Koers Dijsselbloem gevaar voor democratie
Schrijver Milan Kundera onderscheidde twee typen provincialisme. Het grote-landen-provincialisme bestaat eruit dat men weinig oog heeft voor wat van buiten komt, het eigene is genoeg. Het provincialisme van een klein land daarentegen, gaat juist uit van een grote waardering voor de buitenwereld. Een wereld die desalniettemin gezien wordt als vreemd en onbereikbaar. Vandaar de neiging van een kleine natie om haar belangrijke figuren nauw te omhelzen, want deze verschaffen haar trots en houvast.
Kundera had het over schrijvers, maar ook voor politici gaat het op.
De herverkiezing van Dijsselbloem tot Eurogroepvoorzitter leidde tot trotse reacties in de vaderlandse pers. ‘Geduldig als een os’, kopte de Volkskrant. De rapportage in diezelfde krant over de benoeming repte met nauwelijks ingehouden enthousiasme over ‘de dominantie van Holland’ en ging vergezeld van een reusachtige foto van een koel kijkende Dijsselbloem die hoog uittorende boven zijn Europese collega-politici.
Kundera indachtig is het enthousiasme voorstelbaar. Het staat echter een inhoudelijke reflectie in de weg.
Feitelijk is in 2010 niet Griekenland gered maar de private crediteuren – van Deutsche Bank tot ING. De trojka opereerde daarbij volgens het mechanisme van een incassobureau. Het nam de vorderingen op Griekenland over. Sindsdien probeert het de rekening op Griekenland te verhalen. De staat heeft daarbij middelen ter beschikking die banken niet eens hebben; de ultieme dreiging is dat de ECB het Griekse bankenstelsel opblaast.
Zoals iedereen weet en zelfs het IMF erkent, zijn de schulden niet terug te betalen. Verliezen worden echter niet verhaald op de oorspronkelijke crediteuren maar op Europese burgers. Daarmee zijn Griekse en niet-Griekse belastingbetalers tegen elkaar uitgespeeld. Dat Dijsselbloem onderdeel is van deze constellatie is al niet echt iets om fier op te zijn. Kijken we naar de plannen die hij heeft voor de rest van Europa, dan doemen nog meer vragen op. Dijsselbloems agenda voor Europa is te vinden in zijn motivatiebrief ter onderbouwing van zijn kandidatuur. Het is een soort persoonlijk verkiezingsprogramma.
Dijsselbloem stelt in deze brief verdere integratie en centralisatie van het Europese economische beleid voor, waarin ‘competitiviteit’ het sleutelwoord is. Onderdeel van dit programma is flexibilisering van arbeidsmarkten, deregulering van productmarkten en hervormingen van pensioenen en sociale zekerheid. Dijsselbloem stelt een Europees raamwerk voor van “national competitiveness councils”, door Brussel aangestuurde planbureaus deze hervormingen moeten gaan begeleiden en de nationale politiek mogen gaan vertellen wat wel en niet mag. Dit is een programma met een duidelijke politieke kleur, een programma dat in een functionerende democratie aan de kiezer zou worden voorgelegd.
Dat Dijsselbloem lijnrecht ingaat tegen alles waar de PvdA voor beweert te staan, zou PvdA-leden tot actie moeten brengen. Het is echter meer dan een interne partijzaak. Of je nu links of rechts bent, voor alle burgers zou dit grote vragen moeten oproepen. Welk democratisch mandaat heeft Dijsselbloem voor zijn programma? Hij neemt deel aan de Eurogroep als minister van een regering, verkozen met de belofte minder soevereiniteit aan Brussel over te dragen. En toch bepleit hij verregaande convergentie van economisch beleid en verdere onderwerping van de nationale soevereiniteit aan Brussel.
Ons wordt verteld dat de benoeming van Dijsselbloem ons meer invloed geeft over Brussel. Het omgekeerde lijkt het geval te zijn: het is Brussel dat aan invloed wint.
En aan wie legt de Eurogroep eigenlijk verantwoording af? Het is een informele club met een schimmige organisatiestructuur, waar geen eens publieke notulen worden genomen. Zoals Max van Weezel al concludeerde in Vrij Nederland, kunnen de nationale parlementen weliswaar vooraf vragen stellen over de voornemens waarmee hun eigen minister van Financiën naar Brussel gaat, zij hebben echter geen enkele inzage in wat er in de achterkamertjes besloten wordt. De parlementen dreigen zo buitenspel te worden gezet. De Raad van State waarschuwde al in 2013 dat de sterk toegenomen informele Europese coördinatie, een inperking van de democratie tot gevolg kan hebben.
Dat negeren omdat onze minister naast de groten van Europa staat, is van een provincialisme dat in geen enkel Europees land thuishoort.
David Hollanders is lid van SPARK, SP Alternatieve Rekenkamer
Merijn Oudenampsen is socioloog en politicoloog
Dit artikel verscheen op 25 juli 2015 in Volkskrant