Nee tegen Grondwet EU biedt links kansen
Het duidelijke ‘nee’ van de Nederlandse kiezers tegen de voorgestelde Europese Grondwet noopt tot een herbezinning op de wijze waarop Europese samenwerking vorm en inhoud moet worden gegeven. Linkse partijen die in de afgelopen campagne tegenover elkaar stonden, kunnen nu gaan werken aan voorstellen voor een democratischer, socialer en groener Europa.
Natuurlijk: er valt van alles te zeggen over de uitslag. Als premier Balkenende een week voor het referendum van de daken schreeuwt dat hij voor gek staat als Nederland ‘nee’ zegt, is dat niet tegen dovemansoren gezegd. Deze minst populaire premier aller tijden jaagt met zo’n uitspraak zijn talrijke tegenstanders het stemhokje in om ‘nee’ te stemmen. Als Zalm jaar in jaar uit klaagt over de hoge afdracht van Nederland aan de EU, is het niet vreemd als velen daar uit de conclusie trekken dat dan de stekker er maar eens uitgetrokken moet worden.
Maar er zit een veel breder gevoel van onbehagen in het ‘nee’. Veel burgers zeiden ook nee tegen de politieke elite, tegen de bureaucratie, tegen de dure euro. En veel linkse mensen zeiden nee tegen een Grondwet die zij een liefdesverklaring vonden aan het ongebreidelde kapitalisme, dierenmishandeling en wapenwedloop. En natuurlijk was het referendum ook een uitlaatklep voor het nee van sommige xenofoben, nationalisten en eeuwige klagers. Gelukkig blijkt uit peilingen dat hun rol gering was. Het waren linkse kiezers die de doorslag gaven. Dat biedt nieuwe mogelijkheden.
De Tweede Kamer heeft besloten tot het houden van een brede maatschappelijke discussie over de Europese samenwerking in de toekomst. Dat biedt voor de linkse partijen, die tijdens de referendumcampagne tegenover elkaar stonden, een uitgelezen kans om te onderzoeken of er toch niet meer overeenkomsten dan verschillen tussen hen zijn als het om Europese samenwerking gaat. Want uit de vele discussies die in het land zijn gevoerd, werd duidelijk dat tussen PvdA, SP en GroenLinks niet zo veel verschil van mening is over de doelen van Europese samenwerking. Alle drie willen ze een socialer, groener en democratischer Europa, dat op wereldschaal een humaan alternatief vormt voor het ongebreidelde machtsstreven van de VS. Niet op die punten stonden de meningen diametraal tegenover elkaar. Dat ging veel meer over de vraag of deze grondwet het voertuig was om zo’n Europa te realiseren.
Dat de meningen van de drie linkse partijen minder scherp uiteen liggen dan zo op het eerste gezicht lijkt, blijkt als je het stemgedrag van de laatste twee jaar in de Tweede Kamer vergelijkt. Over Europa hebben de drie linkse fracties 56 moties ingediend. Daarvan zijn er 35 waarvoor ze alle drie hebben gestemd; de overige 21 gaven een verdeeld beeld te zien. Als het voorstellen betreft die bijv. het milieu, de sociale politiek of de versterking van de democratie betreffen zijn de drie het met elkaar eens. Enkele sprekende voorbeelden daarvan zijn:
- voor een Europees mestbeleid dat stimuleert dat koeien buiten in de wei staan, immers ‘de koe in de wei is een nationaal symbool van Nederland’;
- voor een stringenter EU wapenexportbeleid;
- sociale en arbeidsrechten toepassen op werknemers van buitenlandse bedrijven in Nederland op basis van wat in Nederland regel is;
- voor EU-wijde referenda over zwaarwegende beslissingen, zoals de uitbreiding met Turkije.
De verdeeldheid tussen de linkse partijen is een belangrijke testcase voor ons, deelnemers aan het initiatief Een Ander Nederland, dat pleit voor linkse samenwerking. Wij pleiten ervoor dat links het voortouw neemt in de discussie over het nu verder moet. Aan de regering kunnen wij dat niet overlaten. De schaamteloze manier waarop Zalm en Balkenende bij de komende Europese top het ‘nee’ vertalen door monomaan te hameren op een lagere Nederlandse afdracht, zegt genoeg over de blijvende blikvernauwing van deze regering. Die opstelling zal niet leiden tot meer draagvlak onder de bevolking voor een Europa ná het Nee. Links zal samen moeten optrekken om een Europese samenwerking te bereiken die de enge centenkwestie ontstijgt en wél kan rekenen op draagvlak.
Wij denken dat de linkse ja-stemmers én de linkse nee-stemmers te verenigen zijn op een vorm van Europese samenwerking, die
- leert van de fiasco’s die het dogma van de vrije markt heeft opgeleverd en alle publieke voorzieningen (openbaar vervoer, gezondheidszorg, onderwijs, nutsvoorzieningen) daarvan vrijwaart;
- zich beperkt tot een aanpak van problemen die per definitie grensoverschrijdend zijn, zoals milieuverontreiniging en terrorismedreiging;
- zijn verantwoordelijkheid neemt in de wereld met een handels- en landbouwpolitiek die de bestrijding van armoede en honger centraal stelt.
Achteraf kunnen wij constateren dat de grondwet aan zijn omvang en complexiteit en vooral aan een gebrek aan vertrouwen in de Europese instituties ten onder is gegaan. Triomfalisme noch treuren brengt ons verder. Wel onderling debat over een toekomst van de Europese samenwerking, die gekenmerkt wordt door realisme voor het heden en door optimisme voor de toekomst.