Pas op voor 'cashende' gedeputeerden
De dreigende verkoop van Essent lijkt op de mislukte overname van Una in 1998, zegt Paulus Jansen.
De gedeputeerden Marc Calon (provincie Groningen) Theo Rietkerk (Overijssel), Annemarie Moons (Noord-Brabant) en Herman Vrehen (Limburg) vinden hun besluit om energiebedrijf Essent te verkopen helemaal geen kortzichtige privatisering. Eerder is het een bijna filantropische actie, in het belang van het bedrijf: „Het voortbestaan van Essent is met de verkoop aan de betrouwbare partner RWE beter geborgd dan ooit”, schreven zij op 22 januari in Trouw.
Dit doet mij denken aan 1998. Ik was Statenlid in de provincie Utrecht, toen nog samen met Noord-Holland en de gemeenten Amsterdam en Utrecht eigenaar van het energiebedrijf Una. Maar deze overheden wilden van hun bezit af. De potentiële koper, het Amerikaanse bedrijf Reliant, werd door VVD-gedeputeerde Doede Kok de hemel in geprezen als strategische partner. De financiële opbrengst voor de provincie was slechts bijzaak. Zo was de verwachting van Reliant dat binnen twee jaar het aantal werknemers in Nederland zou verdubbelen. Het bidbook, waarin de verschillende aanbiedingen vergeleken werden, was opgesteld door de fameuze zakenbank Merill Lynch. De staten van Utrecht minus één dwarsligger van de SP waren enthousiast. En de provincies en gemeenten streken ongeveer vier miljard gulden op voor hun bezit.
Maar na de overname bleek de harde realiteit toch anders. Het aantal personeelsleden nam niet toe-, maar af, pijlsnel. Reliant investeerde geen cent, maar zette bikkelhard het mes in alles wat geld kostte. Zo ging de 250 MW centrale Lage Weide bij Utrecht over op onbemand bedrijf. De besturing vond plaats vanuit een nabijgelegen centrale van Reliant aan gene zijde van het Amsterdam-Rijn-kanaal. Een riskante bedrijfsvoering in geval van een calamiteit.
Na twee jaar vond Reliant zijn strategische investering bij nader inzien niet meer zo strategisch, zette Una opnieuw in de etalage, waarna het bedrijf uiteindelijk weer werd overgenomen door een publiek energiebedrijf: Nuon. En de fameuze zakenbank Merrill Lynch? Die ging bij de financiële crisis van 2008 als een van de eersten kopje onder.
Wat is de les hieruit? Laten volksvertegenwoordigers een gezond wantrouwen hebben tegen bestuurders die ’strategische’ argumenten aanvoeren om publieke bedrijven te privatiseren. Ook nu hebben die ’strategische’ argumenten weinig om het lijf. Gedeputeerde Marc Calon stelt dat Essent onder de paraplu van het Duitse RWE zijn koopkracht op de wilde markt van fossiele brandstof kan versterken. Dat mag zo zijn, maar exact hetzelfde effect kan je bereiken als de vier publieke Nederlandse bedrijven Essent, Nuon, Eneco en Delta een inkoopcombinatie vormen. Zo’n inkoopcombinatie bestond nota bene vroeger al, maar is opgebroken omdat de bedrijven besloten te gaan concurreren.
Een ander argument is het gebrek aan financiële slagkracht van Essent. Ook dat snijdt geen hout. Als de helft van de winst zou worden toegevoegd aan het eigen vermogen kan voldoende geld geleend worden om jaarlijks een 1000 MW centrale te bouwen. Dat is ongeveer twee keer zoveel als de jaarlijkse groei van het elektriciteitsverbruik in Nederland.
De echte les is: hoed u voor gedeputeerden die willen cashen, onder het mom van het algemeen belang.