Corruptie in Nederland?
De Italiaanse politiek wordt door velen geassocieerd met corruptie, fraude en maffiapraktijken. En in Frankrijk, Spanje en België zijn de afgelopen jaren veel prominente politici en zelfs hele partijen in diskrediet geraakt door grote, financiële schandalen. Maar hoe hangt de vlag erbij in Nederland?
In de Nederlandse politiek is de neiging groot het bestaan van corruptie en fraude te bagatelliseren. Die ogenschijnlijk naïeve reactie zou wel eens gevoed kunnen worden door het feit dat op het onderwerp een zwaar taboe rust. Wijlen minister van Binnenlandse Zaken Ien Dales komt de eer toe dat zij als eerste politicus geprobeerd heeft dit taboe te doorbreken. In een toespraak voor het VNG-congres in 1992 wees zij erop dat we ons niet moeten blindstaren op evidente gevallen van fraude en corruptie die strafrechtelijk te vervolgen zijn. Dales vond dat ook moest worden gekeken naar een minder tastbaar probleem, dat zij 'machtsbederf' noemde. 'Machtsbederf,' zei Dales, 'is breder. Het draagt het element van ontbinding, verval, vervaging van normen, in zich.' Nu ook de Tweede Kamer spreekt over de integriteit van politici, is het de moeite waard om het machtsbederf in Nederland eens nader onder de loep te nemen. Het ligt immers voor de hand dat Nederland niet door een Godswonder gevrijwaard is van dit sluipende kwaad. Ook hier zijn er voortdurend bedrijven en personen die grote belangen hebben bij bepaalde beslissingen en handelingen van de overheid. Belangen die onderstreept kunnen worden met goede en overtuigende argumenten, maar ook met minder oirbare middelen. En ook hier kunnen er politici en ambtenaren zijn die zich daarvoor ontvankelijk tonen. Enige recente praktijkvoorbeelden, zowel van regelrechte corruptie als van 'machtsbederf' bewijzen dat.
Het mag duidelijk zijn dat de kans op machtsbederf toeneemt naarmate de relatie tussen overheid en bedrijfsleven inniger en dieper wordt. De tijd dat politici een zekere distantie tot de mores van het bedrijfsleven in acht namen, ligt ver achter ons. Het bedrijfsleven, de markt, wordt vandaag de dag juist geroemd en geprezen als oplossing voor alle maatschappelijke kwaad. Steeds meer overheidsorganen gaan zich daarom gedragen als waren zij bedrijven. Van bedrijfsmatiger werken komt het gaandeweg tot een complete verzakelijking die strijdig is met het geheel eigene van overheid en overheidsorganen. Door die ontwikkeling wordt de interactie tussen overheid, politiek en bedrijfsleven gevaarlijker - en moet daarom ook beter in de gaten gehouden worden.In een onderzoek van de Vrije Universiteit werd het aantal corruptiegevallen in het gehele openbaar bestuur geschat op 350 per jaar. Volgens de onderzoekers zijn vooral de volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en infrastructuur fraudegevoelig. Bij projecten in deze sectoren staan grote belangen en bedragen op het spel en is de overheid veelal de beslissende partij. Wat een enigszins redelijke inschatting van de omvang van het probleem bemoeilijkt, is het feit dat volgens onderzoek slechts in de helft van de geconstateerde gevallen van mogelijke fraude en corruptie aangifte volgt. Voor die geringe bereidheid om ten strijde te trekken tegen deze toch ernstige maatschappelijke uitwas, is een aantal oorzaken aan te wijzen.Ten eerste wordt aangifte meestal gedaan door een slachtoffer. In geval van corruptie is er vaak geen direct aanwijsbaar slachtoffer - slachtoffer zijn we immers allemaal, omdat een politieke beslissing niet objectief genomen is, of omdat er gegraaid is in de overheidskas.Ten tweede hebben betrokkenen vaak geen belang bij opheldering. Zij maken zelf deel uit van een systeem waarin men geacht wordt elkaar de hand boven het hoofd te houden. Of men is bang de eigen organisatie of het instituut in opspraak te brengen: één corrupte burgemeester tast de goede naam van het hele burgemeestercorps aan, zo luidt dan de gedachte. Bovendien lijkt niemand meer te weten waar de grens nu eigenlijk precies zou moeten liggen. Cadeautjes aan politici zijn heel normaal geworden. Ooit, voor de oorlog, besloot de Amsterdamse gemeenteraad na twee vergaderingen om de aan het gemeentebestuur toegezonden vrijkaartjes voor Artis terug te sturen. Vandaag de dag ontvangen raadsleden in de hoofdstad stapels vrijkaartjes voor van alles en nog wat, waaronder een gratis toegangspas voor Paradiso dat voor zijn voortbestaan afhankelijk is van gemeentelijke subsidies. Kan diezelfde raad dan nog wel een wethouder corrigeren die zich laat fêteren door een aannemer? In een poging om enige duidelijkheid te scheppen, hebben Gedeputeerde Staten van Limburg zich op het standpunt gesteld dat giften tot 100 gulden geen probleem zijn. Ook lunches, diners en theatervoorstellingen moeten mogen. Elders ontbreken regels helemaal en doet iedereen maar wat hem of haar goeddunkt. Kaartjes voor voetbalwedstrijden, al dan niet inclusief de reis, trips naar verre steden op kosten van aannemers en projectontwikkelaars - het komt overal in meerdere of mindere mate voor en binnen de politiek is er nauwelijks iemand die zich er druk over maakt. En als niemand meer weet waar de grens ligt, wie kan er dan aangifte doen? En dan is er nog een laatste probleem: als er al aangifte wordt gedaan, leidt dat vaak niet tot vervolging en/of ver- oordeling. Rechters hebben grote moeite met aangeven wat strafbaar is en wat niet. Het is bijvoorbeeld niet verboden achteraf, na een beslissing, geschenken en giften aan te nemen. Ook is het betalen van smeergeld op zichzelf niet strafbaar. Sterker nog: het is aftrekbaar van de belastingen. De fiscus hanteert voor 'verwervingskosten' de regel dat deze 1 tot 2 procent van de omzet mogen bedragen - zonder specificatie. Een directeur van een aannemersbedrijf zei daarover in De Limburger: 'Ik heb met de fiscus zwart op wit afgesproken dat ik bij de jaarlijkse belastingaangifte 70.000 gulden mag opvoeren voor steekpenningen.' Als tenslotte ook nog moet worden bewezen dat een besluit zonder de gift anders was uitgepakt, wordt het wel erg moeilijk om een zaak voor de rechtbank 'hard' te maken. De zaak van ex-burgemeester Riem van Brunssum is een goed voorbeeld. De rechter oordeelde dat volgens het huidige strafrecht geen strafbaar feit is gepleegd. Toch stijgt er een lucht van machtsbederf op uit de zaak. Riem heeft toegeven dat hem 1,5 ton was beloofd voor 'adviezen' dan wel 'commissariaten', bepaald geen gering bedrag. En waarom werden voor de betalingen zulke vreemde wegen bewandeld? Waarom vervalste Riem een onkostendeclaratie? Door de uitspraak van de rechter zal het vertrouwen van de burger in zijn bestuurders bepaald niet zijn hersteld. Eerder zullen velen nog minder geneigd zijn om in de toekomst aangifte te doen, omdat zij het gevoel hebben dat 'de hoge heren' uiteindelijk toch vrijuit gaan.
Zijn het dan alleen individuele politici en bestuurders die door giften uit het bedrijfsleven worden gecorrumpeerd? Helaas niet. Aangenomen moet worden dat ook politieke partijen als geheel zich laten beïnvloeden door financiële steun ondernemers en pressiegroepen. In het verleden konden bedrijven giften aan het CDA kwijt via de rekeningnummers van het Dr. Nolens Fonds en de stichting Civitas. De VVD had de stichting Vox Libera als sluis voor donaties van bedrijfsleven naar het liberale campagnefonds. In de jaren '80 ontstond nog enige ophef toen de Brabantse NCB - boegbeeld van de Groene Lobby - de CDA-verkiezingscampagne bleek te ondersteunen. Maar toen begin jaren '90 het tiende CDA-congres werd gesponsord door Nationale Nederlanden, NMB Postbank, Orco, Tulip, Equitity and Law, Stad Rotterdam, ENCI en Granaria Beheer werd dat al heel gewoon gevonden.Sinds kort geldt de afspraak dat grotere giften van bedrijven aan partijen (hoger dan 10.000 gulden) openbaar gemaakt dienen te worden. Daarentegen stelde vice-premier Dijkstal voor om naast incidentele subsidiëring ook vrij baan te geven aan structurele betalingen: 'Je kan denken aan sponsoring, gewoon bedrijven die geld aan politieke bedrijven geven,' aldus de liberale bewindsman. Het behoeft nauwelijks nog gezegd dat sponsorcontracten altijd gebaseerd zijn op het uitgangspunt dat beide partijen er beter van worden.
Tot nu toe is de overheid tekort geschoten in het nemen van maatregelen om mogelijke corruptie, fraude en machtsbederf tegen te gaan. Een nieuwe, tweeledige aanpak is nodig: enerzijds aanpassing van de wetgeving om fraude- en corruptiegevoeligheid van de politiek als zodanig tegen te gaan; en anderzijds de opstelling van een heldere gedragscode voor en door politici. Als eerste stap zouden de verschillende partijen daar voor zichzelf al mee kunnen beginnen. Wat de wetgeving betreft, valt te denken aan een aantal verbeteringen. In ieder geval moeten ondernemers verplicht worden tot specificatie van verwervingskosten. Dat zal niet alleen preventief werken, maar ook controle achteraf vereenvoudigen. Verder moet een aantal bestaande wetten dusdanig worden aangescherpt dat het openbaar ministerie meer mogelijkheden krijgt om bij toekomstige gevallen van machtsbederf met succes tot vervolging over te gaan. Juist omdat 'causaliteit' in deze zaken moeilijk te bewijzen is, moeten de normen dusdanig helder en scherp worden gesteld dat zelfs het opwekken van de schijn van beïnvloeding en belangenverstrengeling kan worden aangepakt. Bij het opstellen van de gedragscode voor politici zal het hebben van betaalde nevenfuncties veel kritischer bekeken moeten worden dan nu gebeurt. Willen we elke schijn van beïnvloeding en belangenverstrengeling vermijden dan moeten betaalde nevenfuncties die inhoudelijk in verband kunnen staan met politieke beslissingen niet worden toegestaan.Ook voor het aannemen van giften en geschenken moeten er strikte regels komen. Daarbij lijkt een 'nul-optie' verreweg het duidelijkst: het aannemen van giften en geschenken is niet toestaan - niet vóór een eventuele beslissing, niet erna, maar ook niet zonder dat er sprake is van een beslissing. In de toekomst is immers nooit uit te sluiten dat de aannemer van wie de bestuurder elk jaar een leuk weekendje krijgt aangeboden wél belang zal hebben bij een bepaalde beslissing. Wat voor giften geldt, moet ook gelden voor reisjes. Als een politicus een bepaalde reis zinvol vindt, moet hij die ofwel zelf betalen uit de vaste kostenvergoedingen die hij krijgt, of moet het overheidsorgaan waarvan hij deel uitmaakt de kosten dragen - en daarover politiek verantwoording afleggen. Reizen op gemeenschapskosten moeten aantoonbaar ten goede komen aan de gemeenschap. Om 'nader met elkaar kennis te maken' hoef je natuurlijk niet naar Parijs, zoals onlangs nog gebeurde met het kersverse bestuur - inclusief partners - van het Knooppunt Arnhem-Nijmegen.Als de regel is 'nee, tenzij', dan zal een groot aantal twijfelgevallen worden voorkomen. Wat dan nog rest, zijn geschenken van hoffelijke aard. Een inwoner die persoonlijk geholpen is door een gemeentelijke inspanning en die de betreffende wethouder daarvoor een bloemetje wil aanbieden, hoeft natuurlijk niet voor het hoofd gestoten te worden.
Voor zover we dat nu kunnen beoordelen is Nederland op het gebied van fraude nog geen Italië, Frankrijk of België. Juist daarom is het zaak om nu afscheid te nemen van de naïveteit en deze te vervangen door een gezond wantrouwen tegen alles wat riekt naar ongewenste beïnvloeding van de politiek.