Gezondheidsverschillen vereisen tegenoffensief kabinet
De verschillen in gezondheid tussen arm en rijk groeien. Mensen met weinig geld leven nu gemiddeld 3,5 jaar korter en 12 jaar minder lang gezond dan mensen met een dikkere portemonnee. Terecht wordt geconstateerd dat het "ronduit treurig is dat de sociaal-economische status van mensen zoveel zegt over hun levensduur en gezondheid" (AD 9 juli 1997). Nog treuriger is het dat het kabinet een beleid voert dat deze sociaal-economische gezondheidsverschillen niet aanpakt maar groter maakt.
Vrijwel iedereen is het er over eens dat grote verschillen in gezondheid tussen arm en rijk onacceptabel zijn. Zo schrijft professor Mackenbach in zijn boek "Ongezonde verschillen": "Een samenleving die zo is ingericht dat degenen die toch al minder hebben van alles, ook nog eens meer ziek zijn en korter leven, kan men niet gezond noemen." Dat geldt in versterkte vorm voor het feit dat deze verschillen op de drempel van de twintigste eeuw niet kleiner maar groter worden, zoals blijkt uit het maandag gepresenteerde "Volksgezondheid Toekomst Verkenningen" van het RIVM.
De oorzaken van vóórkomen en groter worden van de gezondheidsverschillen moeten vooral gezocht in verschillen in inkomen en in leef- en werkomstandigheden. Daarnaast dragen ook verschillen in leefstijl en psychosociale omstandigheden er toe bij - die op hun beurt weer niet los te zien van de hiervoor genoemde materiële omstandigheden. Na vier jaar "paars" zijn deze verschillen in materiële omstandigheden niet af- maar toegenomen en is het "gezondheidsgat" vergroot. Een paar voorbeelden tonen de negatieve relatie tussen regeringsbeleid en gezondheidszorg aan.
De werkdruk neemt steeds meer toe, vooral voor mensen met lagere inkomens. De flexibilisering van de arbeid heeft een negatief effect op de gezondheid van werknemers. Van een serieuze aanpak van ziekmakende arbeidsomstandigheden is geen sprake. De verhoging van de arbeidsproduktiviteit kan op de warme sympathie van het kabinet rekenen - waarbij voorbijgegaan wordt aan de gevolgen voor de gezondheid van degenen die steeds meer moeten presteren.
Door het groter worden van de inkomensverschillen en het minder worden van de sociale zekerheid (WAO, Ziektewet, Nabestaandenwet) worden mensen steeds vaker in ongelijke omstandigheden en onzekerheid gebracht. En steeds sneller richting bestaansminimum gestuurd. De armoede is een structureel verschijnsel geworden en verdiept zich. En leven in armoede blijkt uit vele onderzoeken is slecht voor de gezondheid.
Door steeds hogere woonlasten worden mensen met weinig geld steeds vaker op minder goede woningen aangewezen. Nieuwe - moderne - huurwoningen zitten goeddeels op slot voor mensen met lage inkomens. Mensen met weinig geld, met name in de grote steden zijn voor hun huisvesting steeds meer aangewezen op oude - en ouderwetse - woningen met al hun kwalen. Er ontstaan "armoede-wijken" waar naast lage inkomens ook allerlei problemen zich concentreren: ongezonde woonomstandigheden, werkloosheid en de daarmee gepaard gaande stress en uitzichtloosheid. Een in meerdere opzichten ongezonde ontwikkeling.
Waar de gezondheidszorg zou moeten worden ingezet om de verschillen in gezondheid terug te dringen, holt het kabinet ook hier de solidariteit uit. De invoering van meer eigen bijdragen en eigen betalingen door dit kabinet verkleint de toegang tot de gezondheidszorg. Door de verwijdering van de tandzorg uit het ziekenfondspakket ziet een groep mensen om financiële redenen af van deze zorg - wat op termijn hun gezondheid aantast (Het kabinet heeft dit moeten erkennen en in ieder geval de kunstgebittenmaatregel teruggedraaid). Ook de nieuwe eigen bijdragen voor het ziekenfonds (per 1 januari 1997) en de wijkverpleging (per 16 juni 1997) vergroten de kans dat mensen niet of te laat aankloppen voor zorg. Eerder onderzoek (RAND-onderzoek) naar de effecten van eigen bijdragen laat zien dat bij lage inkomensgroepen onevenredig werd bezuinigd op de kosten voor de zorg bij kinderen. Er werd geen aanwijzing gevonden dat er op onnodige zorg meer werd bezuinigd dan op noodzakelijke zorg.
De meest effectieve aanpak van het terugdringen van de gezondheidsverschillen ligt echter in de meest pure vorm van preventie: het wegnemen van de oorzaak. Verhoging van lage inkomens, meer sociale zekerheid, meer en veiliger werk, een beter toegankelijk en effectiever onderwijs, goede en gezonde huisvesting voor iedereen. Bij de presentatie van het RIVM-rapport zei minister Borst dan ook terecht dat zij de groeiende kloof in gezondheid tussen arm en rijk niet alleen hoeft op te lossen. "Er ligt werk voor het halve kabinet", aldus de minister (AD 8 juli 1997). Door te verwijzen naar de verantwoordelijkheid van het kabinet als zodanig kan de minister echter niet haar directe verantwoordelijkheid ontlopen. Het bestaan van een "gezondheidsgat" en de kennis over de oorzaken ervan zijn niet nieuw. In verschillende Kamerdebatten sinds 1994 is er door de SP-fractie met nadruk gewezen op het bestaan en toenemen van sociaal-economische gezondheidsverschillen en de noodzaak van een tegenoffensief. Dit is van de minister van Volksgezondheid is tot op heden echter uitgebleven. Van een daadwerkelijk aanspreken van "het halve kabinet" door de minister is vooralsnog niets gebleken.
Wie werkelijk het gezondheidsgat wil verkleinen zal vanaf nu elke maatregel en beleidsvoorstel van het kabinet moeten toetsen op de effecten op de sociale-economische gezondheidsverschillen. Dat heeft vergaande consequenties. Want vrijwel alles wat uit de paarse koker komt staat haaks op bestrijding van de sociaal economische inkomensverschillen en zou dus herzien moeten worden. Wie het gezondheidsgat wil verkleinen moet het regeeraccoord herschrijven en moet afstand nemen van de huidige neoliberale koers van de politiek.