Het VMBO verdient beter!
Toespraak op de landelijke dag van het platform VMBO bouwtechniek, 4 juni 2003 in het Zuiderzeemuseum te Enkhuizen
Een tijdje geleden sprak ik met een aantal mensen uit het onderwijs over het VMBO. We hadden het over de problemen waarover je zoveel in de media kunt lezen: de uitval, het te hoge niveau, de agressie tegenover leraren enzovoort. We vroegen ons af waarom men binnen het VMBO zoveel moeite moet doen om leerlingen te motiveren. Anders gezegd: waarom luisteren leerlingen wél naar hun baas op het werk, maar niet naar hun leraar op school? Waarom slaagt de politiek er niet in om een soort beroepsonderwijs te bedenken, waar leerlingen met enthousiasme naartoe gaan? Een veelgehoorde verklaring is dat het voorbereidend beroepsonderwijs te lang is beschouwd als een slap aftreksel – een theezakje zo u wilt – van havo en vwo. Te lang werd gedacht dat we elk kind op gelijke leeftijd hetzelfde moesten leren. Daaruit kwam de basisvorming voort. Maar dat veel leerlingen er geen baat bij hebben om van hun twaalfde tot hun zestiende elke dag uren achter de boeken te zitten, kwam blijkbaar niet op in de hoofden van de bewindslieden.
Dat te veel theorie niet werkt voor grote groepen leerlingen, en dat iedere leerling zich verschillend ontwikkelt, lijkt nu door te dringen in Den Haag. Zelf heb ik ook altijd gezegd dat de basisvorming onwerkbaar is. Veel beter is het om leerlingen die op jonge leeftijd niet willen leren op een havo/vwo manier, op latere leeftijd de gelegenheid te geven om dat alsnog te doen.
Uit de volgende cijfers blijkt waarom een goedlopend VMBO van levensbelang is. Van de 900.000 leerlingen in het voortgezet onderwijs, zit tweederde op een VMBO-school. Dat zijn er dus 600.000. Daarvan zijn 100.000 leerlingen zogenaamde zorgleerlingen: leerlingen die extra begeleiding nodig hebben. De groei van het aantal zorgleerlingen is de afgelopen jaren schrikbarend toegenomen met 30 procent. Vroeger zaten deze leerlingen nog op aparte scholen voor leerlingen met leer- en opvoedmoeilijkheden. Nu moeten zij net zo goed naar het VMBO, omdat dat aanzienlijk minder geld kost. Soms is dit volstrekt onverantwoord, maar voor een kabinet dat een begrotingsevenwicht belangrijker vindt dan goed onderwijs, is dat blijkbaar niet het geval. Een ander effect hiervan is dat Mavo-scholen veelal apart blijven bestaan. Ouders hebben immers liever dat hun kind uit de buurt blijft van al die probleemjongeren. Dus houden scholen hun Mavo afdelingen apart, of koppelen ze aan havo/vwo scholen. Daarmee is één van de doelen van het VMBO, het samengaan van VBO en Mavo, dus feitelijk mislukt.
Dan naar het grootste probleem in het VMBO: de uitval. In Rotterdam telde men in 1991 nog 300 leerlingen zonder diploma, inmiddels zijn het er duizenden. Landelijk verlaat 15 procent van de leerlingen in het voortgezet onderwijs de school zonder diploma. Dat zijn 27.000 leerlingen die jaarlijks op straat belanden zonder uitgangspositie. Als je daarbij optelt dat volgens de inspectie bij twee op de drie VMBO-scholen sterke verbeteringen nodig zijn qua huisvesting en leermiddelen, dan begrijp ik niet waarom de regering de noodklok niet luidt. Want neemt u maar van mij aan: met die 700 miljoen extra voor onderwijs komen we er niet. Bovendien worden leraren gekort op hun salaris, zodat het extra geld niet meer is dan een sigaar uit eigen doos. Wat dat betreft geldt ook voor het onderwijs: pech gehad.
Let wel, ik sta hier niet om het VMBO de grond in te boren. Ik noem u alleen enkele feiten waaruit blijkt dat het beroepsonderwijs mijns inziens stiefmoederlijk wordt behandeld. En daar kan ik mij kwaad over maken. Ik vind het schandalig dat de nieuwe regering de staatsschuld boven de maatschappelijke schuld plaatst. Het VMBO is daarbij extra het slachtoffer. Want ga maar na:
- Waar is het lerarentekort het grootst?
- Wat voor scholen worden gesloten omdat ze te zwart worden?
- Waar is de schooluitval het grootst?
- Op wat voor scholen is de meeste agressie?
In zijn boek "Wij voeden op tot niets" schetst Neil Postman een angstaanjagend beeld van het Amerikaanse onderwijssysteem. Postman vindt het volstrekt begrijpelijk dat kinderen zich afkeren van scholen die de leerlingen totaal niet serieus nemen. Hij stelt voor om de school totaal anders vorm te geven. Leerlingen worden verantwoordelijk gemaakt voor de buurt waarin de school staat. Daarmee bereik je dat de school weer een maatschappelijk relevant instituut wordt en dat de leerling weer naar de leraar luistert.
Het Leerwerkhuis Bouwtechniek lijkt op dat soort onderwijs. Leerlingen worden immers verantwoordelijk gemaakt voor hun werk, op school in een bedrijfssimulatie, of via stages bij een bedrijf. Daarbij moet natuurlijk voldoende begeleiding zijn, want de leerling is niet slechts een goedkope arbeidskracht. Als daaraan wordt voldaan, vind ik dit een goed initiatief en ik zal ervoor pleiten dat scholen volop de ruimte krijgen om hiermee aan de slag te gaan.
Het is goed om te zien dat VMBO-scholen de ruimte krijgen om te experimenteren met allerlei onderwijsvormen. Het is ook goed om te zien dat de politiek inziet dat onderwijs niet bedacht kan worden vanachter een bureau in Zoetermeer. Dat is te lang gebeurd en leraren gruwen van dat idee. Een nieuwe structuurdiscussie is dan ook geen goed idee. We hebben nu het VMBO, en dat moeten we zo goed mogelijk vormgeven. De politiek dient te zorgen voor de juiste randvoorwaarden. Dat betekent: voldoende geld voor huisvesting, leermiddelen en salarissen die niet achterlopen op het bedrijfsleven. En last but not least, vind ik dat we van deze regering een visie mogen verwachten die verder gaat dan het 'loslaten van de scholen en het verminderen van de bureaucratie'. Want dat is wel erg mager.
Daarom dames en heren, wil ik het niet laten bij deze toespraak. Ik wil u uitnodigen met mij mee te denken over een visie op het beroepsonderwijs. Daarvoor heb ik samen met onderwijswoordvoerder Fenna Vergeer een VMBO- enquête opgezet. Deze wordt de komende tijd op VMBO-scholen verspreid. Daarmee willen we alle VMBO-leraren en begeleiders laten weten dat het wat ons betreft serieus is. De politiek moet weten wat er speelt bij de leraren, en ik vraag u dan ook met klem om deze enquête in te vullen. Hij is ook te vinden op www.sp.nl.
Tot slot het volgende. Het mag u niet verbazen dat de vele afkortingen in het onderwijs voor een buitenstaander onbegrijpelijk zijn. LWOO, LWT, BBL, BOL, GL, noem maar op. Ik hoop dat al die afkortingen niet het zicht ontnemen op één cruciale vraag: "Waartoe onderwijzen wij?" Het is een vraag die leraren zich denk ik moeten blijven stellen, omdat het fataal is als zij slechts uitvoerders worden van regeringsbeleid. Bovendien, als leraren zich die vraag niet meer stellen, wie dan nog wel? In de Tweede Kamer gaat het alleen nog maar over schoolbudgetten, lumpsumfinanciering en decentralisering. Ook de regering komt in het hoofdlijnenakkoord niet verder dan dooddoeners als: "Onderwijs en onderzoek zijn een essentiële basis van de samenleving en de economie." Zolang er nog 27.000 leerlingen per jaar zonder diploma van school gaan, ben ik er van overtuigd dat dit eerst en vooral aan politiek wanbeleid ligt. En als ik zie wat er allemaal door leraren bedacht en gedaan wordt, vertrouw ik zonder twijfel meer op jullie deskundigheid dan op de beleidsambtenaren in Zoetermeer. Ik wens jullie heel veel sterkte.