opinie
Jasper van Dijk:

Leenstelsel treft lagere inkomens

Eisen aan studenten moeten inhoudelijk zijn, niet financieel. Een leenstelsel veroorzaakt een tweedeling tussen rijk en arm.

Lodewijk Pessers vindt het – net als PvdA en VVD – prima om de basisbeurs in te ruilen voor een leenstelsel (Volkskrant, 17 oktober). Er zijn volgens hem teveel studenten en de uitval is hoog. Het is in mijn ogen kortzichtig om dan maar een financiële drempel op te werpen. Bovendien is dit op de lange termijn schadelijk voor de ontwikkeling van Nederland.

In het leenstelsel van PvdA en VVD zullen studenten worden opgezadeld met minimaal 13.000 euro extra schuld na hun studie. Logischerwijs zullen nogal wat studenten afhaken. Afhankelijk van het soort leenstelsel kan hun aantal volgens het Centraal Planbureau variëren van 15.000 tot 35.000. Deze jongeren halen om financiele redenen niet het maximale uit zichzelf. Hun besluit heeft ook grote economische gevolgen: TNO rekent ons voor dat elke afgestudeerde jongere jaarlijks 25.000 euro voor zijn regio oplevert.

Mogelijk nog erger is dat met het schuldenstelsel het profijtbeginsel zijn intrede doet in het onderwijs. Het volgen van een hogere opleiding zal primair een zaak voor jezelf worden, terwijl studeren ook een maatschappelijke functie heeft. De hele samenleving profiteert immers van een goed opgeleide bevolking.

Het vooruitzicht van torenhoge schulden zal ertoe leiden dat studenten calculerend worden ten aanzien van hun studiekeuze. Ongeacht het maatschappelijk belang zal eerder worden gekozen voor een opleiding die snel geld oplevert.

Aanhangers van het leenstelsel vinden dat de bakker niet mee hoeft te betalen aan de opleiding van de advocaat en de bloemist niet aan de studie van de chirurg, zoals Lodewijk Pessers het formuleert; als jij wilt studeren mag je dat zelf betalen.

Dat is een zeer individualistische, maar ook een tamelijk onnozele redenering. Want bakkers en bloemisten hebben natuurlijk ook belang bij het bestaan van advocaten en chirurgen, want ook zij kunnen in de rechtszaal belanden of in het ziekenhuis. Bovendien is het fijn als hun zoon of dochter ook kan studeren.

Dat studenten later meer gaan verdienen dan de bakker of de bloemist, is evenmin reden om een leenstelsel in te voeren. Daarvoor hebben we immers de belastingplicht: hoe meer je verdient, hoe meer je afdraagt. Bovendien is het een illusie dat studenten later allemaal rijk worden; veel hogeropgeleiden verdienen een gemiddeld salaris

Uit berekeningen van de HBO-raad blijkt dat beginnende verpleegkundigen en leraren al snel 10 procent van hun salaris moeten inleveren, wanneer ze hun studieschulden moeten gaan aflossen. Dat kun onmogelijk een sociaal leenstelsel noemen; die aanduiding is een gotspe.

Het leenstelsel zal een tweedeling veroorzaken: jongeren uit gezinnen met een laag inkomen zullen vanwege het vooruitzicht van torenhoge schulde afzien van een studie, jongeren uit rijke gezinnen daarentegen zullen rekenen op de financiele steun van hun vermogende ouders. Dat is slecht voor de emancipatie van lagere inkomensgroepen, onder wie helaas bovengemiddeld veel allochtonen.

Wat doen we dan tegen de hoge uitval? Hoe maken we studeren minder vrijblijvend?

Niet door het opwerpen van financiële drempels, maar door invoering van inhoudelijke drempels. Door goede voorlichting te geven – elke nieuwe student voert een intakegesprek waarin hij zijn motivatie moet toelichten. Door te zorgen voor opleidingen van hoog niveau. Studenten mogen geen kans krijgen zich aan de opleiding te onttrekken omdat deze te gemakkelijk zou zijn. Dat kan door te investeren in intensieve begeleiding, voldoende contacturen en een hoogwaardig opleidingsprogramma.

Kortom, niet selecteren op centen maar op talenten.

Betrokken SP'ers