Wie betaalt, bepaalt het medicijnenonderzoek
De farmaceutische industrie neemt het onderzoek naar de werking van nieuwe geneesmiddelen bijna volledig over, waarschuwt Agnes Kant. De ervaring leert dat dit nooit goed kan aflopen.
De overheid heeft zich steeds meer teruggetrokken als financier van wetenschappelijk onderzoek. Wetenschappers zijn daardoor afhankelijker geworden van externe gelden. Dit geldt ook voor het medisch onderzoek, waarbij farmaceutische bedrijven optreden als sponsors.
Dat blijft niet zonder gevolgen. Schokkend is bijvoorbeeld het achterhouden van onderzoek door een farmaceut waaruit bleek dat het gebruik van een antidepressivum bij kinderen tot een verhoogd risico op zelfmoord leidde. In Engeland was dit aanleiding tot een parlementair onderzoek. Vandaag hoort de Tweede Kamer wetenschappelijk onderzoekers, redacteurs van wetenschappelijke tijdschriften, toezichthouders en farmaceuten.
Natuurlijk is erkenning op zijn plaats van de belangrijke bijdrage aan de volksgezondheid door de ontwikkelingen in de farmaceutische industrie. De commerciële belangen van de industrie in de ontwikkeling van nieuwe medicijnen gaan echter niet altijd samen met de onafhankelijkheid van wetenschappers en de belangen van patiënten.
Waarom is dit een gevaar? Ten eerste omdat universiteiten hun eigen agenda van door nieuwsgierigheid gedreven onderzoek moeten kunnen volgen, oftewel hun academische vrijheid.
Ten tweede is onafhankelijk geneesmiddelenonderzoek noodzakelijk voor een objectieve beoordeling van gewenste én ongewenste effecten van een geneesmiddel. Die informatie is van belang voor de afweging van de arts bij het voorschrijven, en voor het bewaken van de veiligheid van patiënten. Wie betaalt, bepaalt welk onderzoek er wordt uitgevoerd. Het meeste geld gaat naar onderzoek voor nieuwe middelen die commercieel interessant zijn: voor veelvoorkomende ziekten en voor mensen in rijke landen. Arme markten (ontwikkelingslanden) en kleine markten (zeldzame ziekten) zijn commercieel niet interessant.
Bovendien gaat het tegenwoordig bij nieuwe middelen vaak om zogenaamde ik-ook-middelen: men zoekt naar een kleine variant op een bestaand product, die genoeg afwijkt om een nieuw patent te verwerven (bijvoorbeeld een cholesterolverlager). Naar schatting 75 procent van de nieuwe middelen zijn zogenaamde ik-ookgeneesmiddelen, die vervolgens via buitensporige marketingcampagnes een plek op de markt veroveren. Tegenover 14 procent uitgaven aan Research en Development in 2002 door de tien grootste farmaceutische bedrijven staat 36 procent aan marketing.
Een nieuwe ontwikkeling is dat niet alleen toegepast maar ook fundamenteel wetenschappelijk onderzoek door de farmaceutische industrie en ander geldschieters wordt gefinancierd, waardoor ook de onafhankelijkheid van het fundamentele onderzoek onder druk komt te staan. Dit speelt vooral in de biotechnologie, waar zich inmiddels een race om patenten voordoet voor kennis over menselijke genen met het oog op potentieel gebruik ten behoeve van geneesmiddelen.
Bij onderzoeksvragen spelen patent-posities een belangrijke rol. Dit betekent dat onderzoek soms afvalt, niet omdat het wetenschappelijk oninteressant of onuitvoerbaar wordt geacht, maar omdat het strijdig is met de patentbelangen. Dit zal consequenties hebben voor de richting en voortgang van het onderzoek. Er zal onderzoek afvallen. Niet omdat het wetenschappelijk oninteressant is of onuitvoerbaar wordt geacht, maar omdat het strijdig is met belangen die door patenten worden afgedekt.
Sponsors hebben niet alleen invloed op de richting, maar soms ook op de uitkomsten van onderzoek. Vergelijkingen laten zien hoe gesponsorde onderzoeken vaker gunstige resultaten opleveren (passend in het straatje van de sponsor) dan niet gesponsorde onderzoeken.
Het voortijdig stoppen of niet publiceren van onderzoek op aandringen van bedrijven – niet zelden met juridische middelen – kan er ook toe leiden dat commercieel ongunstige resultaten niet openbaar worden gemaakt. Dit is des te erger, omdat de gezondheid van mensen in het geding is.
De politiek moet de randvoorwaarden stellen om de onafhankelijkheid van medisch onderzoek te verzekeren. Universiteiten zijn minder afhankelijk van sponsorgeld als de overheid voldoende geld beschikbaar stelt voor basaal wetenschappelijk onderzoek, ook op het gebied van geneesmiddelen en biotechnologie. Om de onafhankelijkheid van medische onderzoekers te bewaken, mogen er geen rechtstreekse financiële banden zijn tussen degene die het onderzoek uitvoert en de opdrachtgever en financier, in veel gevallen de farmaceutische industrie. Er moet een buffer worden geschapen, bijvoorbeeld via een Nationaal Fonds Geneesmiddelenonderzoek
Verder moet er een openbaar register komen van alle onderzoek, onder beheer van een onafhankelijke instantie. Een streng sanctiebeleid moet voorkomen dat de industrie onderzoeken met voor haar onwelkome resultaten achter houdt. Daarnaast moet bij wet worden geregeld dat onderzoekers te allen tijde publicatierecht hebben.
Nieuwe geneesmiddelen moeten voortaan voorlopig worden geregistreerd met een vergunning voor drie jaar. Indien nodig vindt verder onafhankelijk onderzoek plaats. Het is toch ook eigenlijk wel buitengewoon naïef onderzoek naar bijwerkingen van geneesmiddelen te laten uitvoeren door diegene die aan de verkoop ervan verdienen?