Nee zeggen is gezond
De SP kan gemakkelijk ‘nee’ zeggen, roepen tegenstanders wel eens. Consequent ‘nee’ zeggen is juist heel moeilijk, stelt Ronald van Raak in zijn 1 mei lezing. Maar wel het begin van elke verbetering. Dit bleek na de vakbondsdemonstraties in oktober 2004 en het Europees referendum in juni 2005. De vakbonden en de linkse partijen moeten nu gezamenlijk ‘nee’ durven zeggen tegen de afbraak van sociale wetgeving en sociale zekerheid.
Heeft u ook wel eens moeite om ‘nee’ te zeggen? Ik wel. Toch werkt het heel bevrijdend. Stel, uw partner of uw baas wil iets wat u eigenlijk niet wilt. Maar het kan niet anders, zeggen ze. U moet begrijpen dat het financieel niet haalbaar is, dat anderen het ook doen en dat de tijden nu eenmaal zijn veranderd. U zegt toch maar ‘ja’, maar niet met overtuiging. Ik zou zeggen, zeg eens vaker ‘nee’. Als u dat doet, zult u merken dat een wereld voor u open gaat.
Mensen die ‘nee’ zeggen zijn niet negatief, maar juist positief. ‘Nee’ zeggen is gezond, als een middel om tegenmacht te organiseren. Dat geldt voor u thuis en op het werk. Maar ook in de politiek. Het kabinet jaagt de burgers de stuipen op het lijf met verslechtering van arbeidscontracten, versoepeling van ontslagrecht en aantasting van pensioenrechten. Dat moet, zeggen ze, van de vergrijzing, van de staatsschuld en van onze concurrentiepositie. En vrijwel alle andere Europese regeringen doen hetzelfde. Want de tijden van sociale wetgeving en sociale zekerheid zouden voorbij zijn.
Dames en heren, hoed u voor mensen die zeggen dat iets uit de tijd is. Veel politici hoor ik zeggen dat politieke partijen uit de tijd zijn. Maar dat zijn vooral politici van partijen die het zelf niet goed doen. Die hun ideologie hebben opgegeven, geen leden meer kunnen maken en functioneren als een soort kiesverenigingen. Ik moet altijd een beetje lachen om die geluiden. Mijn partij is en blijft uitgesproken socialistisch, groeit als kool en is meer activistisch dan ooit. Ook de vakbonden zouden achterhaald zijn. Mensen zijn hoog opgeleid en mondig en zouden wel zélf met hun baas kunnen onderhandelen. Totdat deze hoog opgeleide en mondige werknemers worden ingeruild voor hoog opgeleide maar veel minder mondige collega’s uit Polen of India.
Wie van u herinnert zich nog de vakbondsdemonstraties van 2004? Op 2 oktober verzamelden zich 400.000 mensen op het Museumplein in Amsterdam, om te protesteren tegen het sociale beleid van het kabinet. Het had wat voeten in de aarde. De vakbondsbesturen waren in het begin niet erg voor actie te porren. Het was ook alweer zo lang geleden. Maar uiteindelijk stonden we daar. En minister Zalm kwam handen tekort om naar al die mensen te zwaaien. Zeggenschap van werknemers begint met tegenmacht. Onze vakbondsbestuurders zijn soms wat al te braaf. Maar doordat toen leden massaal ‘nee’ zeiden, worden de vakbonden nu weer wat meer serieus genomen.
Herinnert u zich ook nog het referendum over de Europese Grondwet in juni 2005? Wat hadden we een mooi feest die 1e juni in Amsterdam, in de Koningszaal in Artis, waar de wereldpers zich had verzameld om met de SP het feest te vieren van het ‘nee’ tegen de Europese Grondwet. Alle politieke partijen, van VVD tot en met GroenLinks, de bestuurders van de vakbonden, alle mogelijke milieu-, consumenten- en ontwikkelingsorganisaties, iedereen had voluit campagne gevoerd vóór deze liberale grondwet. Wie voor ‘nee’ pleitte was populistisch, nationalistisch en conservatief. Wij zouden niets hebben geleerd van de Holocaust. Ons land zou opnieuw in oorlog raken. En het licht zou uit gaan.
Bijna tweederde van de Nederlanders stemde tóch tegen deze Europese Grondwet en nog diezelfde avond verklaarden de kopstukken van de ‘ja’ campagne dat het ‘nee’ zo goed was voor de discussie over Europa. Minister Zalm toog met het ‘nee’ in zijn binnenzak naar Brussel om geld terug te eisen. En sinds het ‘nee’ heb ik het Europees Parlement zien groeien in haar rol als controleur van de Europese Commissie en hoor ik elk Kamerlid in Den Haag zeggen dat de nationale parlementen zich meer moeten bemoeien met de Europese politiek. Vergis u niet, het is soms erg moeilijk om ‘nee’ te zeggen, maar een jaar na het referendum blijkt dat u de Europese democratie een grote dienst heeft bewezen. U heeft laten zien dat democratisering begint met tegenmacht. Niet door een grondwet van bestuurders, maar door een ‘nee’ van de bevolking.
Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van dit jaar hebben mensen opnieuw ‘nee’ gezegd. Veel kiezers die vier jaar geleden nog CDA stemden hebben nu gekozen voor PvdA en SP. De winst van deze partijen is een bevestiging van het goede werk dat PvdA- en SP-bestuurders lokaal hebben gedaan, maar volgens mij ook een ‘nee’ tegen het sociale beleid van het kabinet. Het is de electorale vertaling van een gevoel onder de bevolking dat naar voren komt in opinieonderzoeken van Maurice de Hond, in internetonderzoeken als ‘21 minuten’ en in trendonderzoeken van het Sociaal en Cultureel Planbureau.
Nederlanders zijn over het algemeen lieve mensen. Wij willen een samenleving waarin de verschillen tussen mensen niet te groot zijn. Wij hechten in grote meerderheid aan goede sociale wetgeving en sociale zekerheid. Wij willen geen land waar ouderen moeten werken en jongeren moeten rondhangen, waar gezinnen op straat worden gezet en mensen de supermarkt moeten inruilen voor de voedselbank. Maar wij zijn wel bang dat in de toekomst de tegenstellingen nóg verder zullen groeien, meer mensen buiten de boot zullen vallen en de sociale cohesie verder zal afnemen.
Al een kwart eeuw voeren kabinetten met CDA, VVD, D66, LPF, maar ook PvdA, een beleid van meer markt en minder overheid. Van minder georganiseerde solidariteit en meer eigen verantwoordelijkheid. Maar als de voortekenen niet bedriegen was maart 2006 een opwarmertje voor 2007, voor de verkiezingen van provincies en Eerste Kamer in maart en voor de Tweede Kamer in mei. Ik heb er alle vertrouwen in dat de burgers bij die verkiezingen opnieuw ‘nee’ zullen zeggen. En ik ben er ook van overtuigd dat dit ‘nee’ net zo bevrijdend en hoopvol zal zijn als het ‘nee’ van het Museumplein en van het referendum.
Ik ben heel blij dat FNV, PvdA, GroenLinks en SP vandaag hier en op verschillende andere plaatsen in het land bijeenkomen. 1 mei is een mooie gelegenheid om te bespreken wat wij, zeg maar links Nederland, met al dat verfrissende ‘nee’ gaan doen. Ik heb samen met u gestreden, op het Museumplein. Maar ik heb ook tegen velen van u gestreden, tijdens het Europese referendum. In de politiek wordt vaak gesproken van een kloof tussen burgers en bestuur, nou die heb ik toen gezien. Veel bestuurders van FNV, PvdA en GroenLinks zeiden destijds ‘ja’, een meerderheid van uw leden zei ‘nee’. Laat hierover geen misverstand bestaan: ik bedoel dit niet triomfantelijk, ik ben hier niet om mijn gelijk te halen. Ik sta hier omdat ik vind dat we samen verder moeten.
Maar ik zie ook een nieuwe kloof, nu als het gaat over de verzorgingsstaat. Na het Europees referendum tekent zich in Den Haag opnieuw een consensus af van VVD tot en met GroenLinks, nu dat de sociale wetgeving en de sociale zekerheid op de schop moeten. Maar ik merk ook dat een groot deel van de bevolking dit helemaal niet wil. Hoe gaan de vakbonden en de linkse partijen recht doen aan dit nieuwe ‘nee’? Hoe gaan we gezamenlijk bereiken dat veranderingen in dit land niet meer altijd verslechteringen betekenen? Dat ‘flexibilisering’ van de arbeidsmarkt niet meer altijd betekent langer blijven doorwerken en eerder ontslagen kunnen worden? Dat ‘vernieuwing’ van de verzorgingsstaat niet meer automatisch betekent dat voorzieningen voor armen en zieken worden afgebroken om subsidies voor rijken en gezonden - ik noem de hypotheekrenteaftrek en de no claim - in stand te houden? Dat we in onze democratie burgers niet meer angst aanpraten met sprookjes over vergrijzing, staatsschuld en concurrentiepositie, om maatregelen door te drukken die mensen in overgrote meerderheid niet willen?
Bestrijden van armoede en stimuleren van werkgelegenheid, het onderwerp van deze 1 mei, zijn denk ik terreinen waarop vakbonden en linkse partijen zich positief kunnen onderscheiden. Vooral lokaal kunnen wij het komende anderhalf jaar bewijzen dat we het beter kunnen. De PvdA heeft mijn partij niet overal met open armen in het college ontvangen, maar in veel steden en dorpen kunnen onze partijen, soms met elkaar, soms met anderen, laten zien hoe gemeenten binnen de smalle marges van het lokale beleid een betere sociale politiek kunnen voeren. Nationaal kunnen we met gezamenlijke voorstellen komen. Ik noem drie keuzes:
Als de sociale zekerheid te duur wordt kunnen we kiezen tussen verlagen of herverdelen. Ik ben voor dat laatste. Veel alleenstaande moeders bijvoorbeeld leven in verborgen armoede. Door de kinderbijslag inkomensafhankelijk te maken kunnen deze gezinnen extra worden ondersteund.
Als mensen verleid worden om schulden te maken kun je de verleiders aanpakken. Veel armere gezinnen raken bijvoorbeeld in de schulden door agressieve leencampagnes van kredietbanken op radio en tv. Deze schuldenreclames kun je verbieden.
We moeten mensen de mogelijkheid bieden om zichzelf te helpen. Veel jongeren zitten bijvoorbeeld werkloos thuis. Een deel van het geld dat nu verdwijnt in de commerciële reïntegratie-industrie kan beter gebruikt worden voor gemeentelijke werkmaatschappijen, die werklozen tegen een echt loon zinvol werk kunnen laten doen.
Het zijn maar wat ideeën voor de discussie. Het zou goed zijn als FNV, PvdA, GroenLinks en SP gezamenlijk alternatieven ontwikkelen voor het huidige liberale beleid. Maar als we de samenleving willen verbeteren zullen we ook gezamenlijk ‘nee’ moeten durven zeggen. Wouter Bos en Femke Halsema wil ik deze 1 mei oproepen om ook ‘nee’ te zeggen tegen langer werken en minder ontslagbescherming. En tegen ander vormen van afbraak van sociale wetgeving en sociale zekerheid. Alleen dan kunnen we voorkomen dat Nederland in de toekomst ook ‘nee’ zal zeggen tegen ons.