Een beter milieu begint in Den Haag
Nederland wil vooroplopen in Kopenhagen. Maar onze geloofwaardigheid heeft te lijden onder ons eigen zwakke klimaatbeleid.
Vrijwel iedereen is het erover eens dat er een mondiale aanpak van het klimaatprobleem nodig is. Daarom is het van groot belang dat er een stevig akkoord komt in Kopenhagen. De grootste bedreiging is echter het aloude prisoner’s dilemma; als jij niet beweegt, doe ik het ook niet, met het risico van een afgezwakte en te vrijblijvende slotverklaring. Dat risico bestaat ook binnen de Europese Unie.
In de Tweede Kamer ziet een overgrote meerderheid de noodzaak tot wereldwijde afspraken over het terugdringen van de emissies van broeikasgassen, de aanpassing aan de gevolgen van de klimaatverandering en de hulp aan arme ontwikkelingslanden die deze maatregelen niet op eigen kracht kunnen nemen. De Nederlandse regering heeft dus de ruime steun van de politiek om samen met gelijkgestemde landen het voortouw te nemen in de onderhandelingen. Maar onze geloofwaardigheid heeft te lijden onder het zwakke en daarmee ongeloofwaardige klimaatbeleid in eigen land.
Het Planbureau voor de Leefomgeving onderzoekt jaarlijks de effectiviteit van het milieubeleid. Volgens de onlangs verschenen Milieumonitor 2009 ligt geen van de vier klimaatdoelen die het kabinet voor 2020 heeft geformuleerd op koers. Daarnaast hebben de toestemming voor de bouw van vier nieuwe kolencentrales, de lakse houding van het kabinet bij de privatisering van Essent en Nuon en de halfslachtige aanpak van de bevordering van duurzame energie, ertoe geleid dat het momentum voor een krachtige aanpak verlopen is.
Bij een goed klimaatbeleid moeten sturen door de overheid en het stimuleren van burger en bedrijf hand in hand gaan. Het is met name van belang dat mensen voldoende handelingsperspectief hebben. Daarbij moet worden benadrukt dat energiebesparing, energie-efficiency en duurzame energie goed zijn voor het klimaat, maar ook voor de eigen portemonnee. Daarnaast maakt het ons minder afhankelijk van oliesjeiks uit het Midden-Oosten en gasbaronnen uit Rusland. Ook mensen die de klimaatproblemen met een korreltje zout nemen – dat zijn er aardig wat– zullen hierdoor bevestigen dat investeren in energiebesparing en alternatieven voor kolen- en gascentrales goed uitpakt. En laat dit nou tevens zeer positief uitwerken op de emissies van CO2, één van de belangrijke broeikasgassen.
Daarvoor zal allereerst het motto van het klimaatbeleid van het kabinet moeten worden gewijzigd van ‘vrijblijvendheid’ naar ‘voortvarendheid’. Het kabinet moet dus niet wachten tot energiebedrijven, autoproducenten en bouwers (‘de markt’) duurzaamheid rendabel vinden, maar deze markt ook durven verplichten daadwerkelijk iets te doen.
We kunnen bijvoorbeeld regelen dat vanaf nu alle nieuwe gebouwen optimaal geschikt moeten zijn voor de toekomstige benutting van zonne-energie. Hiervoor hoeft slechts één wet gewijzigd te worden.
Hetzelfde geldt voor een betere isolatie van dak, gevel en vloer bij nieuwe gebouwen. De isolatienormen zijn in Nederland niet gewijzigd sinds 1992. Het voortschrijden van de techniek rechtvaardigt een verdubbeling van de isolatienorm, naast de aanscherping van de algemene energie-efficiency-eis voor gebouwen. Het kabinet wil echter niet verder gaan dan 40 procent. Slecht voor de portemonnee van de huishoudens en de andere gebruikers van gebouwen en slecht voor het klimaat.
Daarnaast heeft het kabinet de mogelijkheid om energieproducenten te verplichten een deel van hun elektriciteit duurzaam op te wekken. Dit gebeurt nu niet. Integendeel, er wordt vertrouwd op de marktprincipes. Daarnaast wordt er een subsidiecircus opgetuigd om het CO2 dat wordt uitgestoten door kolencentrales op te slaan onder de grond. Een kostbare en daarnaast energieslurpende onderneming. Ter vergelijking: om het CO2 van vier kolencentrales onder de grond te pompen, moet er één kolencentrale worden bijgebouwd.
Daarnaast is het van groot belang de klimaatdoelen goed vast te leggen. Niet in werkprogramma’s en projecten die door een nieuw kabinet makkelijk van tafel kunnen worden geveegd, maar door een Klimaatwet. Deze wet kan aangeven welke instrumenten ingezet kunnen worden, wat de verantwoordelijkheden zijn van overheid en bedrijfsleven en hoe de financiering wordt geregeld.
Het kabinet voelt daar niets voor. En dat is opmerkelijk, omdat zo’n wet wel wordt gemaakt voor de zeespiegelstijging. Het zou toch voor de hand liggen om deze Deltawet die zich alleen richt op het aanpakken van de gevolgen van de klimaatverandering, ook geschikt te maken voor het voorkomen ervan.
Nederland wil vooroplopen in Kopenhagen. Dit kan als het kabinet serieus aan de slag gaat met eigen klimaatbeleid. Een beter milieu begint immers bij jezelf.