Referendum mag geen poppenkast worden
Het referendum over de Europese grondwet dreigt oneerlijk en overbodig te worden.
Eind mei of in juni gaan we experimenteren met een nationaal referendum, naar aanleiding van de Europese grondwet. Veel dreigt nu al fout te gaan. Tegenstanders van het verdrag krijgen nauwelijks middelen en de uitkomst wordt mogelijk niet gerespecteerd. De mening van de bevolking is té belangrijk om politieke poppenkast mee te spelen.
Het kabinet heeft aangekondigd volop campagne te zullen voeren voor de Europese grondwet. Ondanks een verzoek van de initiatiefnemers Karimi, Dubbelboer en Van der Ham aan de ministers om zich terughoudend op te stellen. Ik snap de behoefte van de bewindspersonen om zich uit te spreken, zij hebben het Europese constitutionele verdrag immers al onderschreven. Ook zie ik het nut van de neutrale opkomstbevorderende campagne die het kabinet in het vooruitzicht heeft gesteld. De ministers gaan echter over de schreef als zij een inhoudelijke ‘ja’-campagne gaan voeren, met manifestaties en tv-spotjes. Dat past niet bij dit referendum, dat een advies is van de bevolking aan de Eerste en Tweede Kamer.
Behalve het kabinet heeft ook het bedrijfsleven veel belang bij een sterke ‘ja’-campagne. De Europese grondwet wil de ‘vrije en onvervalste concurrentie’ bevorderen – het is een unicum in de staatsrechtelijke geschiedenis dat in een grondwet een economisch model wordt vastgelegd. Bij reguliere verkiezingen worden strenge eisen gesteld aan sponsoring en ook voor de mogelijke rechtstreekse burgemeestersverkiezing worden beperkingen opgelegd voor campagnefinanciering. Ondanks de grote commerciële belangen zijn voor dit referendum geen regels voor sponsoring opgesteld.
Nu al tonen zich de nadelen van het referendummiddel, dat vooral een strijd is tussen belangengroepen. In het geval van de Europese grondwet zijn de middelen erg ongelijk verdeeld. De organisatie van het eerste nationale referendum gaat ongeveer 27 miljoen euro kosten, zo hebben de initiatiefnemers begroot. Volgens de Vereniging van Nederlandse Gemeenten moeten we daar nog vele miljoenen bij optellen. Deze kosten staan in schril contrast met de 1 miljoen euro die is vrijgemaakt voor de niet-commerciële groepen die campagne willen voeren. Als dit geld gelijkmatig wordt verdeeld kan de ‘nee’ campagne voor elke kiesgerechtigde één folder drukken. Maar ook dit is onzeker; de nog te benoemen referendumcommissie zal dit geld vooral toekennen aan organisaties die debatten organiseren en niet aan de inhoudelijke campagnes. In de praktijk zal de ‘nee’-campagne het met erg weinig middelen moeten doen.
Niet alleen de ongelijke uitgangspunten, maar ook de status van dit raadplegend referendum is een valse start voor deze politieke vernieuwing. Na de SP hebben ook de initiatiefnemers van de PvdA, Groenlinks en D66 uitgesproken dat zij de uitslag zullen respecteren. Toch blijft de mogelijkheid bestaan dat een meerderheid van de bevolking het Europese constitutionele verdrag afwijst, maar de Eerste en Tweede Kamer in meerderheid toch ‘ja’ zullen zeggen. Daarmee dreigt deze volksraadpleging overbodig te worden. Dit had voorkomen kunnen worden als gekozen was voor een echt, dat wil zeggen een bindend referendum.
We hebben nog maar weinig ervaring met het referendum en hadden veel kunnen leren van Zweden, waar in 2003 een volksraadpleding is gehouden over de euro. Het bedrijfsleven investeerde vele tientallen miljoenen euro in de ‘ja’-campagne. Ook hier voerden de ministers campagne, maar werd de eenzijdigheid doorbroken doordat een aantal bewindspersonen de ‘nee’-campagne steunden. Bovendien was hier meer dan 10 miljoen euro beschikbaar voor de campagnes, die vooraf gelijkwaardig werden verdeeld. Door de meer evenwichtige campagne was ook de opkomst met 82 procent hoog.
Als het kabinet met belastinggeld een actieve ‘ja’-campagne gaat voeren, geen regels worden gesteld aan de bijdragen van commerciële instellingen en tegenstanders het moeten stellen zonder middelen, dan is een eerlijk referendum niet mogelijk. Als partijen vooraf niet duidelijk maken wat zij met de uitslag zullen doen, dan dreigt het referendum overbodig te worden. Laten we in ieder geval buitenlandse waarnemers uitnodigen uit landen waar meer kennis en ervaring is met het referendum, om te voorkomen dat we een democratische flater slaan.