Sta niet langer borg voor Curaçao en Sint Maarten
Wij betalen voor het wanbestuur, maar de mensen daar moeten eronder leven
Een minister van Justitie die een parlementslid wil omkopen om aan de macht te komen, vergunningen geeft voor illegale prostituees in zijn illegale bordeel en een parlementariër geld laat ophalen bij een andere illegale bordeelhouder. Welkom op Sint Maarten. De parlementariër heet Patrick Illidge, de minister Roland Duncan. Zij worden waarschijnlijk betaald door Francesco Corallo, die verbonden is met de Siciliaanse maffia en op Sint Maarten een casino-imperium heeft om drugsgeld wit te wassen.
Corallo is ook een financier van politici op Curaçao, waaronder oud-premier Gerrit Schotte, onder wiens verantwoordelijkheid niet alleen de schatkist van het eiland is leeggeplunderd, maar ook de geheime dienst. Waardoor allerlei geheime informatie over drugs-, wapen- en mensenhandelaren mogelijk in verkeerde handen is gekomen. Dit script zou in Hollywood waarschijnlijk worden geweigerd, omdat het te ongeloofwaardig is. Toch is dit onze werkelijkheid - en onze verantwoordelijkheid.
Curaçao en Sint Maarten zijn op 10 oktober 2010 autonome landen geworden binnen het Koninkrijk. Sindsdien hebben de bestuurders zeggenschap over hun eigen eiland. Maar Nederland blijft, binnen het kader van het Koninkrijk, verantwoordelijk voor goed bestuur. Dat is in 1954 vastgelegd in het Statuut voor het Koninkrijk, waarin de 'waarborgfunctie' is opgenomen. Dat leidt er in de praktijk toe dat als de landen failliet gaan, de rechtsstaat onder druk staat of mensenrechten worden geschonden Nederland moet ingrijpen.
In aanloop naar oktober 2010 heeft de SP - met toenmalig oppositiepartij VVD - gewaarschuwd dat nieuwe staatkundige verhoudingen gepaard moesten gaan met een nieuw Statuut, waarin de verantwoordelijkheden van de landen opnieuw moesten worden vastgelegd. Curaçao en Sint Maarten wilden daar toen niet aan meewerken. Dat hoefden zij ook niet, want in 2005 had toenmalig minister Pechtold al ruim 1,5 miljard euro schuldsanering in het vooruitzicht gesteld.
Daarmee verloor Nederland haar onderhandelingspositie. De buit was binnen: het falende bestuur was wederom afgekocht. De belangen om onder de politieke paraplu van Nederland te blijven lijken groot: Amerika wil geen onafhankelijke maffiastaatjes in de achtertuin, multinationals willen op Curaçao en Sint Maarten veilige belastingparadijzen en de lokale bestuurders willen hun zakken blijven vullen.
Na de flater van minister Pechtold in 2005 maakte minister Donner in 2010 opnieuw een grote fout: de screening van nieuwe ministers werd niet geregeld. Daardoor kon de regering Schotte twee jaar lang een schrikbewind voeren op Curaçao - waar minister van Financiën Jamaloodin rondliep met pistolen op zak. En is op Sint Maarten nu Duncan minister - die Nederlandse politici ontvangt met een pistool in zijn sok. Curaçao zit kort na de schuldsanering weer diep in de schulden. Op Sint Maarten is nog niet een begin van goed bestuur.
Bij gebrek aan goede oppositie op de eilanden moeten nu partijen in de Tweede Kamer die rol vervullen. Na aanhoudende kritiek vanuit Nederland is Schotte vorig jaar afgetreden en heeft Curaçao een tijdelijk zakenkabinet. Binnenkort wordt echter een nieuwe regering gevormd en kan het gedonder helemaal opnieuw beginnen. Helmin Wiels, de leider van de grootste partij, eist alweer miljarden euro van Nederland. Op Sint Maarten is het proces om ministers die banden hebben met de onderwereld kwijt te raken nog maar net begonnen.
De grootste slachtoffers zijn niet de mensen in Nederland, maar de mensen op de eilanden zelf. Wij moeten dit wanbeleid betalen, maar zij moeten daar onder leven. Daarom ben ik er ook niet voor om afscheid te nemen van de eilanden - wat volkenrechtelijk ook niet kan. Nederland kan de bevolking van Curaçao en Sint Maarten (en van Aruba) wel degelijk helpen. Maar wij moeten dan stoppen met verantwoordelijkheid nemen voor misstanden in het bestuur.
Wij hebben in het Koninkrijk onszelf geketend. De eilanden kunnen onafhankelijk, maar wij kunnen niet uit het Koninkrijk stappen. Maar dat wil niet zeggen dat wij alles maar moeten accepteren. Om te beginnen zou minister Plasterk zich moeten uitspreken voor een nieuw Statuut, zonder waarborgfunctie, waarin de landen binnen het Koninkrijk samenwerken op basis van gelijkwaardigheid. Daarmee zou de regering tonen dat zij in staat is om te leren van fouten uit het verleden.