Minister verantwoordelijk als corporaties mogen uitstappen
Minister Vogelaar heeft een groot politiek probleem als de rechter woningstichting Den Helder en De Veste uit Ommen in het gelijk stelt bij hun eis om –met medeneming van zijn bezit- uit het publieke stelsel te stappen. De minister weet al een jaar dat de wetgeving met betrekking tot “uitstappen” van woningcorporaties zo lek als een mandje is. Maar ze talmt om het lek te dichten en is zélf de oorzaak van de dreigende teloorgang van de sociale volkshuisvesting.
De woningcorporaties en veel van hun huurders zijn boos over de invoering van winstbelasting over hun sociale activiteiten. Die woede is terecht. Corporaties zijn instellingen zonder winstoogmerk, die al hun opbrengsten moeten herinvesteren in hun kerntaak: het bouwen, beheren en verhuren van betaalbare huurwoningen voor de lagere inkomens. Om non-profit instellingen op te zadelen met een winstbelasting is niet alleen onlogisch: het drijft deze maatschappelijke instellingen precies de verkeerde kant op. Ze worden gestraft als ze hun kerntaak uitvoeren en zullen noodgedwongen (nog) meer commerciële activiteiten gaan ontwikkelen. Het verlaten van het publieke stelsel is dan een logische –maar maatschappelijk gezien hoogst onwenselijke- vervolgstap.
In september vorig jaar wees Piet Klop, partner bij Deloitte en deskundige met betrekking tot de corporatiesector, in het Financieele Dagblad al op het juridische lek: “Er is wettelijk niets geregeld als corporaties zelf hun status van Toegelaten Instelling inleveren. Dat is de grap. Daar ging de overheid in 1995 niet van uit. De corporatie is een private rechtspersoon. De overheid kan niet zomaar aan diens vermogen komen. Overigens kan de minister de TI-status van de corporatie niet zomaar intrekken. Daar komt dan de rechter nog wel aan te pas.”
Twee dagen later zei de minister tijdens een Kamerdebat in reactie op deze uitspraak: “Ik weet ook dat er corporaties zijn die zeggen juridische procedures te willen beginnen. Ook dat is niet voor het eerst. Ik zal dat dan afwachten. Ik kan slechts constateren dat de inschattingen van juristen over de mate waarin dat succesvol zal zijn, zeer verschillend zijn.”
Eind februari 2008 stuurde De Veste de minister een brief waarin ze definitief aankondigde het publieke stelsel te willen verlaten. Naar aanleiding daarvan stelde de SP mondelinge vragen aan de minister. Zij erkende bij die gelegenheid dat er in de wetgeving niets geregeld is over de mogelijkheid voor corporaties om uit te stappen. Op mijn vraag wanneer we nadere regelgeving mogen verwachten om de maas in de wet te dichten zei Vogelaar: “Ik kom met nadere voorstellen voor de governance in de corporatiesector. Op dit gebied moeten wij zaken nader regelen.”
Wij zijn nu een half jaar verder en vandaag heeft ook woningstichting Den Helder zich bij minister Vogelaar gemeld om zich om te vormen tot particuliere verhuurder. Daarnaast blijkt uit onderzoek van het vakblad Building Bussiness dat de helft van de corporaties overweegt het stelsel te verlaten. Maar Ella Vogelaar zit op haar handen af te wachten tot de uitspraak van de rechter zorgt voor een gevaarlijk precedent en het hek van de dam is.
In plaats daarvan zou de minister nu eindelijk eens haar voorstellen over de maatschappelijke verankering van de corporaties aan de Kamer moeten voorleggen. Het begrip maatschappelijke onderneming is een loze kreet zonder fatsoenlijke wettelijke inkadering. Uitstappen uit het stelsel met medeneming van het maatschappelijk bezit –de sociale huurwoningvoorraad- moet expliciet verboden worden. Bij commerciële ondernemingen worden de commissarissen benoemd door de aandeelhouders. Bij woningcorporaties benoemen de commissarissen zichzelf. Dat is een perverse constructie, die zo snel mogelijk vervangen moet worden door een wettelijk verankerde zeggenschap voor huurders, woningzoekenden en andere maatschappelijke partners over de benoeming van het interne toezicht bij de corporaties.