Een revolutie vervat in wetten
Wat hebben de Wet eerlijk loon, de Wet eerlijk delen en de Wet eerlijk beslissen met elkaar gemeen? Het zijn alle drie SP-voorstellen voor een eerlijke economie. De laatste twee democratiseren het bedrijfsleven, stelt Kamerlid Mahir Alkaya: ‘Ze maken het moeilijker voor een kapitalist om met een zak geld een bedrijf over te nemen en dan bijvoorbeeld failliet te laten gaan, puur voor het geld.’
In de afgelopen decennia zijn de machtsverhoudingen tussen arbeid en kapitaal volledig scheefgegroeid. Wie betaalt, bepaalt en gaat er vandoor met de winst; wie werkt heeft niets te zeggen en moet het doen met een schamel loontje. Als gevolg hiervan is de ongelijkheid, ook in Nederland, enorm toegenomen. Om daar verandering in te brengen, heeft SP-Tweede Kamerlid Mahir Alkaya twee wetsvoorstellen gedaan. Deze moeten medewerkers collectieve zeggenschap geven over hun winst en hun werk, om zo de machtsverhoudingen tussen arbeid en kapitaal meer in evenwicht te brengen.
Hoe zijn de Wet eerlijk delen en de Wet eerlijk beslissen tot stand gekomen en uit welke buitenlandse voorbeelden heeft de SP inspiratie gehaald?
‘Het grappige is dat toen wij met die wetsvoorstellen bezig waren, Jeremy Corbyn in het Verenigd Koninkrijk en Bernie Sanders en Elizabeth Warren in de VS met vergelijkbare voorstellen kwamen. Het laat de tijdgeest zien. In de uitwerking hebben we wel naar die voorstellen gekeken. Vooral naar dat van Labour, dat in het Verenigd Koninkrijk zeer serieus werd genomen. Advocatenkantoren boden zich daar al aan bij multinationals om hun aandeelhouders bij te staan mocht de wet praktijk worden. Daardoor hadden we de beschikking over behoorlijk goede juridische analyses, waar we ook gebruik van hebben gemaakt.
Een paar jaar eerder hadden we als partij al de ambitie geformuleerd om met voorstellen te komen om de economie te democratiseren. We zijn toen naar Düsseldorf gegaan om daar met mensen van Die Linke en met vakbonden te praten. In Duitsland wordt de helft van de commissarissen van een bedrijf door de medewerkers gekozen en ik was benieuwd naar hun ervaringen daarmee. Uit de gesprekken bleek dat ze er niet heel gelukkig mee waren. Zonder democratisch mandaat en betrokkenheid van vakbonden gaat zo’n commissaris in de praktijk al snel functioneren als de andere commissarissen. Vandaar dat wij met voorstellen zijn gekomen die tot echte zeggenschap van medewerkers moeten leiden.’
Waarom is het belangrijk dat medewerkers zeggenschap hebben over wat er in hun bedrijf gebeurt?
‘De gedachte achter democratisering van het bedrijfsleven, is dat je uiteindelijk besluiten krijgt die met meer belangen rekening houden dan alleen die van de aandeelhouders. Op dit moment worden bestuurders aangesteld door aandeelhouders en moeten ze alleen aan hen verantwoording afleggen. Medewerkers hebben weliswaar indirect zeggenschap, via de ondernemingsraad, maar als het om belangrijke strategische besluiten gaat dan hebben zij slechts adviesrecht. Bestuurders hoeven daar weinig rekening mee te houden.
Dat de belangen van medewerkers bij belangrijke strategische besluiten niet worden meegewogen, is op de lange termijn niet goed voor de economie en ook niet voor het milieu. Want dan telt alleen het winstbelang op de korte termijn. Het is veel beter om daar tegenmacht aan te bieden door medewerkers meer zeggenschap te geven.’
In hoeverre maakt het binnen een kapitalistisch systeem uit wie er in een bedrijf aan de touwtjes trekt?
‘De vraag is natuurlijk wat kapitalisme precies betekent. Als je het definieert als dat kapitaal alles kan kopen wat er is, dus ook bedrijven, en daar de volledige zeggenschap over krijgt, dan zal een voorstel om de werkvloer te democratiseren afbreuk doen aan dat kapitalistische ideaal. Dat is ook precies wat wij willen. Dan is er nog geen socialisme, maar heb je wel echt een slag gewonnen. Je maakt het namelijk moeilijker voor een kapitalist om met een zak geld een bedrijf over te nemen en dat vervolgens volledig naar zijn hand te zetten. Wat nu regelmatig gebeurt.
Met dit voorstel onttrekken we een belangrijk stuk van de economie, de bedrijven, voor een deel aan het kapitalisme. Het kapitalisme heb je dan nog niet omvergeworpen, maar je hebt wel een belangrijke uitwas daarvan bestreden. Ik denk nog steeds dat we met democratische middelen stap voor stap richting het socialisme kunnen gaan. En dit is een stap in die richting.’
Waarom zouden medewerkers minder aan hun eigenbelang denken dan aandeelhouders?
‘Dat zullen ze niet doen. Medewerkers zullen ook aan hun eigenbelang denken. Maar als je het belang van medewerkers naast dat van aandeelhouders stelt en organiseert, breng je het stelsel wel beter in balans. Daarmee voorkom je dat alleen het belang van aandeelhouders telt, zoals nu vaak het geval is. En bouw je een langetermijnvisie in, omdat medewerkers in tegenstelling tot kapitalisten voor hun levensonderhoud afhankelijk zijn van het voortbestaan van hun bedrijf.’
Zou die tegenmacht van medewerkers wat jou betreft georganiseerd moeten worden door de overheid of door vakbonden?
‘Ik denk door vakbonden, dus veel meer vanuit de werkvloer. En juist niet door de overheid, want we hebben bijvoorbeeld na de bankencrisis gezien dat een rechtse politieke meerderheid de georganiseerde solidariteit vrij gemakkelijk kan afbreken. Voor verworvenheden die op de werkvloer als normaal zijn geen gelden, is dat minder eenvoudig. Als een ondernemingsraad of een vakbond goed functioneert, kun je die niet zomaar ontbinden of verbieden. Ik denk ook dat hoe beter je de koek op de werkvloer verdeelt, hoe minder herverdeling er vanuit de overheid nodig is.’
Ik vraag het omdat de positie van vakbonden de laatste decennia erg is verzwakt. In veel bedrijven krijgen ze nauwelijks nog een poot aan de grond. Is het dan niet noodzakelijk dat de overheid met wetten komt om de positie van medewerkers te verbeteren, simpelweg omdat vakbonden daar vaak niet meer toe in staat zijn?
‘Ik zie ook dat de ledenaantallen en de organisatiegraad van vakbonden de afgelopen jaren gedaald zijn en dat is in mijn ogen een belangrijke verklaring waarom de lonen niet gestegen zijn. Maar het probleem van een zwakke vakbond los je niet op door hem overbodig te maken. Want dan zullen nog minder mensen het belang ervan inzien en worden ze nog irrelevanter.
Wat wij met die wetten juist proberen, is om vakbonden en ondernemingsraden belangrijker te maken. Een klein onderdeel van de wet dat wat mij betreft te weinig aandacht heeft gekregen, is dat de ondernemingsraadverkiezingen voortaan allemaal op 1 mei zullen plaatsvinden. Op die dag, de Dag van de Arbeid, kiezen medewerkers hun vertegenwoordigers in de ondernemingsraad die er zorg voor dragen dat de winst op een eerlijke manier verdeeld wordt. Hopelijk draagt dit ertoe bij dat medewerkers medezeggenschap belangrijker gaan vinden en de organisatiegraad van vakbonden omhoog gaat.
Vakbonden zullen zich ook meer met de politiek moeten bemoeien en wij als politieke partij zullen ons meer met de werkvloer moeten bemoeien, want uiteindelijk voeren we één en dezelfde strijd.’
Waarom gaan de voorstellen niet over ondernemingen met minder dan honderd medewerkers?
‘Als je een grens trekt, moet die wel ergens op gebaseerd zijn. In dit geval is het dezelfde grens als gehanteerd wordt voor een zogenaamde structuurvennootschap. Als een bedrijf minimaal honderd medewerkers en een omzet van minimaal 16 miljoen euro heeft, wordt gesproken van een structuur-vennootschap. Aandeelhouders hebben dan meer bevoegdheden om het bestuur te controleren, omdat de belangen dan groter zijn.
Je kunt je afvragen waarom we überhaupt een grens trekken in ons voorstel. Dat heeft ermee te maken dat we kleinere ondernemingen niet willen treffen. Kleine ondernemers hebben vaak eigen kapitaal in de onderneming zitten en lopen daarmee een financieel risico. Met deze ondernemers heb ik weinig problemen, want zij hebben er direct belang bij om het bedrijf in stand te houden. Waar het problematisch wordt, is als grote ondernemingen in handen komen van kapitalisten die een zak met geld meebrengen en alles gaan bepalen. Zoals private equity of beleggingsfondsen. Zij hebben helemaal geen binding met het bedrijf en zijn puur geïnteresseerd in winst maken. Ook al betekent dat het faillissement van een onderneming. Voorbeelden daarvan zijn V&D en Organon. Dergelijke praktijken willen we met deze wetten voorkomen.’
Dit SP-wetsvoorstel zorgt ervoor dat medewerkers van bedrijven met honderd medewerkers of meer, gezamenlijk minimaal tien procent van alle aandelen in de onderneming krijgen. Waarmee zij dus samen minimaal tien procent van alle dividenduitkeringen ontvangen. De vakbonden kunnen over een hoger percentage aandelen onderhandelen. Een bijkomend voordeel is dat medewerkers in het voorstel mede-eigenaar worden en via de aandeelhoudersvergadering invloed krijgen op de koers van het bedrijf.
Hoe voorkom je dat er tweespalt ontstaat tussen medewerkers die mede-eigenaar zijn en medewerkers die dat (nog) niet zijn?
‘Als het goed is zal dat probleem in de praktijk meevallen, omdat zowel mensen met een vast contract als mensen met een tijdelijk contract recht hebben op winstdeling. Er zijn slechts twee groepen die erbuiten vallen: uitzendkrachten en zzp’ers. Uitzendkrachten zijn in dienst van een uitzendbureau. Dus zij zouden moeten profiteren van winstdeling via het uitzendbureau. Bij zzp’ers is het juridisch gezien bijna onmogelijk om ze te laten meedelen in de winst, omdat ze voor verschillende bedrijven werken en niet in loondienst zijn. Het zijn geen medewerkers, maar eenpersoons-ondernemingen.’
Dus ongeacht wat voor contract je hebt bij een onderneming, je profiteert op een gelijke manier van winstdeling?
‘Ja, dat geldt voor iedereen die in dienst is van de onderneming. Maar wel afhankelijk van het aantal gewerkte uren in het afgelopen jaar. Op basis daarvan krijg je een winstdelingspercentage. Dus of je nu in het bestuur zit of bij de klantenservice werkt, als je allebei fulltime werkt krijg je hetzelfde bedrag. Als je minder uren gewerkt hebt, krijg je minder.’
Dit SP-wetsvoorstel zorgt ervoor dat de ondernemingsraad (OR) van bedrijven met minimaal honderd medewerkers, instemmingsrecht krijgt bij belangrijke besluiten over veranderingen in de organisatie. Bij dergelijke besluiten heeft de OR nu slechts adviesrecht. Het instemmingsrecht geldt ook voor besluiten over de verhoging van de beloning van bestuurders en commissarissen. Voordat de ondernemingsraad beslist over eventuele instemming, moet hij eerst de achterban raadplegen. Om het draagvlak voor de ondernemingsraad te vergroten, zouden OR-verkiezingen op een vaste dag moeten plaatsvinden. Bij voorkeur op 1 mei.
Hoe gaat de winstdeling precies in zijn werk?
‘De aandelen worden in een fonds gestopt en de medewerkers ontvangen vervolgens een certificaat waarmee ze recht krijgen op winstdeling uit dat fonds. Minimaal 10 procent van het totaal aan dividenduitkeringen komt in het fonds terecht en wordt dan evenredig over de medewerkers verdeeld. Hoe deze verdeling eruitziet, zal per onderneming verschillen. Afhankelijk van hoeveel uren de medewerkers in het afgelopen jaar gewerkt hebben. De beheerder van het fonds, de door de medewerkers gekozen ondernemingsraad, moet zorgen voor een eerlijke verdeling.’
Vanwaar dat percentage van 10 procent?
‘Daarmee sluiten we aan bij de internationale voorbeelden. Als je diep in mijn hart kijkt, zou ik zeggen 50 procent. Arbeid en kapitaal zijn immers allebei nodig om een gezonde onderneming te hebben. Maar aan de andere kant is 1 procent al zo’n enorme stap voorwaarts, dat ik daar ook voor zou tekenen. In de praktijk zal er door vakbonden en het bestuur van de onderneming onderhandeld moeten worden over de hoogte van het winstdelingspercentage. Om deze onderhandelingen wettelijk mogelijk te maken, moet je een minimumpercentage vaststellen. We hebben voor 10 procent gekozen, omdat dat eenzelfde percentage is als in de voorstellen van Labour en Bernie Sanders. Maar over 1 procent moet ook onderhandeld worden en in sommige gevallen misschien wel over 20 procent als daar ruimte voor is. En dat is precies ons doel. We willen dat winstdeling onderdeel wordt van de onderhandelingen.’
Wat gebeurt er met de certificaten van medewerkers die ergens anders aan de slag gaan?
‘Als ze uit dienst gaan of met pensioen, vervallen de certificaten. Die zijn maar een jaar geldig. Omdat de aandelen in het fonds blijven, hoef je er juridisch niet veel voor te regelen. Het belangrijkste is dat medewerkers geen individuele aandeelhouders worden.’
Hoe werkt het voorstel als een bedrijf verlies draait?
‘Het fonds krijgt dan geen dividend uitgekeerd, dus de certificaathouders krijgen dan ook niet hun deel van de winstuitkering. De aandelen blijven gewoon in het fonds. Die zijn niet verhandelbaar. Dus of de koers stijgt of daalt, maakt voor het fonds niet uit. Het enige wat het fonds doet, is dividend innen en op een eerlijke manier verdelen over de medewerkers.’
Wat zijn de fiscale gevolgen voor medewerkers als zij gratis certificaten van hun bedrijf krijgen?
‘Over de dividenduitkering wordt geen belasting betaald, omdat het fonds fiscaal gezien transparant is. Die geeft het gewoon door. Het fonds zorgt er alleen maar voor dat de medewerkers hun deel van de winstuitkering krijgen. Medewerkers betalen hier vervolgens inkomstenbelasting over als ware het een eindejaarsuitkering. Dat is wel zo eerlijk, want als er dan veel winst wordt uitgekeerd dan gaan de belastinginkomsten ook omhoog. Dat geld zou de overheid idealiter moeten inzetten voor de medewerkers die geen recht hebben op winstuitkering. Zoals degenen die bij bedrijven werken met minder dan honderd medewerkers. Of voor de verhoging van het minimumloon.’
Hoe kunnen we een meerderheid in beide Kamers achter onze voorstellen krijgen? Wat is daarvoor nodig?
‘Twee dingen. Aan de ene kant ben ik ervan overtuigd dat linkse ideeën aan het winnen zijn. Dat merk ik bijvoorbeeld aan hoe er met de coronacrisis is omgegaan. Dat er heel veel solidariteitsmechanismen zijn opgetuigd. De economie draait nu weer, omdat er op het dieptepunt van de crisis solidariteit werd georganiseerd. Maar ik merk het ook aan het feit dat veel meer partijen voor verhoging van het minimumloon zijn. In 2017 waren wij de enige partij die het minimumloon en de sociale uitkeringen met 10 procent wilden verhogen. Nu zeggen alle partijen het in meer of mindere mate te willen verhogen, al dan niet gekoppeld aan de sociale uitkeringen. We hebben de tijd dus mee.
Aan de andere kant gaan onze voorstellen voor de andere partijen veel te ver. Alleen in afgezwakte vorm zouden ze voor hen acceptabel zijn. Maar dan moet je er wel voor waken dat winstdeling niet zo wordt vormgegeven dat je van medewerkers individuele aandeelhouders maakt die enkel geïnteresseerd zijn in de koerswaarde van hun eigen aandelen. Willen we winstdeling voor elkaar krijgen op een manier die collectieve machtsvorming van medewerkers in de hand werkt en het socialisme dichterbij brengt, dan is buitenparlementaire strijd noodzakelijk. Als eerste stap daartoe hebben we de Solidair-krant uitgebracht, waarmee afdelingen aan de slag kunnen gaan. Ik ga ook graag naar afdelingen toe om met kaderleden te praten over het belang van de werkvloer als strijdtoneel. Dus dat we niet alleen maar mensen moeten organiseren in buurten, maar ook in bedrijven. We hebben daar een traditie in als SP en met deze wetten hebben we ook echt iets om voor te strijden.’
Mahir Alkaya (1988) is sinds 2018 Tweede Kamerlid voor de SP. Hij is woordvoerder Financiën, Belastingen en Verkeer.