opinie
Leo de Kleijn:

Integratie en emancipatie kunnen niet zonder klassenstrijd

Maatschappelijke problemen worden steeds vaker 'cultureel' verklaard. Het is bon ton om de beroerde positie van de 'gekleurde onderklasse' te verklaren uit de cultuur of religie van de mensen waar het om gaat.

Pim Fortuyn noemde de islam 'achterlijk', Wilders gaat in dit soort opvattingen nog een stapje verder. Maar hoe groot is het verschil nog tussen het hardere integratiebeleid van de PvdA en de opvattingen van Fortuyn en Wilders? De PvdA-top stuurde Ella Vogelaar weg omdat ze niet mee wilde gaan in de Fortuynisering van het integratiedebat.

Bijna drie decennia neoliberaal beleid heeft in rijke landen, dus ook in Nederland, geleid tot maatschappelijke marginalisering van zo'n tien tot twintig procent van de bevolking. Dat die uitgesloten groepen in Nederland een kleur hebben is vanzelfsprekend. Migranten behoorden steeds tot de sociaal-economisch meest kwetsbare groepen in de samenleving. Als het economisch slecht ging, verloren zij als eerste hun baan; veel 'zwarte' wijken werden verwaarloosd; het niveau aan sociale voorzieningen in Nederland werd naar beneden bijgesteld. Zo kon een onderklasse ontstaan die voor een fors deel uit migranten en hun kinderen bestond. Dat nu hun cultuur en religie als oorzaken van zo ongeveer alle sociale problemen in het land worden beschouwd is een gotspe.

De 'culturalisering van de ongelijkheid' komt niet uit de lucht vallen en is ook niet uniek voor Nederland. Een conservatief als Theodore Dalrymple, de schrijver van Leven aan de onderkant, betoogt dat het ontstaan van de onderklasse vooral verklaard moet worden uit het deviante gedrag van deze groep, dat door de welvaartsstaat in stand zou worden gehouden. De oorzaak van ongelijkheid ligt bij gemarginaliseerde groepen zelf en bij de 'linkse kerk', die het deviante gedrag aanmoedigt. Dit denken is diep verankerd in het neoliberalisme, dat door Margareth Thatcher goed werd samengevat met haar uitspraak: 'There is no such thing as society'. De kern is dat het individu verantwoordelijk is voor zijn of haar eigen ontplooiing. De markt geldt als het belangrijkste regelende principe. Mensen aan de onderkant moeten zich maar zien te redden in een wereld van groeiende concurrentie, marktwerking en precaire arbeid. De PvdA is medeverantwoordelijk voor deze ontwikkeling. Die partij schudde de ideologische veren af en keek weg toen bleek dat de vrees van Joop den Uyl - een scherpe maatschappelijke tweedeling - werkelijkheid werd.

Met de toenemende invloed van culturele verklaringen voor ongelijkheid zien we dat het helaas weer steeds normaler wordt etniciteit of 'ras' als belangrijke factor in het ontstaan van sociale ongelijkheid te benoemen. Zo werd door de PvdA-raadsleden Duco Hoogland en Peggy Wijntuin onlangs in NRC Handelsblad (21 november 2008) een rechtstreeks verband gelegd tussen etnisch en religieus gerelateerde problemen en armoede en criminaliteit. De Rotterdamse PvdA-raadsleden vinden dat de rauwe werkelijkheid van armoede en criminaliteit niet ontkend mag worden en dat thema's als homoseksualiteit, eerwraak, sekse-verhoudingen en expliciete seksuele uitingen stof geven tot nadenken en conflict. Zo schuiven zij bijna alle sociale problemen op één grote hoop om er het etiket problematische integratie op te plakken.

Werkloosheid, gebrek aan perspectief en armoede zijn niet in de eerste plaats culturele problemen, maar hebben een belangrijke sociaal-economische component. Veel linkse intellectuelen en politici hebben definitief afscheid genomen van het begrip 'klasse'. Welk standpunt progressieven ook in het integratiedebat innemen, zij vermijden dat begrip angstvallig. Een deel van links, intellectuelen als Jan Willem Duyvendak en Dick Pels, keert zich tegen de culturalisering van maatschappelijke problemen en bepleit kosmopolitisme, maar stelt zich niet de vraag hoe de negatieve gevolgen van de neoliberale globalisering - het ontstaan van een internationale onderklasse, toename van precaire omstandigheden en concurrentie op de arbeidsmarkt, toename van het aantal 'werkende armen' - moeten worden bestreden. Sterker nog, Duyvendak en zijn mede-auteurs omhelzen in hun Het Bange Nederland de neoliberale economie, die zij als kosmopolitisch beschouwen. Critici van het neoliberalisme, met name SP'ers, wordt nationalisme en conservatisme verweten.

Een andere 'progressieve' stroming, de meerderheid van de sociaal-democraten, legt in toenemende mate de schuld van maatschappelijke problemen bij gemarginaliseerde groepen zelf. Ahmed Aboutaleb en PvdA-wethouders als Dominic Schrijer kiezen voor dwang en betutteling, met als effect dat een deel van deze mensen zich nog verder afkeert van de samenleving. PvdA-prominent Hans Spekman bepleit de publieke vernedering van Marokkaanse jongens, maar mag - anders dan Ella Vogelaar - gewoon blijven zitten.

De problemen van de onderklasse moeten bij de wortel worden aangepakt. Daarom is een radicale breuk met het neoliberale beleid nodig, zeker nu een economische crisis onvermijdelijk is. Breng publieke voorzieningen als onderwijs, zorg, volkshuisvesting en sociale zekerheid weer op orde. Kies voor het recht op een vaste baan, goede arbeidsomstandigheden en financiële zekerheid. Niemand zal het belang van culturele en religieuze verschillen in een complexe, globale samenleving als de onze ontkennen. Maar de problemen van de onderklasse zijn niet tot cultuur of religie te reduceren; zij blijven ook een kwestie van klasse en dus van klassenstrijd.

Betrokken SP'ers