Investeringen in onderwijs gaan vooraf aan urennorm
De noodkreet van schoolleiders om de strenge controle op lesuren te heroverwegen, maakt pijnlijk duidelijk wat er mis is in het onderwijs (Politici moeten controle op lesuren heroverwegen, 28-6-07). Terecht vragen zij begrip voor het feit dat zij niet ineens aan de onderwijstijd kunnen voldoen, als de ontstane situatie jarenlang is gedoogd en als er jarenlang is bezuinigd.
Natuurlijk is onderwijstijd (het aantal lesuren) een belangrijke factor in het meten van de onderwijskwaliteit. Het is verkeerd als leerlingen eerder vrij krijgen voor de vakantie, als er veelvuldig lessen uitvallen of als lesuren worden omgeruild voor zelfstudie. Het is dan ook goed dat de inspectie hierop controleert. Maar we moeten ons wel afvragen hoe het zover heeft kunnen komen, voordat er botweg boetes worden opgelegd.
Los van de discussie of de 1040 uur een adequaat aantal is, speelt de tekortschietende financiering vanuit Den Haag een belangrijke rol. In Europa bungelt Nederland al jaren onderaan als het gaat om onderwijsuitgaven. Tegelijk is er een aanzwellend lerarentekort (de komende jaren zijn 100.000 nieuwe leraren nodig) en gaat er veel geld naar overhead als gevolg van de schaalvergroting. Gevolg: scholen moeten allerlei trucks verzinnen om te voldoen aan de urennorm.
Door harde bezuinigingen vanaf de jaren tachtig is werken in het onderwijs steeds onaantrekkelijker geworden. De salarissen van leraren groeiden niet mee met de andere sectoren waardoor leraren nu gemiddeld tien procent achterlopen. Steeds minder hoogopgeleiden kiezen voor een baan als leraar en de inspectie spreekt van een proces van downgrading: een daling van de onderwijskwaliteit door een daling van het onderwijspeil van leraren. Dat is een vicieuze cirkel die koste wat het kost doorbroken moet worden.
Tegelijk met het lerarentekort en het tekort aan financiering werden onderwijsvernieuwingen als het Nieuwe Leren en het studiehuis gepropageerd. Bovendien was er de opkomst van de ICT, waardoor scholen veel geld kregen voor computers in plaats van voor leraren. Zowel bij ICT als bij het Nieuwe Leren ligt de nadruk op zelfstandig leren. Vanwege het gebrek aan financiering bood dat een uitkomst voor de scholen. Zelfstandig leren als onderdeel van het leerproces kan bijdragen aan beter onderwijs, maar het mag er niet op neerkomen dat de leerling aan zijn lot wordt overgelaten.
De gelijktijdigheid van enerzijds bezuinigingen en anderzijds de nadruk op zelfstandig leren, is funest voor de kwaliteit van het onderwijs. In de woorden van Lies Wesseling (Universiteit Maastricht): “Het van overheidswege gepropageerde Nieuwe Leren is in feite de zoveelste maatregel in een lange rij bezuinigingen op het onderwijs die als ‘modernisering’ of ‘innovatie’ worden verkocht. In dit geval worden losse flodders uit individualiserende, niet-klassikale onderwijsconcepten misbruikt als excuus om het aantal contacturen tussen docent en pupil terug te brengen in het voortgezet onderwijs.”
Het wordt hoog tijd dat het Kabinet inziet dat het verzorgen van goed onderwijs een kostbare zaak is. Naast forse investeringen, dienen leraar en leerling weer terug in het middelpunt van de school te komen. Minister Plasterk maakt zich hier ook sterk voor, gezien zijn uitspraken over de doorgeslagen macht van managers. Hij kweekt daarmee hoge verwachtingen die de SP kritisch zal volgen. Als leraren de ruimte krijgen om goed onderwijs te geven (ofwel: de door hun zélf gewenste combinatie van klassikaal en zelfstandig onderwijs) met kleine klassen en een goed salaris, pas dan kunnen we van scholen verwachten dat zij voldoen aan de urennorm.