Dekker minimaliseert inspraak ruimtelijk beleid
Minister Dekker van VROM wil een drastische wijziging in het ruimtelijke ordeningsbeleid in Nederland invoeren, maar minimaliseert de mogelijkheden tot maatschappelijke inspraak over de koerswijziging. Niet alleen is deze werkwijze waarschijnlijk in tegenspraak met bestaande regelgeving, maar het kan op termijn tot eindeloze en kostbare bezwaarprocedures leiden en dus tot onnodige vertraging. Een ommezwaai in beleid moet gepaard gaan met zorgvuldige democratische inspraak.
De Nota Ruimte legt de ruimtelijke inrichting van Nederland voor de komende 15 jaar vast. Gezien het ingrijpende karakter van de Nota is een zorgvuldige procedure met ruimte voor serieuze inspraak voor ons vanzelfsprekend . Wanneer minister Dekker al lang bezig is met haar autobiografie, moet Nederland leren leven met de gevolgen van haar beleid. Het is voor ons dan ook onbegrijpelijk dat minister Dekker de Nota Ruimte niet presenteert als een nieuw plan maar als een voortzetting van het beleid van haar voorgangers – en toen was er al inspraak, stelt zij.
De Nota Ruimte vertegenwoordigt een radicale koerswijziging ten opzichte van het naoorlogse ruimtelijke beleid. Tot en met het aantreden van Balkenende I werd ervan uitgegaan dat ruimte een schaars goed is in Nederland en dat de overheid de verantwoordelijkheid heeft deze te beheren; een zogenaamde “toelatingsplanologie”. Onder Pronk, die de procedure startte die nu moet uitmonden in de Nota Ruimte, werd dit beleid vertaald in rode en groene contouren die aangaven waar gebouwd mocht worden (rood) en waar niet (groen). Bundeling en concentratie moesten in de visie van de Paarse bewindsman leiden tot compacte steden en een duidelijk onderscheid tussen stad en platteland. Dekker vindt het idee van rode en groene grenzen te beperkend en geeft daarom in haar Nota de lagere overheden meer ruimte om zelf in te kunnen vullen hoe en waar zij willen bouwen. Los van het politieke oordeel over deze inhoudelijke koerswijziging, kan dit niet worden afgedaan als een nadere uitwerking van de Vijfde Nota van Pronk.
Ook qua sturingsfilosofie lijkt zich een fundamentele breuk af te tekenen. Tegenover de sterke regisserende rol die Pronk voor ogen had, stelt zij een gedecentraliseerde aanpak voor. Een verandering in sturingsfilosofie kan echter grote effecten hebben op de inrichting van ons land op de lange termijn. Ook dit rechtvaardigt dus de opvatting dat de Nota Ruimte een nieuw plan is en geen uitwerking van de vijfde Nota.
De minister heeft haast want er moet vaart komen in het bouwen van woningen waar Nederland op zitten wachten. Haar eigen ministerie publiceerde echter afgelopen maand de resultaten van een onderzoek waaruit blijkt dat er voorlopig voldoende ruimte is voor nieuwbouw. In dit geval geld het adagium haastige spoed is zelden goed. De wettelijke termijn voor inspraak op een eerste conceptnota is 12 weken. Voor een plan met een planhorizon tot 2020 een alleszins acceptabele termijn. De Kamer adviseerde minister Dekker overigens om de Landsadvocaat om advies in deze kwestie te vragen. Waarom zij dit niet deed is onduidelijk, of zou het zijn dat ze bang is dat het advies haar niet zou zinnen?
In reactie op de vele bezwaren uit het land over de beperking van inspraakmogelijkheden belooft minister Dekker nu een breed maatschappelijk debat. Als maatschappelijke organisaties dan per se wat willen zeggen, dan mag dat – in twee keer tien minuten. Dit is echter niet hoe het in de wet is voorzien. De ruimtelijke inrichting van Nederland tot het jaar 2020 vergt meer dan eventjes bijbabbelen. Wij willen daarom de minister hierbij oproepen niet haar verantwoordelijkheden voor het betrekken van de samenleving bij cruciale beslissingen te ontlopen. De Nota Ruimte biedt de mogelijkheid om het kabinetsmotto van “meedoen” praktisch handen en voeten te geven.