgedaagd. Hij geeft daar enkele inspirerende voorbeelden van. Zoals Kristie, chauffeur van beroep en ouder in het toeslagenschandaal, die Mark Rutte tijdens een verkiezingsdebat publiekelijk te kijk zette. Of Soufian, vulploegmedewerker bij Albert Heijn, die tijdens een aandeelhoudersvergadering de hoogste bazen van Ahold stil kreeg door de de helft van zijn pak uit te trekken uit protest tegen het karige jeugdloon. Of zijn vriend Kapi, vakbondsleider en schoonmaker bij Philips, die een onderdirecteur van het bedrijf liet toezeggen dat hij en zijn collega’s bij ziekte doorbetaald zouden worden.

In De Onmisbaren lezen we ook over de worsteling van Meyer met zijn identiteit. Want waar hoort hij nu eigenlijk bij? Hij voelt zich verwant met de werkende klasse waaruit hij afkomstig is, maar ook met de middenklasse waartoe hij inmiddels behoort. ‘Het hart in de ene klasse, het hoofd in de andere, en buikpijn van deze vertwijfeling’, vat hij de tweestrijd van een klassenmigrant mooi samen.

Microrevoluties

Eenzelfde worsteling vinden we terug in Mijn ontelbare identiteiten van cultureel antropoloog Sinan Çankaya. Als kind van Turkse arbeidsmigranten groeit hij op in een volkswijk in Nijmegen. Al van jongs af aan krijgt hij te maken met vooroordelen, discriminatie en uitsluiting. Op de middelbare school wordt hij door zijn overwegend witte klasgenoten als Turk ‘verantwoordelijk gehouden voor alle kwesties met Turken en Turkije’. Als hij een keer te laat op school komt, bijt zijn leraar geschiedenis hem ten overstaan van de hele klas toe dat het met hem als Turk nooit wat zal worden. Deze leraar, Nico Konst, blijkt voorzitter van de extreemrechtse Centrumpartij te zijn geweest. Ondanks meerdere klachten van leerlingen over zijn racistische en seksistische uitspraken, mag hij van het school-bestuur aanblijven. Later als Çankaya onderzoek doet naar discriminatie bij de politie, wordt er constant getwijfeld aan zijn loyaliteit en wetenschappelijke integriteit vanwege zijn ‘oorspronkelijk’ Turks-zijn. Bijzonderlijk pijnlijk is ook een incident in de trein, waarbij een conducteur hem als een kind aanspreekt met: ‘Meneer. Spreekt. U. Nederlands.’

Telkens wordt hij als ‘de Ander’ gezien, zelfs door zijn eigen familie. Als tiener associeert hij zich nog sterk met Turkije, omdat hij met ‘vaderlandsliefde’ is grootgebracht. Maar dat verandert als hij antropologie gaat studeren. Door zijn nieuw opgedane kennis, ontstaat er verwijdering. ‘Soms ben je een migrant binnen je eigen familie; de pijnlijkste vorm van verplaatsing. Een vreemdeling voor de mensen die het dichtst bij je staan’, aldus Çankaya.

Met zijn persoonlijke verhaal over vervreemding maakt hij zichtbaar hoe ongelijk onze samenleving eigenlijk is. Niet alleen door racisme en discriminatie, maar ook door klassenverschillen en machtsongelijkheid. Çankaya wil zich niet meer in hokjes laten duwen. Ieder mens bezit volgens hem ontelbare, verschuivende, vloeibare identiteiten. Uiteindelijk is het aan de politiek om voor maatschappelijke verandering te zorgen, maar dat betekent niet dat wij zelf niets kunnen doen tegen onrecht. Çankaya roept een ieder op zich uit te spreken tegen vooroordelen, racisme of discriminatie, of je er nu zelf slachtoffer van bent of niet. Hij noemt dit microrevoluties: ‘klein verzet in alledaagse ontmoetingen’.

Zeven-vinkjes moeten plaatsmaken

Schrijver en journalist Joris Luyendijk had in zijn leven nog nooit met discriminatie of uitsluiting te maken gehad. Pas toen hij op zijn veertigste ging werken voor de Britse krant The Guardian voelde hij zich plotseling anders. Ondanks dat zijn Engels prima in orde was, viel hij op de redactie buiten de boot omdat hij de codes van de Engelse hogere middenklasse niet kende. Hij miste naar eigen zeggen ‘een jeugd in de ‘juiste’ sociale klasse’. Doodongelukkig verliet hij de krant na twee jaar, om er nooit meer terug te keren. In de jaren die volgden, onderwierp hij zich aan een zelfonderzoek. Was hij op eigen kracht geworden wie hij was, of had hij toch wel heel veel dingen meegekregen in het leven?

Als hij zich vergelijkt met vrouwelijke generatiegenoten, generatiegenoten van kleur of uit een andere sociale klasse, komt hij tot de ontdekking dat hij veel minder hobbels heeft moeten overwinnen dan zij. Zij hadden geen ‘zeven vinkjes’ zoals hij – minstens één hoogopgeleide of welgestelde ouder, minstens één in Nederland geboren ouder, man, wit, hetero, gymnasium of vwo, en universiteit. Mannen zoals Luyendijk vormen slechts drie procent van de Nederlandse bevolking, maar maken op alle plekken van macht de dienst uit. Zowel in de politiek, het openbaar bestuur, het bedrijfsleven, als in de journalistiek. Luyendijk vraagt zich af hoe het kan dat zo’n kleine groep zoveel macht heeft. Wat volgt is een ‘open’ onderzoek. Hij geeft ruim tachtig lezingen over de zeven vinkjes voor de top van politiek, bestuurlijk, cultureel en economisch Nederland.

Vooraf of na afloop van een lezing gaat hij vaak in gesprek met medewerkers die niet de zeven vinkjes hebben. Zij maken hem duidelijk dat wat hij in Engeland meemaakte, net zo goed in Nederland geldt. Ook hier is opgroeien in de ‘juiste’ sociale klasse essentieel. vormen ‘de onzichtbare norm’ en als je erbij wil horen moet je proberen te worden zoals zij. Probleem is alleen dat mannen zoals Luyendijk niet alleen heel veel plaatsen bezet houden, maar ook bepalen wie een plaats verdient. Daarmee behouden de zeven-vinkjes hun macht en blijft de ongelijkheid in stand. Luyendijk spreekt van de wet van behoud van onrecht: ‘Hoe minder iemand door onrechtvaardigheid wordt geraakt, hoe groter de kans dat die persoon het ver brengt. Maar hoe kleiner de kans dat hij deze positie vervolgens gebruikt om onrechtvaardigheid aan te pakken’. Om deze vicieuze cirkel te doorbreken, zullen zeven-vinkjes zoals hij plaats moeten maken. Niet alleen voor mensen uit de hogere middenklasse met een ander geslacht of een andere huidskleur, maar wat Luyendijk betreft ook voor mensen uit de werkende klasse.