Kiezers kiezen hun eigen gezagscrisis
Over moreel leiderschap in de politiek
In Nederland wordt veel gepeild. Het historisch radioprogramma Onvoltooid Verleden Tijd onderzocht wie volgens haar luisteraars de beste premier was van Nederland. Willem Drees werd de winnaar. Dat is begrijpelijk: iemand die de bijnaam ‘vadertje’ Drees krijgt is onverslaanbaar. Drees wordt gezien als één van de grondleggers van de sociale zekerheid in Nederland. Nummer twee werd Joop den Uyl, die het tot ‘ome’ Joop bracht. Jan Peter Balkenende werd met voorsprong laatste. Hij is niet meer dan een ver achterneefje. Balkenende is de minst populaire premier ooit. Dat is vreselijk, maar ook de eigen schuld van de kiezers: hij heeft in 2003 immers de meeste stemmen gekregen.
Wat is een goede politieke leider? Deze vraag zal in aanloop naar de verkiezingen van 2007 in veel partijen worden gesteld. In sommige partijen is het leiderschap onomstreden. Jan Marijnissen zal naar verwachting voor de SP en André Rouvoet voor de ChristenUnie de verkiezingscampagne leiden. In veel ander partijen is het toekomstige leiderschap minder duidelijk. Wie is het beste boegbeeld voor de VVD? Stemmentrekker Wiegel, of toch aanvoerder Van Aartsen? En wie is de beste leider voor het CDA? Moet Eurlings al terugkomen uit Brussel, of kan Balkenende nog wel een keertje mee? Halsema heeft goede kaarten voor het leiderschap van GroenLinks, maar wie gaat D66 leiden? en heeft D66 in 2007 nog wel een leider nodig? Bij de PvdA zijn ze er al wel uit. Wouter Bos wordt de nieuwe leider. En hij wil ook de nieuwe premier worden.
In zijn boek Dit land kan zoveel beter kunnen we lezen wat voor vlees we met deze nieuwe leider in de kuip hebben. Bos wil een ‘bindende’ leider zijn. Hij gaat inzetten op samenwerking in plaats van conflict. Hij wil geen blauwdrukken presenteren, maar draagvlak creëren. En verzet zich tegen de ‘machopolitiek’ van Balkenende: ‘Bindend leiderschap is niet uit op het morele of ideologische gelijk, maar op praktische resultaten.’ Balkenende zal raar hebben opgekeken bij deze woorden. Dat Bos hem een ‘macho’ noemt bijvoorbeeld, dat heeft nog nooit iemand gedaan! Maar bovendien: ‘binding’, dat had hij zélf toch al veel eerder bedacht? Het kabinet heeft een Breed Initiatief Maatschappelijke Binding georganiseerd en zelfs een Dag van de binding voorgesteld. Binding was ook een uitgangspunt dat Balkenende had geformuleerd in zijn eigen boek, Anders en beter uit 2002, dat verscheen voordat híj premier werd. En nu wil Bos premier worden met zíjn binding!
In ben vandaag uitgenodigd om te spreken over macht en onmacht in de politiek. Macht heeft een leider in Nederland niet zo veel. Sinds 1848 heeft zich in onze parlementaire democratie een ingenieus systeem van ‘checks and balances’ ontwikkeld, waarbij de macht geleidelijk verschoof van de koning naar de ministers, van de ministers naar de parlementariërs en van de parlementariërs naar de burgers. Zelden wordt in Den Haag de vraag gesteld wat een minister vindt, laat staan een Kamerlid. Het is vooral belangrijk wat de kiezers willen. Luisteren naar de mensen, dat is het devies! Maar wat mensen willen, dat is op z’n zachtst gezegd nogal divers. Ik ken weinig mensen die graag belasting betalen, maar wél veel mensen die graag een goed stelsel van sociale zekerheid willen. Mensen willen een goed leefmilieu, maar ook kunnen doorrijden op de snelweg. Mensen willen weinig regels voor zichzelf, maar wél veel beperkingen voor de buren. Niet zozeer macht, maar vooral gezag is denk ik belangrijk om mensen te overtuigen van de noodzaak van verbeteringen. Maar wat voor leider kan dat gezag afdwingen?
Premiers in Nederland willen binden. Bos, Balkenende. En ook Wim Kok, die een symbool bij uitstek werd van het poldermodel, wilde een bindende figuur zijn. Toch groeide aan het einde van de paarse regeerperiode de kritiek. Mensen hadden genoeg van al dat gepolder: burgers wilden duidelijkheid. En toen gebeurde iets wat in Nederland voor onmogelijk werd gehouden: een populist maakte zich meester van het debat. Niet Wim, de staatsman, die in het bestuur kleine stapjes wilde zetten en mensen bij elkaar wilde houden, kreeg het vertrouwen van de kiezers. Maar Pim, de buitenstaander, die heilige huisjes omver gooide en de tegenstellingen op scherp zette.
De lessen van Fortuyn
‘De bekwame leider is de bijbelse goede herder. Hij is normsteller èn bruggenbouwer. Hij is streng èn barmhartig. Hij is ongenaakbaar èn begripvol … Hij zal de goede herder zijn, die ons geleidt naar het vaderhuis. Laten wij ons voorbereiden op zijn komst, opdat wij hem gereed kunnen inhalen. Laten wij onze verweesdheid te boven komen door hem een welkom thuis te bereiden. Op weg naar de goede herder, op weg naar huis, daar gaat het om.’ Dit is een citaat uit De verweesde samenleving uit 1995. Onze samenleving was verweesd geraakt, zo meende Fortuyn. Door ontkerkelijking, cultuurrelativisme en hedendaagse kunst waren de Nederlanders hun morele bakens kwijtgeraakt: ‘Wij hebben grote behoefte aan dergelijke wegbereiders en richtinggevers, juist nu we het even niet meer weten.’
De verweesdheid van Nederland was voor Fortuyn bovenal een morele kwestie. Het ging er niet om dat onze leiders goed zouden zijn of slecht, nee, zij waren überhaupt niet bereid om morele keuzes te maken. Daarom was er behoefte aan een nieuw soort leiderschap. De nieuwe leider van Nederland moest een Vader zijn, iemand die normen en waarden uitdraagt. Maar Vader kan het niet alleen. Daarom moest de nieuwe leider ook een Moeder zijn, die zorg draagt voor de gemeenschap. Maar wie moest die nieuwe leider, die tegelijk Vader en Moeder is van het Nederlandse volk, dan wel zijn? Fortuyn wist het al. Die nieuwe leider, dat was hij zélf! De verweesde samenleving eindigt met de woorden: ‘Ik ben gereed. U ook? Op weg naar het beloofde land!’ Fortuyn zou zijn Messiaanse belofte gestand doen en zich in 2002 openlijk opwerpen als nieuwe leider van het Nederlandse volk.
Een flamboyante relschopper, met een onduidelijk programma en een anachronistisch taalgebruik, hoe succesvol kan die zijn in de verlichte Nederlandse overlegcultuur? Héél succesvol, zo bleek. Over het waarom van dit succes zijn ondertussen boekenkasten volgeschreven. Onder anderen Dick Pels, in De geest van Pim uit 2003 en Hans Wansink, in De erfenis van Fortuyn uit 2004, schreven over de populistische uitdaging van Fortuyn, en het gebrekkige antwoord daarop van de grote partijen. Maar Fortuyn werd vermoord en nooit zal duidelijk worden of hij niet alleen in zijn presentatie, maar ook in de praktijk een leider zou zijn. Zou Fortuyn erin geslaagd zijn om een ideologische deken te leggen over de vele scheurmakers in zijn partij? Of zou hij ook hier het middelpunt zijn geworden van allerlei controverses en zou de LPF evenmin een lang leven beschoren zijn? Ik denk het laatste, maar zeker weten doe ik dat natuurlijk niet. Toch wil ik twee lessen trekken uit het kortstondige optreden van Fortuyn:
1. Veel burgers kunnen waardering opbrengen voor politici die duidelijke politieke keuzes maken, zelfs als zij het niet met deze keuzes eens zijn.
2. In de politiek is opnieuw ruimte voor ideologische en morele discussies, die tijdens paarse op de achtergrond waren geraakt.
Het antwoord van Bos
Na de electorale afstraffing in 2002 is de PvdA in retraite gegaan en is in de partij veel en diep nagedacht. Nu lijkt de partij over de crisis heen. Bos zit stevig in het zadel, hij heeft de PvdA opnieuw met beginselen getooid en de partij doet het goed in de peilingen. Vol trots presenteert hij zichzelf als de nieuwe premier. En in zijn boek kunnen we lezen wat Nederland van de nieuwe leider te verwachten heeft. Bos wil mensen niet de wet voorschrijven. Zijn partij is te veel de Partij van de Gelijkheid geworden, terwijl hij vindt dat de PvdA de kampioen van de vrijheid moet zijn. De keuze van deze linkse leider voor individuele vrijheid gaat gepaard met kritiek op de georganiseerde solidariteit. Bos neemt in zijn boek afscheid van de sociaaldemocratische opvatting van gelijkwaardigheid: naar zijn opvatting kun je alleen solidariteit vragen van mensen als zij daar ook direct baat bij hebben. Mensen met een hoog en middeninkomen, die relatief veel betalen aan zorg en sociale zekerheid, moeten volgens hem ook veel profiteren, anders zullen zij niet bereid zijn om te betalen voor de zwakkeren.
Op hetzelfde moment dat de armoede in Nederland groeit en steeds meer mensen afhankelijk worden van voedselbanken en andere charitatieve instellingen lijkt de idee van solidariteit uit de mode geraakt. Het zal u niet verrassen dat ik dat heel jammer vind. Maar dat is niet zo belangrijk. Veel belangrijker is dat onze nieuwe leider deze keuze maakt: net als Kok neemt Bos afscheid van de traditionele solidariteitsopvatting van de sociaal-democratie en kiest hij voor een sociaal-liberale idee van vrijheid. Hij ziet Nederland als een maatschappij van ‘zelfredzame en geëmancipeerde’ burgers, die niet gebukt moeten gaan onder overheidsbemoeienis, maar de vrijheid moeten hebben om hun eigen leven vorm te geven.
Nadat ik Dit land kan zoveel beter van Bos had gelezen nam ik natuurlijk Anders en beter nog eens in de hand, dat Balkenende in 2002 schreef toen híj premier wilde worden. En ik zag veel overeenkomsten. Balkenende heeft de verzorgingsstaat op de schop genomen en meer verantwoordelijkheid voor de sociale zekerheid gelegd bij charitatieve instellingen, gezinnen en niet in de laatste plaats bij individuen. Hij kiest voor een ‘participatiestaat’, waarin noties als ‘soevereiniteit in eigen kring’ en ‘eigen verantwoordelijkheid’ centraal staan. Ook Bos lijkt te kiezen voor een vorm van participatiemaatschappij, die vooral is toegeschreven op de wensen van de electoraal interessante middenklassen. Wat is zijn antwoord op de leiderschapslessen van Fortuyn?
1. Maakt Bos duidelijke keuzes?
Na het verschijnen van Dit land kan zoveel beter was de kritiek vanuit andere partijen niet mals: ‘Er staat niet veel in het boek’ en ‘Bos gaat keuzes uit de weg’, zo viel veelvuldig te horen. Volgens mij maakt Bos wél een keuze: hij neemt - als gezegd - afscheid van de klassieke sociaal-democratie en zoekt naar een vorm van sociaal-liberalisme. Dit is echter niet een nieuwe keuze: Kok had ook al afscheid genomen van het socialisme en de PvdA in 1995 de ideologische veren afgeschud. Daarmee zijn de keuzemogelijkheden van de kiezers niet echt vergroot. Bos zal het zélf ongetwijfeld anders zien, maar de nieuwe leider lijkt in veel opzichten op de huidige leider Balkenende.
2. Maakt Bos morele keuzes?
Wat mij ook opvalt, is dat de discussie over de toekomst van zorg en zekerheid binnen de PvdA vooral in economische termen wordt gevoerd, waarbij veel aandacht is voor draagkracht en betaalbaarheid. Zelden hoor ik leiders van deze partij bijvoorbeeld spreken over het belang van georganiseerde solidariteit als een uitdrukking van beschaving en als een middel om de eenheid in de samenleving te bewaren. In zijn boek zegt Bos dat we in Nederland geen beroep meer kunnen doen op de morele noodzaak van solidariteit. Dit lijkt een indirecte verwijzing naar Marijnissen, die in Nieuw Optimisme, dat verscheen in aanloop naar de verkiezingen van 2003, juist uitgebreid ingaat op de publieke moraal. Het kan ook een verwijzing zijn naar Rouvoet, die in Politiek met een hart uit 2000 eveneens de morele dimensie van de politiek beklemtoont.
Gezag is een morele kwestie
Terug naar de vraag van vandaag. Hebben politieke leiders in Nederland nog wel het gezag om invloed uit te oefenen? Ik weet niet of Nederland zit te wachten op een sterke leider, met veel macht. Wél zie ik een behoefte aan een vertrouwenwekkende leider, met gezag. En gezag is een morele kwestie. Een leider krijgt gezag als mensen hem of haar vertrouwen. Om vertrouwen te krijgen moet duidelijk zijn welke uitgangspunten een politicus als leidraad neemt in de politiek. Kiezers moeten zich afvragen: ‘Zijn dit ook míjn waarden en normen?’ ‘En vertrouw ik erop dat deze leider woord zal houden?’
Is Bos gereed om een leider met gezag te worden? In tegenstelling tot sommige andere critici denk ik dat Bos wél politieke keuzes heeft gemaakt. Maar ik denk niet dat die fundamenteel zullen verschillen van het beleid van de kabinetten van Balkenende. Maar ik weet het ook niet zeker. Daarvoor geeft hij te weinig inzicht in zijn beweegredenen. Hoe zal deze premier omgaan met toekomstige problemen? Welke waarden en normen zullen voor hem richtinggevend zijn? Ik weet het niet. En de kiezers die hem nu zo massaal lijken te steunen zullen het waarschijnlijk ook niet weten.
De vraag of de politiek nog wel genoeg gezag heeft is in een democratie eigenlijk een vreemde vraag. Burgers kunnen zélf immers de politieke leiders kiezen die zij vertrouwen. Als kiezers hun leider níet vertrouwen, dan hebben zij blijkbaar de verkeerde keuze gemaakt. Maar politici kunnen het de kiezers wél gemakkelijker maken, door hen duidelijke ideologische en morele keuzes voor te leggen. De populariteit van Marijnissen en Rouvoet lijkt aan te tonen dat kiezers het waarderen als politici moreel leiderschap tonen en keuzes durven te maken. Als kiezers kiezen voor een onduidelijke leider, dan kiezen zij ook voor hun eigen gezagscrisis.