Elke regio een eigen vervoersbedrijf, niet alleen de Randstad
Ons openbaar vervoer zou een publieke voorziening moeten zijn. Maar door marktwerking is het duurder en slechter geworden. Op 28 februari voeren vakbonden uit heel Europa actie in Brussel tegen de plannen van de Europese Commissie om nóg meer concurrentie in het openbaar vervoer mogelijk te maken. En vandaag staakt het streekvervoer. Wij steunen deze strijd van harte, want ons openbaar vervoer is te belangrijk om over te laten aan de markt. Daarom is nu het moment om een fundamentele discussie te voeren over de toekomst van ons openbaar vervoer. Net zoals zorg en energie is ons openbaar vervoer geen markt. Het roer moet om en dat kan ook: te beginnen in de provincies.
‘Als ik aan kom rijden en ik zie oma met de rollator bij de halte staan, dan voel ik al de onrust. Dit gaat extra tijd kosten want ik wil haar natuurlijk netjes de bus in helpen maar die tijd heb ik niet. Dit betekent dat ik ergens 70 moet gaan rijden waar je maar 50 mag, wat niet veilig is. Of dat ik mijn pauze van 15 minuten in moet leveren.’ Dit vertelde een stakende Haagse buschauffeur me vanmorgen toen ik hun actie bezocht. Het was een grote, stoere man, maar zijn emotie was goed zichtbaar. Een andere buschauffeur vertelde me hoe bezwaard hij zich voelt over de hoge prijzen voor de kaartjes. ‘Soms moet ik 12,50 euro vragen voor een stukje met de bus. Dan stapt er een 14-jarige scholier in met een lege OV chipkaart die dat niet kan betalen. Ik kan het niet over mijn hart verkrijgen om hem te laten staan, dus ik zeg zoek maar gauw een plekje, ik neem je mee’, vertelde een andere chauffeur. Het streekvervoer voert al een tijd actie. Ze waren duidelijk: Stop met die marktwerking in ons openbaar vervoer.
Na jaren van ideologisch eenrichtingsverkeer (namelijk: méér markt) is de discussie over het liberaliseren en privatiseren van onze publieke voorzieningen zoals energie, zorg en openbaar vervoer weer opgelaaid. Net zoals de liberalisering van energie ons heeft opgezadeld met torenhoge winsten voor energiebedrijven maar onbetaalbare energierekeningen voor mensen, heeft de markt in het openbaar vervoer ons ook niets goeds gebracht. De beloofde verbeteringen zijn uitgebleven. Sterker nog, het openbaar vervoer is niet goedkoper, maar duurder geworden. De dienstverlening is niet verbeterd, maar verschraald. Werknemers worden niet beter gewaardeerd, maar juist afgeknepen. Als het gaat om het stoppen met de marktwerking in de publieke sector, dan volstaat een linkse wolk niet. Die zal uiteindelijk het kabinetsbeleid in grote lijnen steunen. Een linkse vuist is nodig voor echte verandering.
Al meer dan twintig jaar worden provincies door Den Haag en Brussel verplicht om tram- en buslijnen aan te besteden. Dit betekent dat (buitenlandse) commerciële bedrijven voor een bepaalde tijd het recht krijgen om openbaar vervoer te organiseren. Bedrijven moeten met elkaar concurreren om trajecten zo goedkoop mogelijk uit te mogen voeren. Zij mogen hier dan winst op maken. De Haagse buschauffeurs vertelde me vanmorgen dat zij bijvoorbeeld rijden op een bus van Arriva (onderdeel van Deutsche Bahn, dus Duits (staats!)bedrijf) of van EBS (in Israëlische handen). Dus de winsten die worden gemaakt in ons openbaar vervoer gaan naar het buitenland. Maar als nu een Duits (Arriva), Frans (Conexxion, Hermes, Keolis) of Italiaans (QBuzz) staatsbedrijf er met de winst in ons openbaar vervoer vandoor gaat, dan kunnen we dat toch beter zelf doen?
Vakbonden en de SP luiden al ruime tijd de noodklok over deze werkwijze, omdat vervoersbedrijven te goedkoop inschrijven om een concessie te winnen, om vervolgens te bezuinigen op personeel, materieel én de dienstverlening. Al sinds de eeuwwisseling is op die manier van ons openbaar vervoer een commercieel product gemaakt.
Terwijl de wet die begin deze eeuw deze marktwerking in het tram- en busvervoer introduceerde op brede steun kon rekenen in de Tweede Kamer – van PvdA tot VVD– kon de SP destijds de schade enigszins beperken. Stedelijke gebieden kregen een uitzonderingspositie, waardoor steden als Amsterdam, Rotterdam en Den Haag tot op de dag van vandaag hun eigen vervoersbedrijf hebben behouden: GVB, RET en HTM. Maar waarom mag dat buiten de Randstad niet? Het planbureau voor de leefomgeving toonde recent aan dat belangrijke voorzieningen in ons land, zoals ziekenhuizen en scholen, buiten de grote steden zo goed als onbereikbaar zijn geworden met het openbaar vervoer. Het is dan ook niet gek dat uit onderzoek wederom bleek dat het wantrouwen richting de politiek het grootst is buiten de Randstad.
Waarom zou de mogelijkheid om een eigen publiek vervoersbedrijf op te richten beperkt moeten blijven tot deze steden in de Randstad, terwijl de markt overal faalt? Alle provincies zouden die mogelijkheid moeten krijgen. Provinciale publieke vervoersbedrijven kunnen het openbaar vervoer organiseren in het belang van de lokale bevolking en de werknemers, in plaats van aandeelhouders, die veelal in het buitenland zitten en er met de winsten vandoor gaan. Wij beslissen als samenleving hoe we ons openbaar vervoer organiseren. Want het moet en kan anders.