Stop echt met steun aan gewapende strijdgroepen
Nederland behoudt zich het recht voor om ook in de toekomst militaire steun te leveren aan gewapende, niet-statelijke groepen die verwikkeld zijn in een burgeroorlog. Dat blijkt uit de reactie van minister Blok van Buitenlandse Zaken op een rapport over het zogenaamde NLA-programma in Syrië. Foute boel, zo meent SP-Kamerlid Sadet Karabulut.
Het kabinet leverde van 2015 tot 2018 voor meer dan 25 miljoen euro naar eigen zeggen ‘niet letale steun’ aan gewapende groepen in Syrië. Dit bestond onder meer uit honderden voertuigen, waaronder pick-up trucks waarop wapentuig gemonteerd kon worden – het favoriete militaire voertuig in de Syrische burgeroorlog. Ook ander geleverd materieel, zoals uniformen, warmteapparatuur, satelliettelefoons en laptops, werd gebruikt op het strijdtoneel.
Deze NLA maakte onderdeel uit van een internationaal programma. Vanaf 2011, toen de oorlog in Syrië uitbrak, hebben de VS, maar ook een aantal Golfstaten, Turkije en enkele EU-landen voor miljarden euro’s gewapende groepen gesteund, met wapens en ander materieel.
Het is een publiek geheim dat hierbij ook van alles is geleverd aan Al Qaida en andere jihadisten, vooral door de Golfstaten en Turkije. In deze poging tot omverwerping van het Assad-regime gold kennelijk het aloude motto dat de vijand van onze vijand onze vriend is.
De Nederlandse NLA kwam deels ook terecht bij uitermate dubieuze strijdgroepen, zoals Jabhat al-Shamiya en de Sultan Murad Brigade. Beide werden door ngo’s in verband gebracht met mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden. Even bizar als veelzeggend is dat het Openbaar Ministerie Jabhat al-Shamiya omschrijft als een criminele organisatie met terroristisch oogmerk.
Deze, maar ook andere groepen – Nederland steunde er meer dan twintig – maakten zich schuldig aan allerlei misdaden. Zij trokken ook nauw samen op met Al Qaida en andere jihadistische organisaties, zoals Ahrar al-Sham, die al vroeg na het uitbreken van de Syrische burgeroorlog de dienst uitmaakten op het slagveld en in veroverd gebied.
De hier opgesomde informatie – volgens verschillende juristen heel stevige aanwijzingen voor schendingen van fundamentele volkenrechtelijke beginselen – hebben wij nadrukkelijk niet tot onze beschikking dankzij het kabinet. Die heeft de Tweede Kamer en daarmee de bevolking nooit hierover geïnformeerd. We weten dit alles enkel vanwege doortastend onderzoeksjournalistiek werk, van deze krant, in samenwerking met Nieuwsuur. Was dit werk niet verricht, dan was het NLA-programma waarschijnlijk nog altijd goeddeels geheim.
Het leidt weinig twijfel dat de reden voor deze keuze voor geheimhouding is dat eerlijke communicatie over het NLA-programma uitvoering ervan simpelweg onmogelijk zou hebben gemaakt. Welke partij zou immers goedkeuring hebben verleend aan een programma ter ondersteuning van oorlogsmisdadigers, mensenrechtenschenders, jihadisten en bondgenoten van Al Qaida?
Het is vanwege de genoemde journalistieke inspanningen dat we ook weten dat beloftes die herhaaldelijk aan het parlement werden gedaan – bijvoorbeeld dat ontvangende partijen mensenrechten niet mochten schenden en niet mochten samenwerken met jihadisten – niet werden nagekomen. Gebroken beloften bleken jarenlang geen enkel bezwaar voor voortzetting van het NLA-programma.
Twee stevige debatten zijn eind 2018 / begin 2019 reeds gevoerd over de leugens, misleiding en bedrog van het kabinet over de Nederlandse inmenging in de Syrische burgeroorlog, beide resulterend in een helaas weggestemde motie van wantrouwen tegen minister Blok. Met een deze zomer gepubliceerd rapport van twee adviesorganen, dat een, gretig door de minister omarmd muizengaatje open laat voor toekomstige NLA-programma’s, hoopt de minister dit hoofdstuk nu achter zich te kunnen laten.
Dat dient de Tweede Kamer niet te laten passeren. De ervaring met het NLA-programma en de leugens daarover richting het parlement zouden aanleiding moeten zijn dergelijke praktijken in de toekomst niet opnieuw te tolereren.
Daarnaast noopt de soms stevige kritiek van internationaal rechtsgeleerden op het NLA-programma in Syrië tot onafhankelijk onderzoek naar de mate waarin het volkenrecht in de praktijk is geschonden. Een land als Nederland, dat nota bene in de eigen Grondwet heeft opgenomen dat de regering de ontwikkeling van de internationale rechtsorde bevordert, zou dit tot op de bodem moeten uitzoeken.
Dit opiniestuk werd op 30-10-2020 gepubliceerd door Trouw.