Staatssecretaris Dekker (VVD) is hardleers en werkt aan onderwijsvernieling
Basis- en voortgezet onderwijs wordt gegeven vanwege het overdragen, verbreden en verdiepen van kennis van leerlingen. In de dagelijkse praktijk is het ontwikkelen van de potentiële kwaliteiten van leerlingen, hun aanleg, belangstelling en nieuwsgierigheid een belangrijke dimensie. In die zin staan de leerlingen en studenten centraal in het onderwijs.
Dit eenvoudige inzicht staat in de schaduw van politieke en maatschappelijke beschouwingen over het onderwijs. Die gaan over de positie van de leraren, de betekenis van het onderwijs voor het bedrijfsleven en de arbeidsmarkt. Ook het project Onderwijs2032 van Staatssecretaris Sander Dekker (VVD) wordt getroffen door deze waarneming.
Wij noemen eerst enkele problemen die in het huidige onderwijs de gemoederen bezighouden. De hoge werkdruk van docenten en schoolleiders, de grote klassen, de gemiddelde kwaliteit van het lerarencorps (mede door het toenemende aantal onbevoegde docenten), de invloed van internationale bevolkingsstromen op het lesgeven in de klas, de kwaliteit van de lerarenopleidingen en de architectuur van de bekostiging van het onderwijs. Aan deze hardnekkige vraagstukken in het onderwijs besteedt Onderwijs 2032, tot stand gekomen op advies van de D66-senator Paul Schnabel, geen aandacht.
Onderwijs2032 behelst wederom een stelselwijziging door de nadruk te leggen op vaardigheden, ten koste van de inhoud van vakken, zoals in het mislukte Nieuwe Leren van ruim tien jaar geleden. Leerlingen kiezen hun eigen leerpad en vervangen schoolvakken als geschiedenis, aardrijkskunde, economie, natuurkunde en Duits door kennisdomeinen. Deze clusters van wetenschappelijke discipline vergen docenten die grondige vakkennis inruilen voor oppervlakkige indrukken van reeksen kennisgebieden. De docent als leeuwentemmer, die tien ballen zonder samenhang in de lucht houdt, keert in het onderwijs terug.
Bij een dergelijke verwatering van het curriculum hebben de leerlingen van de toekomst geen enkel belang. Hun belang schuilt in de gedreven docent, die zijn of haar eigen vak verstaat en de leerlingen daarin laat delen. Dit klemt te meer, omdat de voorstellen van Sander Dekker leiden tot een oeverloze verwatering in de breedte in plaats van tot het versterken van de diepgang van het onderwijs door vast te houden aan een vakinhoudelijke behandeling. De beoogde van nature vage interdisciplinaire onderwijsvormen zijn voor die negatieve effecten het voertuig.
Opmerkelijk is dat de voorstellen van Dekker haaks staan op de bevindingen van de parlementaire commissie Dijsselbloem, gepubliceerd in 2008 over vergelijkbare vernieuwingen in de jaren negentig van de vorige eeuw. Dijsselbloem waarschuwde voor onderwijskundige megaprojecten die niet zelden ontspruiten aan het brein van enkele monomane onderwijskundigen, die draaglak in het onderwijsveld missen en afstuiten op de hoge werkdruk, het onderschatten van de noodzakelijke investeringen en daardoor –nog afgezien van de principiële en zwaarwegende bezwaren- niet uitvoerbaar zijn.
De discussie over Onderwijs2032 leidt de aandacht af van het oplossen van de huidige problemen in het onderwijs. Met die oplossing is tenminste 8 a 10 jaren krachtdadig onderwijsbeleid gemoeid, gedragen door voldoende financiële middelen en het centraler stellen van de belangen van de leerlingen in de jaren na 2030. Voorlopig is het van tijd tot tijd herijken van een vakkundig curriculum naast de aanpak van de korte termijn vraagstukken ten behoeve van de scholing van de jeugd in de komende jaren een voldoende zware opgave. Aan een nieuwe poging tot onderwijsvernieuwing – die feitelijk neerkomt op een onderwijsvernieling – is geen behoefte.
Jasper van Dijk, SP Kamerlid
Arnold Heertje, emeritus hoogleraar economie
Dit artikel verscheen op 13 maart op Joop.nl