Laurens Ham: 'In de huidige protestliedjes is iedereen een beetje schuldig'
Eind 2020 verscheen het boek Op de vuist. Vijftig jaar politiek en protestliedjes in Nederland van neerlandicus en muzikant Laurens Ham. Een boeiend verhaal over hoe politiek en muziek elkaar door de jaren heen beïnvloed hebben. De Tribune reisde af naar Utrecht voor een gesprek met de auteur over de doorbraak van het protestlied in de jaren zestig, de ontwikkeling die het sindsdien heeft doorgemaakt, en de protestliedjes van nu.
Waarom heb je dit boek geschreven?
‘Deels omdat het er nog niet was en deels uit persoonlijke interesse. Zo rond 2016 ben ik gaan uitzoeken wat er geschreven was over protestliedjes in Nederland en dat bleek verrassend weinig te zijn. Toen ben ik protestliedjes gaan verzamelen en daar is uiteindelijk dit boek uit voortgekomen. Ik had niet durven denken dat ik er acht jaar later nog zo mee bezig zou zijn. Het heeft vele deuren geopend, van gesprekken met nieuwe mensen tot nieuwe onderzoeksrichtingen.’
Wanneer is er volgens jou sprake van een protestlied?
‘In mijn boek zeg ik: als een lied de functie krijgt om protest aan te tekenen tegen maatschappelijke misstanden, dan is het een protestlied. Die functie vind ik belangrijk, want er zijn liedjes die niet als zodanig geschreven zijn, maar die wel die functie hebben gekregen binnen een protestbeweging. Een voorbeeld is ‘Iedereen is van de wereld’ van The Scene. Volgens de bandleden was het helemaal niet bedoeld als protestlied, maar het is wel een klassieker geworden bij demonstraties tegen racisme. Het kreeg dus die functie.
Liedjes hebben een bepaalde interpretatieruimte; je kunt er je eigen politieke agenda op projecteren. Dat zie je nu ook weer bij ‘Europapa’ van Joost Klein. Daar zijn allemaal bewerkingen van gemaakt die een verschillend politiek doel dienen, van links tot uiterst rechts. Of Joost Klein het als protestlied bedoeld heeft weet ik niet, maar het wordt wel zo gebruikt. Dat vind ik super interessant.’
Hoe dragen protestliederen bij aan politiek activisme?
‘Soms heel letterlijk. Misschien wel de interessantste (en minst bekende) voorbeelden zijn liedjes die specifiek gemaakt zijn voor een demonstratie. Die kunnen demonstranten aanvuren of tot steun zijn als ze in aanvaring komen met de politie. Dat zie je bij Extinction Rebellion, maar dat zag je bijvoorbeeld ook bij de demonstraties tegen kernwapens in de jaren zeventig en tachtig. In de wat pittigere demonstraties hebben ze dus een directe rol.’
Kun je een voorbeeld geven van een lied dat onlosmakelijk verbonden is met een protest?
‘Over de Muur’ van Klein Orkest is daar een mooi voorbeeld van. Dat is geschreven voor de grootste massademonstratie in Nederland ooit: die van oktober 1983 in Den Haag tegen de plaatsing van kruisraketten in ons land. Daarna is het een klassieker geworden.
Een ander mooi voorbeeld vind ik ‘Luister Anita’ van de Zangeres zonder Naam. Dat is geschreven voor een benefietavond in Amsterdam in 1977 om een advertentie te kopen in Time Magazine tegen de destijds bekende anti-homoactiviste Anita Bryant. Dat paste heel erg in die tijd van Nederland gidsland: Nederland zegt nee tegen Anita Bryant. Zoiets zouden we nu niet snel meer doen. Maar voor de homobeweging was het een belangrijk moment, omdat voor een groot publiek een punt werd gemaakt over seksuele acceptatie.’
Waarom dateer jij het begin van het protestlied in Nederland in 1966?
‘Protestmuziek bestond natuurlijk ook in Nederland al lang voor die tijd. Maar wat je vanaf midden jaren zestig ziet gebeuren, is dat je dankzij de commercie met protestliedjes geld kunt verdienen en een massapubliek kunt bereiken. Dat gebeurt voor het eerst in 1966 met ‘Welterusten mijnheer de president’ van Boudewijn de Groot. Vanaf dat moment ontstaat een nieuwe dynamiek. De vraag is dan: kun je tegelijkertijd succesvolle popmuziek maken én politiek relevant zijn? Dat is het spanningsveld waar mijn hele boek om draait. Als je te mainstream wordt, bereik je vaak weinig maar heb je wel een groot publiek. Maar als je als geharde activist te weinig rekening houdt met diezelfde mainstream, bereik je niemand.’
Welke rol speelden protestliedjes in de ‘rode’ jaren zeventig?
‘Dat is een geweldig decennium vind ik. Je zou alleen al over die jaren een boek kunnen schrijven. Mensen denken vaak: in de jaren zestig gebeurde het. Maar qua muzikale ontwikkelingen en ook qua activisme was de periode van pakweg 1970 tot 1984 veel interessanter. Want in die jaren komen allerlei nieuwe sociale bewegingen op het gebied van milieu, werk, feminisme en seksualiteit op. En er gebeurt heel veel op het vlak van Nederlandstalige muziek. In de jaren zestig had je natuurlijk Boudewijn de Groot en Armand. Maar het wordt pas echt interessant als vanaf de tweede helft jaren zeventig bands als Bots, Braak en Normaal opkomen, de Zangeres zonder Naam steeds politieker wordt, en Vader Abraham allerlei rechts-conservatieve carnavalsliedjes gaat maken. In al die ontwikkelingen neemt links duidelijk het voortouw, maar laat ook rechts zich niet onbetuigd.’
En welke rol speelden ze in de crisis van de jaren tachtig?
‘Voor een deel was het een uitlaatklep voor jongeren. Er heerste een crisisstemming. Er was de angst voor een atoomoorlog, de werkloosheid was groot, en er was de vrees voor verrechtsing, met Van Agt als premier, Janmaat in opkomst en de toenemende versplintering op links. Het gevoel was dat al die dingen met elkaar samenhingen. Muziek maken werd gezien als oplossing. Het gaf een stem aan de onvrede en had ook als doel om jongeren te activeren. Dat zie je vandaag de dag ook weer bij Hang Youth, Sophie Straat of wat hardere punkbands als Asociaal Kabaal of Hard voor Weinig. Zij geven een radicale stem aan de onvrede die er is in de samenleving en willen gehoord worden.’
Welke invloed had het einde van het communisme op het protestlied?
‘Heel groot. Dat is echt een breekpunt in mijn boek. Daarvoor heb je bij links een cultuur die drijft op een gevoel van solidariteit. Maar als de atoomdreiging minder wordt door de ontwapeningsverdragen, de Berlijnse Muur valt, de Sovjet-Unie ineenstort, en ook nog eens de apartheid wordt afgeschaft, versplintert die illusie dat er één grote, solidaire sfeer bestaat. Wat dan overblijft is de diversiteit die er altijd al was.
Voor links is dat traumatisch geweest. Het heeft de activistische cultuur veel minder sterk en samenhangend gemaakt en daardoor heb je nu allemaal verschillende groepjes die ieder hun eigen strijd voeren maar niet meer voor een gezamenlijk doel een vuist kunnen maken.’
Hoe heeft het protestlied bijgedragen aan de emancipatie van minderheden?
‘Al rond 1970 heb je makers van kleur die hun stem laten horen, maar die zijn nog weinig zichtbaar. Dat verandert vanaf de jaren negentig als hiphop doorbreekt. Dan krijg je een onophoudelijke stroom aan protestliedjes over politiegeweld, ongelijkheid, structureel racisme en slavernij. Tot die tijd werd de muziekcultuur gedomineerd door witte mannen. Maar na 1989 komt er veel meer ruimte voor diversiteit en representatie van nieuwe geluiden. De laatste jaren zie je ook steeds meer vrouwelijke makers en makers uit de LHBTI-gemeenschap. Daar zou ik nu zeker een hoofdstuk aan wijden.’
En hoe heeft het protestlied bijgedragen aan de emancipatie van het platteland?
‘De gedwongen schaalvergroting vanuit Den Haag en later Brussel is voor veel boeren catastrofaal geweest. Muziek is daarbij altijd een uitlaatklep geweest. Bij boerenprotesten was en is ook altijd muziek aanwezig. Van de carnavalskrakers van Johnny Hoes en Vader Abraham tot de maatschappijkritische nummers van Normaal over de ongelijkheid op het platteland en de achterstelling van de regio. Dat laatste zie je ook weer terugkomen bij de recente boerenprotesten, waarbij gepleit wordt voor economische genoegdoening voor de boeren én vermindering van de klimaatregels. Een onmogelijke combinatie, maar voor de nuance zijn protestliedjes natuurlijk niet bedoeld.’
Wat is de belangrijkste verandering die het protestlied in de afgelopen decennia heeft ondergaan?
‘Door het verdwijnen van die solidaire protestcultuur aan het einde van de jaren tachtig, is de diversiteit aan protestliedjes veel zichtbaarder geworden. Ik denk niet dat er eerder zoveel verschillende soorten Nederlandstalige protestliedjes zijn gemaakt als in de laatste jaren. En er wordt ook meer politieke muziek gemaakt dan ooit tevoren.
Maar tekstueel zijn de protestliedjes wel veranderd. Tot in de jaren tachtig werd gewoon gezegd: zij zijn fout en wij zijn goed en zij moeten het oplossen. Nu is er een soort overbewustzijn van: we zijn allemaal een beetje schuldig. Dat heeft te maken met de individualisering van protest. Dan krijg je liedjes als: aan de ene kant vind ik dit, maar er valt ook wel wat te zeggen voor dat. Funest voor het protestlied.’
Heeft de invloed van het neoliberalisme daar ook mee te maken?
‘Ja, deels wel. De klassenstrijd ging uit van het diepgewortelde gevoel van het recht staat aan onze kant. Wij als werkende klasse worden onderdrukt en wij kunnen onbekommerd iets eisen van de geprivilegieerde klasse. Maar toen de klassenverschillen minder zichtbaar werden, werd gezegd: je hebt toch een baan en een auto, wat doe je moeilijk? Dat is die neoliberale logica van iemand de hele tijd op zijn eigen positie of hypocrisie wijzen waardoor de solidariteit en groepsstrijd ondermijnd worden.’
Hoe doorstaat een protestlied de tand des tijds?
‘Alle liedjes hebben uiteindelijk een houdbaarheidsdatum. Die zie je vrij dramatisch bij de oude sociaaldemocratische klassiekers, zoals De Internationale. Rond 1900 waren ze enorm populair. In de jaren vijftig hoorde je ze bijna niet meer, om in de jaren zeventig weer grandioos terug te keren, en in de jaren tachtig weer bijna allemaal te verdwijnen. Aan de andere kant zie je de hernieuwde populariteit van een strijdlied als Bella Ciao, maar dat heeft denk ik meer met de melodie te maken dan met de tekst.’
Is er nog toekomst voor het protestlied?
‘Ja, daar ben ik wel optimistisch over. Als je op YouTube of Spotify zoekt, dan kom je heel veel protestliedjes tegen. Er is potentie voor politiek getinte muziek. Maar het is wel steeds moeilijker geworden om een breed en divers publiek te bereiken. Wat dat betreft is Europapa een uitzondering. Voor de meeste mensen is het een politiek lied, niet alleen in Nederland maar ook in Europa en ver daarbuiten. Dus een breed publiek bereiken kan nog wel, maar het gebeurt weinig omdat mensen in hun eigen luisterbubbel zitten.’
Laurens Ham (1985) is docent Moderne Nederlandse Letterkunde aan de Universiteit Utrecht, essayist en dichter. Daarnaast speelt hij in de Utrechtse punkband Moi, le Voisin. De playlist van Laurens Ham met Nederlandse protestliedjes is hier op Spotify te beluisteren.