De veren van Wim Kok
Wim Kok's "afscheid van het socialisme" in De Rode Hoed in Amsterdam eind 1995 was vooral een herhaling van wat hij zes jaar eerder zei op de Universiteit van Nijmegen. In de aanloop naar de verkiezingen in 1989 vertelde een naar meeregeren hunkerende Kok daar dat zijn partij afscheid had genomen van het streven naar het Grote Doel: "Er is", zei de opvolger van Joop den Uyl, "geen alternatief voor de maatschappelijke constellatie die we nu hebben en dus heeft het geen enkele zin daar naar te streven."
Toen al positioneerde de oud-vakbondsman zich als op-de-winkel-passer. Kok maakte duidelijk dat hij zich, anders dan zijn voorganger Den Uyl, bewust niet wenste te profileren als een visionair politicus. Het "pragmatisme" (de ideologie van het haalbare binnen de gegeven omstandigheden) stelde de nieuwe PvdA-voorman centraal - en sindsdien handelt hij ernaar, eerst onder Lubbers, nu samen met Bolkestein. Daarom was de commotie naar aanleiding van zijn Den Uyl-lezing waarin hij sprak over "de bevrijdende werking van het afschudden van de ideologische veren" ook wat overdreven.
Het feitelijke afscheid van idealen en grote doelen door dePvdA is van veel oudere datum. Het taboe verklaren van grote doelen en idealen is nu de gemeenschappelijke noemer voor de fractie, het partijbestuur en het PvdA-smaldeel in het kabinet. Een coalitie met de marktfundamentalisten van de VVD, onder Den Uyl nog ondenkbaar,verbaast daardoor nu niemand meer.
Kok constateert dat "de grote aantrekkingskracht van het liberale gedachtengoed thans duidelijk waarneembaar is". Dat geldt niet in het minst voor de PvdA zelf, waarin steeds meer prominenten zich openlijk tot het (sociaal-)liberalisme bekennen. In de toekomst, zo denkt Kok, zal het in de vaderlandse politiek met name gaan tussen de "aangepaste"sociaal-democratie en het liberalisme. Dat is een opgeklopte tegenstelling. Kok probeert ermee te verhullen dat zijn PvdA in de politieke praktijk al lang gecapituleerd heeft voor de liberale opmars. Bolkestein had gelijk toen hij stelde dat álle partijen in de Tweede Kamer - met uitzondering van de SP -liberale partijen zijn geworden.
Het ultieme bewijs voor het feit dat de PvdA nu een van de kamers in het liberale huis bewoont is het beleid van het eerste "paarse" kabinet. Als grootste partij in de coalitie en mét een eigen minister-president heeft de PvdA op geen enkele wijze kunnen laten zien wat nu het wenkend perspectief is van Kok's versie van de sociaal-democratie.
Inmiddels is het al lang niet meer alleen de Tweede-Kamerfractie van de SP die stelt dat dit kabinet een liberaal beleid uitvoert en dat Kok opereert als de buikspreker van Bolkestein. Steeds meer mensen zien in dat de door Kok opgevoerde tegenstelling tussen het liberalisme en Kok's versie van des ociaal-democratie in feite niet meer bestaat - omdat hij de oude sociaal-democratie vaarwel heeft gezegd en tot het neo-liberalisme is bekeerd. Dat wordt nog eens onderstreept door de wens van de PvdA-leider nóg verder op te schuiven naar het politieke midden om zodoende aantrekkelijker te worden voor de middengroepen. Eerder hebben de Democraten in de Verenigde Staten en Labour in Groot-Brittannië dezelfde strategische keuze gemaakt, en iedereen in Nederland heeft de afgelopen jaren via de media kennis kunnen nemen van de gevolgen.
Het socialisme als wereldbeschouwing is anderhalve eeuw geleden ontstaan uit onvrede met de maatschappelijke ongelijkheid die het kapitalisme nationaal en internationaal per definitie genereert. De na-oorlogse sociaal-democratie heeft daar de 'verzorgingsstaat' tegenover gezet. De overschatting van de mogelijkheden van die verzorgingsstaat (met name ten tijde van Nieuw Links) spreekt het duidelijkst uit doelstellingen als "de creatie van een nieuwe mens" en "een garantie voor geluk voor iedereen".
In zijn Den Uyl-lezing noemt Kok de verzorgingsstaat "de mooiste prestatie van de menselijke en georganiseerde wilsvorming". Maar hoe valt dat te rijmen met de politieke praktijk van de laatste jaren? Ten behoeve van de noodzakelijke economische groei én - laten we dat vooral niet vergeten - de Europese integratie, wordt die "mooiste prestatie" in hoog tempo gesloopt. In een ogenschijnlijk onstuitbaar, autonoom proces vindt er onder het mom van "globalisering" een rappe gelijkschakeling plaats tussen het in Europa eens zo verfoeide Amerikaanse kapitalisme (het Angelsaksische model) en de eigen Europese variant van 'het vrije spel der maatschappelijke krachten' (het Rijnlandse model). Mét de overtuigde medewerking van de sociaal-democraten, zowel in Nederland als in de rest van Europa. Van een aanpassing van het brute kapitalisme aan de gerechtvaardigde verlangens van de bevolking zijn we beland in een periode van inleveren van die gerechtvaardigde verlangens ten behoeve van het instandhouden van het kapitalisme, dat opde drempel van de 21ste eeuw steeds meer de sociale wantoestanden van de 19de eeuw voortbrengt.
Socialisten identificeren zich met diegenen die op allerlei terreinen de bittere gevolgen van het kapitalistische systeem ondervinden. Die identificatie heeft geleid tot een fundamentele maatschappijkritiek, met name op het primaat van een economie die gedomineerd wordt door het enge korte termijnbelang van enkelen. Het algemeen belang, de samenhang der dingen, de visie op de lange termijn, de normen en waarden die in de geschiedenis hun waarde voor mens en samenleving hebben bewezen, zoals de rechten van het individu, de democratische staatsinrichting - het zijn allemaal zaken waar de markt in de kern geen boodschap aan heeft. De wensen van de economische belangeninstituten worden steeds meer gevoeld als een dictaat waar onder dreiging met verlies van werkgelegenheid aan voldaan moet worden. Zowel de grootte van het speelveld als de spelregels van de moderne samenleving worden in toenemende mate bepaald door de economische wetten en inzichten, terwijl de overheid ondertussen steeds verder wordt gemarginaliseerd. Het principe van "one man, one vote" wordt, net als in de Verenigde Staten, steeds vaker vervangen door "one dollar, one vote". Terwijl de overheid toch door verkiezingen is gelegitimeerd om op te komen voor het algemeen belang en de rechten van het individu, en om politiek te maken die rekening houdt met delange termijn.
Tegenover die harde, steeds minder democratische en steeds meer a-sociale samenleving zetten socialisten het perspectief van een samenleving die de menselijke waardigheid van élk individu respecteert, de gelijkwaardigheid van alle mensen garandeert en de solidariteit organiseert (omdat we nu eenmaal niet allemaal gelijk zijn). Dat perspectief was en blijft de moeite waard. De mens, en niet de economie, behoort zowel uitgangspunt als doel te zijn voor het politieke handelen. Die opvatting verdraagt zich niet met de neo-liberale wens de wolven de totale vrijheid te geven, want dat kan alleen maar leiden tot de dood voor de lammeren.
De overheid heeft in de socialistische optiek niet tot taak iedereen gelukkig te maken. Dat moeten mensen zelf doen. Maar de overheid dient wél de voorwaarden te creëren zodat iedereen met een maximale kans op succes zijn of haar geluk kan najagen,zodat de eigen verantwoordelijkheid voor dat geluk ook kan worden genomen. Dat is fundamenteel anders dan de huidige overheid, die een dergelijke kans juist steeds meer belemmert.
De spanning tussen "wat is" en "wat kan en wat zou moeten" is de motor van de vooruitgang. De politiek kan op termijn niet zonder idealen en een samenhangende visie op mens en maatschappij. Het pragmatisme van de PvdA oogt in bepaalde kringen wellicht modern maar leidt op termijn slechts tot fatalisme en defaitisme. Kok's "bevrijding van de socialistische veren" geeft een heleboel mensen het gevoel ind e kou te zijn gezet. Een PvdA zonder perspectief heeft geen toekomst. Maar de toekomst als zodanig komt toch. En dus ligt de uitdaging om de samenleving te veranderen en te verbeteren, die Kok afwijst, er nog steeds. Als we optimisme over de toekomst koppelen aan realisme voor het heden, blijft het de moeite waard om je politiek in te zetten. Natuurlijk is er - anders dan Kok zegt -een alternatief voor de hedendaagse afbraakpolitiek en het korte termijn denken. Maar je moet dat alternatief wél durven voor te stellen. En je moet inzien dat, zolang we zelf geen dagdromers worden, het goed, zelfs noodzakelijk is om dromen te hebben en te houden.