Opmars grijze wolven gevolg van falend integratiebeleid
Na het "autochtone" rechtsextremisme worden we nu ook geconfronteerd met de "allochtone" variant. Allochtoon rechtsextremisme groeit (zoals de journalisten Braam en Ulger aantonen in hun boek "Grijze Wolven") en zal nog meer gaan bloeien als de politiek niet de bereidheid heeft de voedingsbodem voor zowel de allochtone als autochtone versies van het rechtsextremisme weg te nemen. Het is tijd om toe te geven dat het integratiebeleid heeft gefaald. Het is vijf voor twaalf; de tijd dringt; het is tijd voor een delta-plan voor de integratie. De Tweede Kamer zelf zou daartoe het initiatief moeten nemen.
Braam en Ulger laten in hun boek zien hoe de invloed en de aanhang van de Grijze Wolven binnen de Turkse gemeenschap stap voor stap toeneemt. Hun opvattingen slaan met name aan bij de groep uiterst ontevreden, miskende en teleurgestelde Turkse jongeren, die geen perspectief meer zien. De rechtsextremistische Grijze Wolven (met hun verheerlijking van de Turkse übermensch) spelen geraffineerd in op dit groeiende ongenoegen. Zij profiteren van het falende integratiebeleid. Zij wijzen op de Nederlandse arrogantie en slechtheid, en benadrukken de vermeende superioriteit van Turken. De stap naar de Grijze Wolven is de meest extreme vorm voor hier wonende mensen van Turkse afkomst om de Nederlandse samenleving letterlijk en figuurlijk de rug toe te keren. Die aandrang om "nee" te zeggen tegen "Nederland" neemt toe. Dat is onder meer te lezen in het jaarverslag van de BVD. Dat meldt dat "de teleurstelling over de sociaal-economische malaise en uitzichtloosheid waarin grote groepen allochtonen zich bevinden een belangrijke oorzaak vormen voor een groeiende afkeer van de Nederlandse samenleving." Het Jaaroverzicht Integratiebeleid Minderheden 1998 zegt dat "er indicaties zijn dat in sommige minderheidsgroepen bewegingen gaande zijn die afwijken van het integratiedoel." "Wanneer men de kansen om zich de nodige vaardigheden eigen te maken niet krijgt of neemt, kan een alternatief, terugvallen in traditionele of zelf-gecreëerde monoculturen, aanlokkelijk zijn. Sommige jongerengroepen kiezen al voor dergelijke alternatieven", aldus deze rapportage. In datzelfde Jaaroverzicht noemt de minister van Binnenlandse Zaken als een van de belangrijkste punten in het minderhedenbeleid voor de komende jaren "het tegengaan van tendensen die afbreuk doen aan het integratieproces." Hij doelt daarbij onder andere tendensen in etnische groepen die ook gevoed blijken te worden vanuit de landen van herkomst, zoals vanuit Turkije als we het over de Grijze Wolven hebben. In de jaren zestig kwamen veel Turkse (en Marokkaanse) "gastarbeiders" naar ons land. Omdat het "gasten" waren werd er niet gewerkt aan hun integratie in de Nederlandse samenleving. Zonde van de moeite als ze toch terug gingen. Maar toen zo'n twintig jaar later duidelijk werd dat velen van hen nooit zouden gaan maar voorgoed zouden blijven, bleef een actief integratiebeleid nog steeds uit. Pas de laatste jaren is er sprake van enige kentering, maar bijvoorbeeld inburgeringscontracten zijn nog steeds niet meer dan een - positieve - uitzondering, die dan ook nog alleen maar geldt voor "nieuwkomers". Voor allochtonen die al langer in Nederland verblijven schiet het aanbod van Nederlandse taalcursussen nog steeds tekort en wordt er ternauwernood gewerkt aan een inhaalslag voor de vastgelopen integratie. De groeiende sociale tweedeling slaat met name hard toe bij allochtonen. Hun situatie is bovengemiddeld slecht en perspectiefloos. Op de arbeidsmarkt zijn ze vaak kansloos. Mensen van buitenlandse afkomst zijn zwaar oververtegenwoordigd in de armoedestatistieken, op de kwalitatief mindere scholen en in de "achterstandswijken". De werkloosheid onder etnische minderheden is schrikbarend hoog (22%), ruim drie keer zo hoog als onder de rest van de bevolking. Hun aandeel in de langdurige werkloosheid bedraagt 57%. Onder allochtone jongeren is de werkloosheid nog groter: 38% - ruim een kwart van de totale werkloosheid onder minderheden. Een goede opleiding zou de kansen voor hen kunnen vergroten, maar de helft van de Turkse en Marokkaanse jongeren haalt na het basisonderwijs geen diploma. Leerlingen uit minderheidsgroepen breken relatief vaker een vervolgopleiding af. Minder dan 20% van de Turkse en Marokkaanse leerlingen slaagt erin een diploma te halen boven VBO/MAVO-niveau. In de concentratiewijken van de grote steden stapelen zich de sociale problemen op. De rapportage Minderheden-1995 waarschuwde al voor de ontwikkeling van armoedegetto's, voornamelijk bevolkt door bewoners uit etnische groepen. Uit CBS-cijfers blijkt dat de inkomensverschillen tussen arme en rijke wijken binnen gemeenten groter worden. OTB-studies laten zien dat de segregatie in een stad als Den Haag tussen 1990 en 1995 is toegenomen. Het ontstaan van witte en zwarte wijken is buitengewoon nadelig voor het hoogstnoodzakelijke integratieproces. Dat geldt uiteraard ook voor de segregatie in het onderwijs in deze wijken, die meestal nog sterker is dan op basis van de bevolkingsamenstelling verwacht mag worden (vanwege de zogenoemde "witte vlucht"). "Zwarte scholen" zijn niet alleen slecht voor de integratie maar evenzeer voor de leerprestaties van de kinderen - en daarmee voor hun kansen op een fatsoenlijke toekomst. Het antwoord van de regering op de gevaren van deze tijdbom is volstrekt onvoldoende. Met niet veel meer dan een aantal "gesubsidieerde banen" en weinig verplichtende "inspanningsverplichtingen" van werkgevers en vakbonden (zoals afgesproken in het nieuwe minderhedenaccoord "Met minderheden meer mogelijkheden") wil men de massale werkloosheid onder allochtonen aanpakken. Voorzover de Wet Bevordering Evenredige Arbeidsdeelname Allochtonen (WBEAA) werd uitgevoerd, is het vooral een administratieve aangelegenheid gebleken. De WBEAA wordt nu de wet-SAMEN, maar deze wijziging betreft alleen de vorm van de administratie en niet het verhogen van de effectiviteit. Een verplichting voor bedrijven om een bijdrage te leveren aan de oplossing van de problemen is onvermijdelijk. Passende antwoorden op de toenemende segregatie in de huisvesting en bij gevolg in het onderwijs heeft het kabinet evenmin. Voorstellen om een beleid te ontwikkeling dat bijdraagt aan een meer evenwichtige opbouw van de bevolkingssamenstelling van de wijken, worden door de regering nog steeds in de taboesfeer geplaatst. Steevast worden voorstellen in deze richting getorpedeerd met het argument dat "mensen vrij moeten zijn in hun woonkeuze" - alsof mensen met lage inkomens (onder wie vooral veel allochtonen) die keuze nu wél zouden hebben. Hetzelfde verhaal geldt voor het tegengaan van het fenomeen van de "witte en zwarte scholen". Daarin ingrijpen wordt ook nog steeds ten onrechte tot taboe verklaard. Ook daar staat de meerderheid van de politiek klaar met fraaie volzinnen als "daar kunnen we niet in treden, we kennen immers vrijheid van onderwijs." Fraaie vrijheid, die leidt tot feitelijke apartheid... Wie de integratie serieus wil bevorderen móet de sociale en etnische segregatie stoppen. Als we de uitzichtloosheid niet kunnen vervangen door toekomstperspectief dan doen we veel mensen onrecht en zijn we gezamenlijk verantwoordelijk voor de voedingsbodem waarop autochtoon èn allochtoon rechtsextremisme kunnen en zullen gedijen. Alle parameters staan al jaren in de min en er is geen reden om aan te nemen dat dat met het huidige beleid snel anders zal worden. In de vorige eeuw was de kinderarbeid een groot maatschappelijk probleem. Er kwam een parlementaire enquête die in 1874 leidde tot het Kinderwetje van van Houten. De gebrekkige integratie en de toenemende segregatie is nu een groot maatschappelijk probleem. En daarom is de tijd meer dan rijp voor een parlementaire enquête waarin alle aspecten van het minderhedenvraagstuk grondig worden onderzocht zodat er alternatieven kunnen worden geformuleerd én uitgevoerd.