Misbruik crisis niet voor Brusselse wens tot loonverlaging
Deze week beslissen het Europees Parlement en de Europese regeringsleiders over het vergroten van de Europese macht over de nationale economieën. Strenge regels en harde afspraken vormen de basis van het nieuw in te voeren Europese economische bestuur. Het remoer over Griekenland overschaduwt deze bijeenkomsten. Daardoor dreigt ‘Brussel’ via de achterdeur ongemerkt regels in te voeren die de lonen aan banden leggen. Dat kan er toe kan leiden dat de lonen over meerdere jaren niet verhoogd, en mogelijk zelfs verlaagd moeten worden.
De Europese vakbeweging verzet zich tegen de invoering van het Europese economische bestuur. En terecht, want door de eurocrisis lijkt de aandacht voor het pakket voorstellen over economisch bestuur wat weg te zakken, maar dat maakt ze niet minder belangrijk. Brussel dreigt met olifantspoten door de porseleinkast van de collectieve onderhandelingen over lonen te gaan lopen. Een gevaarlijke ontwikkeling waarmee Brussel collectieve afspraken over lonen op nationaal niveau wil doorbreken of op zijn minst uithollen.
In de laatst overeengekomen teksten wordt lippendienst bewezen aan de centrale loononderhandelingen. Erkend wordt dat in een aantal lidstaten centraal afspraken gemaakt worden over lonen. Dankzij de druk van vakbonden en sociale krachten in Europa is de CAO voorlopig veiliggesteld. Dit, ondanks de grote druk van de Europese Commissie die eigenlijk voorstander is van individuele onderhandelingen over loon en arbeidsvoorwaarden. De Commissie vindt collectieve overeenkomsten ‘niet meer van deze tijd.’ Ieder voor zich en God voor ons allen, is het liberale credo in Brussel. Geen wonder dat de vakbeweging zich hiertegen verzet; voorkomen moet immers worden dat werknemersrechten worden teruggeschroefd naar een 19e-eeuws niveau.
Helaas bevatten de voorstellen voor het Europese economische bestuur wel degelijk maatregelen die een enorme impact op de loonontwikkelingen in de lidstaten kunnen hebben. Goed verstopt in de bijlagen zit een voorstel waarin de verhouding tussen loonkosten en productiviteit gemaximeerd wordt. Over een periode van 3 jaar mag de verhouding tussen loonkosten en productiviteit niet meer stijgen dan met 9%. Stel dat het nationaal inkomen (BBP) en de arbeidsproductiviteit van 2011 tot en met 2013 niet veranderen, dan betekent dit dat de lonen in 2013 maximaal met 9% gestegen mogen zijn. Dit lijkt royaal, maar onduidelijk is of de Europese Commissie de inflatie meerekent in haar berekening. Met een inflatie van 2,5% per jaar, blijft nog slechts een half procent ‘reële’ loonsverhoging over. Stijgt de inflatie met meer dan 3% dan dreigen Europese ingrepen om de reële lonen te verlagen.
Het lijkt erop dat zowel het Europees Parlement als de regeringsleiders een besluit gaan nemen waarover de consequenties volstrekt nog niet te overzien zijn. Wat als de CAO’s méér stijgen dan is toegelaten onder het criterium voor de loonontwikkeling? Gaat de Europese Raad dan toch met sancties dreigen?
De focus op Europese loonverlaging is fundamenteel fout. De internationale concurrentie kan niet verslagen worden door loonverlaging. Portugal is hiervan het levende bewijs. Lange tijd zijn de Portugese lonen laag gehouden, maar uiteindelijk heeft het land het toch moeten afleggen tegen de lage lonen in China en India. Concurreren met Azië lukt niet door de lonen te verlagen naar Chinees niveau maar juist door in productiviteit, technologie en wetenschap voorop te lopen. Het is algemeen bekend dat de overvloedige aanwezigheid van goedkope arbeid juist een rem zet op technologische ontwikkeling. Waarom slim werken, als de ‘goedkope handjes’ voor het oprapen liggen?
In Brussel lijkt bovendien het besef te ontbreken dat de uiteindelijke prijs van onze producten niet alleen afhangt van de lonen, maar ook van de winstmarges van bedrijven. Die marges zijn de afgelopen decennia fors groter geworden. Het aandeel van onze totale verdiensten dat aan lonen wordt besteedt daalt al jaren. Van een loonexplosie is dus zeker geen sprake; we zouden eerder van een winstexplosie kunnen spreken. Toch is het bespreken van de almaar hogere uitkeringen aan aandeelhouders, net zomin als de groeiende bonussen en salarissen van topbestuurders, nooit onderwerp van gesprek in Brussel. Het democratisch debat over de inrichting van onze economie wordt niet gevoerd. Men lijkt vooral de schaduw van de crisis en het lawaai in Griekenland aan te grijpen om stappen te zetten in vergaande liberalisering van de Europese economieën.
De loonontwikkeling moet een nationale aangelegenheid blijven. Nederland is prima zelf in staat om hierover goede afspraken met de vakbonden te maken. Het zou bovendien helemaal schandalig zijn dat het kabinet, dankzij haar productiviteitsverlagende bezuinigingen, door Brussel ‘beloond’ zou worden met een stok achter de deur om ook nog eens de lonen te verlagen. Die klap zal bij hardwerkende Nederlanders keihard aankomen.
Verstandige bestuurders staren zich niet blind op de mondiale ratrace in loonsverlaging. Loonsverlaging en het uitkleden van hardwerkende mensen heeft vaak bijgedragen aan het ruineren van landen, maar nog nooit aan het opbouwen van een duurzame en sociale economie. Die fout moet Brussel niet opnieuw maken. Investeer liever in kennis, innovatie en technologie, dat brengt ons verder dan het wegduwen van een grote groep werkers in werk dat niet loont.