Minder tanks en minder oorlogvoeren
Nu minister Hillen flink gaat bezuinigen op het leger, moet het ook minder oorlogvoeren. Daarbij is het verstandig opnieuw vast te stellen wat de hoofdtaken van defensie zijn.
Minister Hans Hillen van defensie zit in een spagaat. Aan de ene kant gaat hij flink bezuinigen, aan de andere kant wil hij niet tornen aan het hoge ambitieniveau van de Nederlandse krijgsmacht. Het is echter van tweeën één: wie zoveel gaat bezuinigen kan niet tegelijkertijd veelzijdig inzetbaar zijn. De enorme bezuinigingen maken het onvermijdelijk dat de regering minder meedoet aan internationale missies.
De regering gaat de komende jaren één miljard euro bezuinigen op defensie. 10.000 arbeidsplaatsen verdwijnen, één op de zeven militairen moet vertrekken. Ook de SP wil bezuinigen op defensie, maar dat vraagt wel om een gedegen afweging. Als je zoveel bezuinigt moet het ambitieniveau naar beneden. De regering zal bescheidener moeten worden. Doelen en middelen zijn op dit moment al uit evenwicht en dat zal de komende jaren alleen maar erger worden. Militairen werken met verouderd materiaal en versleten kleding. Doorgaan op dezelfde weg leidt tot grote risico's.
Minister Hillen gaat op zoek naar een 'hernieuwd evenwicht' bij defensie. Er is minder geld en daar hoort een 'realistisch ambtieniveau' bij, zo stelt hij. Dat klinkt goed, maar wat is een realistisch ambitieniveau? Daarover moet de politieke discussie nu gaan. Tijdens de kabinetten Balkenende wilde Nederland graag meedoen aan de Champion's League van de internationale defensiepolitiek. Meedoen in het 'hoogste deel van het geweldsspectrum' zoals dat vaak genoemd wordt. Daartoe moesten zowel kruisraketten als JSF-vliegtuigen worden aangeschaft. Voor zulke ambities is in het huidige tijdsgewricht geen plaats. Nederland zal moeten matigen, dat geldt ook voor Defensie. Daarin staat Nederland overigens niet alleen. Ook Groot-Brittannië en andere Europese landen gaan fors bezuinigen op Defensie.
Maar rücksichtslos snijden is ongewenst. Daarom moeten we eerst vaststellen wat de hoofdtaken van defensie zijn. De SP rekent daartoe de bescherming van ons land en onze grondwettelijke verplichting om de internationale rechtsorde te bevorderen. Daarbij rijst bij elke missie de vraag naar legitimiteit, proportionaliteit en effectiviteit. Die afweging is van cruciaal belang en mag niet lichtvaardig genomen worden. Het gaat immers om mensenlevens.
Daarom steunde de SP de vechtmissie naar Afghanistan niet en deden wij niet mee aan oorlogen waar geen volkenrechtelijk mandaat voor is, zoals de oorlogen tegen Servië en Irak. Wel steunden wij vredesmissies in Bosnië, Macedonië, Cyprus en de anti-piraterij missie bij Somalië, omdat die de wereld daadwerkelijk veiliger maakten en niet gevoerd werden om schijnveiligheid te brengen.
Het is in dit kader dat we moeten afwegen wat we nodig hebben. Volgens mij zijn dat geen JSF-vliegtuigen, kernwapens op Volkel en onderzeeërs. Dat zijn immers wapens waar geen vijand voor te vinden is. Die moeten we dan ook niet aanschaffen of in stand houden. Ook aan grootschalige tankbataljons hebben we geen behoefte. Zij zijn een overblijfsel uit de Koude Oorlog, die we kunnen afbouwen. Zo komen er voldoende middelen vrij voor datgene wat we wel nodig hebben, zoals voldoende geld voor een civiel vredescorps, begeleiding van militairen die niet langer bij Defensie nodig zijn en een goed veteranenbeleid. Daarnaast houden we geld over om de veiligheid van de militairen, die wij in naam van de Nederlandse politiek op pad sturen, zo goed mogelijk te waarborgen.
Een verstandige regering grijpt de bezuinigingen aan om het Defensiebeleid tegen het licht te houden en te kiezen voor een ambitieniveau dat bij ons land past. De SP denkt graag mee, maar dan is realisme van de kant van de regering wel gewenst. Anders komt Hillen niet uit zijn spagaat en dreigen onze militairen slachtoffer te worden van een politiek die niet durft te kiezen.