Onze historie krijgt een huis
Veel mensen weten steeds minder over de geschiedenis van ons land. Dat is een groot gemis. De goede keuzes maken voor de toekomst kan niet zonder kennis van het verleden. Tweede Kamer en het kabinet zijn het erover eens dat een nationaal historisch museum kan helpen om die kennis beter toegankelijk te maken. De discussie gaat nu over inhoud en plaats van het museum.
De wereld waarin we leven verandert steeds sneller. Internet brengt mensen wereldwijd dichter bij elkaar. In Europa gaat de eenwording steeds verder. In ons land wonen steeds meer mensen met een andere culturele achtergrond. De globalisering biedt nieuwe mogelijkheden om samen te werken en van elkaar te leren. Maar brengt ook nieuwe onzekerheden. Dit wordt duidelijk als we worden geplaatst voor vragen als ‘Heeft de school een taak in het overdragen van waarden- en normen?’, ‘Hoe tolerant mag je zijn tegenover een religie die intolerant is tegenover andersdenkenden?’, of ‘Hoe erg of gewenst is het als ons land een provincie wordt van Europa?’
Juist in een globaliserende wereld is het belangrijk om kennis te hebben van je eigen geschiedenis. Immers, de generaties die ons voorgingen zagen zich vaak gesteld voor soortgelijke vragen als die wij nu moeten beantwoorden. Wij hebben het voorrecht dat we kunnen terugkijken hoe in het verleden discussies zijn gevoerd. Zo zijn we na een eeuwenlange, verbeten strijd tot de conclusie gekomen dat het democratische systeem dat we nu hebben ‘het minst slechte’ is. Of neem de scheiding tussen kerk en staat; onze wordingsgeschiedenis leert ons wat de nadelen zijn van een vermenging van kerkelijke en politieke macht.
Vooral voor jongeren is het belangrijk om het historische besef te stimuleren en de historische kennis te vergroten. Zij moeten immers verder met de samenleving die zij van ons erven. Hetzelfde geldt voor nieuwkomers in ons land; het is moeilijk om je plek te vinden in een samenleving die je niet goed kent. Ik denk dat we daar een steentje aan kunnen bijdragen door onze geschiedenis een ‘huis’ te geven. Een nationaal historisch museum. In Washington staat het Museum of American History. Duitsland heeft zijn Deutsches Historisches Museum in Berlijn, en in Bonn en Leipzig het Haus der Geschichte. Jaarlijks komen daar miljoenen bezoekers, onder wie veel jonge mensen, al of niet in schoolverband. Wat in Duitsland kan - een land met zo’n ingewikkelde recente geschiedenis - moet hier toch zéker kunnen.
De inrichting van dit Huis van de Geschiedenis is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van historici. De onlangs gepubliceerde canon vormt een prima richtsnoer voor de vormgeving. Om de onafhankelijkheid te waarborgen zou een curatorium kunnen worden ingesteld. Voor wie bang is dat het saai wordt: het nationaal historisch museum hoeft natuurlijk geen plek te zijn vol oude spullen in stoffige vitrines. Er moeten vooral verhalen over de vaderlandse wordingsgeschiedenis, ook in internationaal perspectief, worden verteld; voor jong en oud, voor oude en nieuwe Nederlanders. Dat kan met behulp van de meest moderne technieken, van filmbeelden tot virtual reality. Zo’n museum is natuurlijk ondenkbaar zonder ook een goede online afdeling.
Ons land kent vele musea gespecialiseerd op een bepaald gebied of een bepaald thema. Maar hét verhaal van de wordingsgeschiedenis van de lage landen en de mensen die daar wonen, wordt nergens verteld of getoond. Het is een verrijking als we onze gezamenlijke verhalen een huis zouden geven. De hoofdstad, de poort van veel toeristen tot ons land, ligt als vestigingsplaats het meest voor de hand. Temeer daar het museum dan met het Rijksmuseum een sterk duo kan vormen. Maar Den Haag is ook geschikt. Het is immers de plaats waar de regering en het parlement hun zetel hebben. Ook dat kan een wervend duo opleveren.