Tweedeling staat gelijke kans van onze kinderen in de weg
Op zaterdag 18 december hield de SP haar 9e congres. Een belangrijk thema was positie van kinderen en jongeren. Uit een recent NIPO onderzoek, uitgevoerd in opdracht van de SP, blijkt dat Nederlanders somber gestemd zijn over de toekomst van de Nederlandse jeugd. De komende week wordt dan ook dan ook de campagne 'Alles Kids?' gestart, die de positie en omstandigheden van kinderen moet verbeteren.
Met veel kinderen gaat het redelijk tot goed. Ze leven in een redelijk stabiele omgeving, hebben materieel niets te klagen, en maken zich over de toekomst niet al te veel zorgen. Toch is er ook een grote groep kinderen, ongeveer een vijfde deel, met wie het níet goed gaat. Ze hebben met zulke ernstige problemen te kampen, dat er geen sprake meer is van gelijke kansen op een voorspoedige toekomst.
Uit het NIPO onderzoek blijkt dat bijna 76 procent van de volwassenen (en jongeren zelf) verwacht dat het inkomen van de ouders belangrijker wordt voor de kansen van kinderen en jongeren. Ernstige problemen komen over het algemeen meer voor bij jongeren uit lagere sociale klassen. De sociaal-economische positie van ouders is voor een groot deel bepalend voor de ontwikkelingsmogelijkheden van hun kinderen. Uit verschillende studies blijkt dat armoede van generatie op generatie wordt doorgegeven. De afgelopen decennia is de inkomensongelijkheid weer toegenomen. De ondervraagde Nederlanders verwachten dat de invloed hiervan op de kansen van kinderen nog sterker zal doorzetten.
88 procent van de ondervraagden verwacht dat kinderen in de komende 10 jaar meer problemen zullen krijgen met geweld, agressie, en criminaliteit. Slechts 1 procent denkt dat de problemen voor hen op deze terreinen níet zullen toenemen. Het leven is er inderdaad niet veiliger op geworden, zeker niet voor kinderen. Het geweld nam buitenshuis, maar ook binnenshuis toe. Het aantal meldingen van kindermishandeling steeg tussen 1990 en 1997 bijvoorbeeld met 80 procent. Daar komt nog bij dat helaas lang niet alle kindermishandeling ook geméld wordt. Nederland heeft, net als 150 andere landen, het Verdrag inzake de Rechten van het Kind ondertekend. Afgelopen november bestond dit Verdrag 10 jaar en diverse betrokken deskundigen maakten van de gelegenheid gebruik de alarmbel te rinkelen over hoe het met de naleving van dit Verdrag staat. Een van de punten waarop Nederland slecht scoort is juist het onderwerp kindermishandeling. De hulpverlening is verbrokkeld en kinderen komen nogal eens tussen wal en schip terecht, niet in de laatste plaats omdat bij veel jeugdzorginstellingen en hulpverleningsinstanties sprake is van wachtlijsten.
Ook buitenshuis is de situatie er niet veiliger op geworden. Criminaliteit, en dan vooral jeugdcriminaliteit, staat hoog op de politieke agenda. Zowel de omvang als de aard van de jeugdcriminaliteit is de laatste decennia toegenomen. Het is een onderwerp dat politiek en maatschappelijk breed wordt bediscussieerd, maar dit gebeurt voornamelijk naar aanleiding van incidenten. Van een integrale visie op de verbetering van de situatie van de jongeren met wie het niet goed gaat en die veel overlast veroorzaken resp. ondervinden, is geen sprake. De essentie van het jeugdstrafrecht, met zijn nadruk op opvoeding en behandeling, is onder druk komen te staan, doordat de laatste jaren sprake is van zwaarder en langer straffen en een gebrekkige reclassering.
Een ander punt waarop Nederland slecht scoort als het gaat om naleving van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, heeft betrekking op het onderwijs. Volgens 73 procent van de ondervraagden zijn grotere problemen van jongeren in het onderwijs te verwachten. De klassen zijn te groot, en ook hier staat de toenemende tweedeling gelijke kansen voor kinderen in de weg. Het is een feit dat kinderen op zwarte scholen minder presteren dan kinderen op witte, maar we doen er niets aan, om het ontstaan van deze scholen te voorkomen.
We zijn rijker geworden in de afgelopen 10, 15 jaar, maar ook armer. De materiële welvaart nam toe, maar tegelijkertijd werden de inkomensverschillen groter. De hoeveelheid kennis die wij opdeden steeg, maar we zijn niet beter geworden in het kiezen wat voor kennis en ervaring we nodig hebben en wat we echt belangrijk vinden. De verstikkende deken van de 'welzijnsstaat' uit de jaren 70 verdween, maar aan het denken over solidariteit en gelijkwaardigheid werd geen nieuwe invulling gegeven. Want het Ik-tijdperk brak aan. De enorme populariteit van de individualistische levenshouding bevorderde een algemeen gevoel van afkeer van normen en waarden. Mede als gevolg dáárvan trad er een versplintering en een verharding van de samenleving op. Het (neo)liberale denken vierde triomfen en dat betekende dat het recht van de sterkste gold, er in toenemende mate marktgericht werd gedacht, en de 24uurs-economie volop moest draaien. Men meende dat de belangrijkste problemen zich vanzelf uiteindelijk wel zouden oplossen.
We kunnen niet anders dan nu, na de jarenlange bezuinigingen op bijvoorbeeld onderwijs en jeugdhulpverlening, inzien dat deze visie te minimaal is. Dat het niet vreemd is dat zoveel Nederlanders, inclusief jongeren, zeer bezorgd naar de toekomst kijken.
De SP vindt het belangrijk dat het welzijn en de rechten van kinderen voorop staan bij het formuleren van plannen voor de toekomst. We hebben een integraal 'Plan van de Jeugd' ontwikkeld, die nu gevolgd wordt door de campagne 'Alles Kids?', die de komende week van start zal gaan. Het 'Plan van de Jeugd' roept op tot permanente waakzaamheid voor de belangen van kinderen en komt met concrete voorstellen om hun situatie te verbeteren. Om de toekomst van de jeugd hoog op de politieke agenda te krijgen - en te houden - moet er een minister of staatssecretaris voor de Jeugd komen. Een algemeen offensief tegen armoede is nodig om te voorkomen dat kinderen bij voorbaat al een slechte start krijgen. Er zou extra geïnvesteerd moeten worden in de zorg en opvoeding van kinderen, bijvoorbeeld door het opzetten van laagdrempelige bureaus in wijken en dorpen waar ouders terechtkunnen met vragen over opvoeding en ondersteuning. De kinderbijslag moet inkomensafhankelijk worden, zodat de steun daar terechtkomt waar het ook het meest nodig is. Tweedeling in het onderwijs moet met kracht worden bestreden.
Met de campagne 'Alles Kids?' proberen we overal in het land de positie van kinderen, en dan vooral die kinderen die het het hardst nodig hebben, te verbeteren. Op deze manier hopen we te bereiken dat Nederlanders over 10, 20 jaar zeggen: hier is alles kits met alle kids!