opinie

Musea, Muze, Maatschappij

Het is een voorrecht om in Zuid-Holland te wonen, ik woon sinds 1965 in Leiden. Ze liggen op loopafstand, de musea van oudheden, volkenkunde, wetenschap, stadshistorie en lokale kunst. Een groot deel van de historische binnenstad is met haar hofjes, kerken, de Burcht, de universiteit, het stadhuis, de Waag, Rembrandts geboortehuis, de grachten waar de geuzen binnenvoeren, wevershuisjes en herenhuizen een springlevend openluchtmuseum, dagelijks in gebruik.

Met de klas van mijn tweeling op de peuterspeelzaal Ot en Sien ging ik boterhammen eten in de Hortus Botanicus, op de plek waar ik enkele jaren tevoren met medestudenten de academische deugden en de kunst van het minnen beoefende. Later ging ik met de kinderen naar het museum Boerhave, de Lakenhal en er op uit naar de Kunsthal, het boomkwekerijmuseum, het Archeon en beleefde opnieuw kinderlijke nieuwsgierigheid, verbazing en bewondering. Met mijn studenten van de cursus ‘maatschappijoriëntatie’ voor hoger opgeleide migranten in Den Haag bezocht ik jaarlijks het Museon en het Mauritshuis. Ter voorbereiding op ons bezoek aan het Mauritshuis bespraken we alvast in de klas enkele schilderijen in de context van de vaderlandse geschiedenis en de Europese ontwikkelingen van het mensbeeld. De cursisten droegen van hun kant thema’s aan uit hun eigen vaderlandse historie. We bespraken de verwoesting van de Boeddha beelden door de Taliban, de wis- en sterrenkunde uit het antieke Irak en de cultuur van de Nubiërs uit Soedan. Op het schilderij van Rembrandt, waar Abraham zijn zoon wil offeren, werd volgens een leraar Engels uit Soedan niet Isaac, maar Ismael geofferd. En niet Sarah was de belangrijkste vrouw van Abraham, maar Hagar. Koran of Bijbel, wie heeft de waarheid in pacht? We bespraken de waarde van legendes en symbolen in verschillende culturen. Pim Fortuyn was in opkomst en ik bracht krantenartikelen mee. De broeders en zusters van de Islamitische “kerk” bleken net zo verdeeld als de Christenen en de niet gelovigen onder ons. Via de godsdiensttwisten en de tachtigjarige oorlog naar een bespiegeling over de ‘Verlichting’ aan de hand van de tekst van Lessing’s Nathan, der Weise probeerden we Leitkultur en culturele diversiteit een plaats te geven in de oriëntatiecursus op Nederland.

Sinds 2002 ben ik voor de SP onderwijs- en cultuurwoordvoerder in de Tweede Kamer. Tot aan het kabinet Balkende I was er nog hoop dat de rijksuitgaven voor cultuur langzaam maar zeker zouden stijgen, nu blijkt de schamele 0,3% van de rijksbegroting nog verder gekrompen. De keuze om je als overheid financieel en moreel verder terug te trekken uit het culturele bestel en te wijzen naar private financiers (bedrijven) past binnen het neoliberale gedachtegoed dat de politieke agenda van de huidige regering beheerst. Op het eerste gezicht lijkt het ook te passen binnen de traditie van het mecenaat.

In onze gedemocratiseerde staat is de rol van mecenas echter op goede gronden voor een groot deel overgenomen door de overheid. De overheid als collectieve mecenas behoort de mogelijkheid tot passieve en actieve deelname te faciliteren door een afgewogen aanbod met aandacht voor de mix van doelgroepbereik en een breder bereik, met criteria als pluriformiteit, spreiding en kwaliteit.

Belangrijk verschil met de private opdrachtgever is ook dat de overheid, op advies van Thorbecke, op afstand blijft en niet beslist over inhoud en kwaliteit. Dat inhoudelijke oordeel wordt aan de sector zelf overgelaten. Daarnaast dient de kunstenaars enige vorm van bestaanszekerheid geboden te worden. Iemand met talenten als Vermeer zou niet meer straatarm hoeven te sterven.

Binnen andere sectoren heeft de toename van marktwerking reeds de pijnlijke tekortkomingen van het neoliberale gedachtegoed blootgelegd. Een mooi voorbeeld is de archeologische sector. Bij de nieuwe monumentenwet doen SP-senator Ronald van Raak en ik dan ook voorstellen voor sterkere publieke sturing van de opgravingenmarkt. Van Raak stelde in de Eerste Kamer vast, dat de opvatting dat meer markt niet kan zonder meer overheid (VVD fractie-voorzitter van Aartsen) helaas nog niet was doorgedrongen tot het cultuurbeleid van dit kabinet.

Vanuit marktperspectieven gezien gaat het heel goed met de archeologie. VINEX-wijken en grote infrastructurele projecten, zoals de Betuwelijn en de HSL, hebben geleid tot veel opgravingen. In 1992 hebben een groot aantal Europese landen op Malta afspraken gemaakt om het archeologisch erfgoed te beschermen. Als bij bouwwerkzaamheden archeologisch waardevol erfgoed wordt bedreigd is de verstoorder financieel aansprakelijk. Sinds ‘Malta-conform’ wordt gewerkt is er veel geld voor opgravingen vrijgekomen. Universiteiten, die traditioneel veel opgravingen verrichtten, konden deze vraag niet aan. Daarop is een vrije markt ontstaan voor opgravingen.

Veel materiaal wordt opgegraven, maar wetenschappers hebben weinig middelen om al dat nieuwe materiaal te interpreteren en nieuwe kennis te genereren. Enkele gerenommeerde opgravingsbedrijven, die hun bestaan te danken hebben aan de archeologische markt, waarschuwen evenzeer voor de kwaliteit van de opgravingen. Voorafgaand aan een opgraving moet een Programma van Eisen worden opgesteld waaraan een opgraving moet voldoen. Op dit moment worden deze programma’s niet op hun wetenschappelijke inhoud gecontroleerd. Opdrachtgevers vragen verschillende offertes en onder druk van de markt wordt geconcurreerd op een zo goedkoop mogelijke opgraving.

Het vele geld dat nu vrijkomt voor opgravingen zou wetenschappelijk meer verantwoord gebruikt kunnen worden als een wetenschappelijke toetsing plaatsvindt van de Programma’s van Eisen. Het ligt niet voor de hand dat commercieel betrokken bedrijven en overheden hierover oordelen. Veel beter zou het zijn als deze programma’s voortaan worden beoordeeld of zelfs geschreven door een wetenschappelijk instituut, bijvoorbeeld door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek, het kenniscentrum van de archeologie in Nederland. Bedrijven kunnen vervolgens de opgravingen uitvoeren.

Staatssecretaris Medy van der Laan vindt dat musea meer financiële middelen uit de markt moet halen. De VVD gaf kortgeleden zelfs aan dat subsidies voor cultuur helemaal overbodig zouden zijn. Van der Laan verschuilt zich veelvuldig achter het argument van budgettaire krapte, het zou niet mogelijk zijn om ons cultuurbeleid überhaupt op peil te houden. Zij bezuinigt een symfonisch orkest weg en staakt de jarenlange landelijke restauratie van ‘kanjermonumenten’, zoals de Pieterskerk in Leiden, kortom zij bezuinigt erop los in een kwetsbare culturele sector. Het zijn mijns inziens politieke keuzes. Zij verdedigt die als was zij staatssecretaris van financiën in plaats van cultuur. Inhoudelijke argumenten voor de keuzes blijven achterwege. De Raad voor Cultuur geeft een positief advies aan twee prachtige musea. Museum Jan Cunen in Oss en het Rembrandthuis in Amsterdam op basis van hun nationale en internationale voorbeeldfunctie. Toch besluit de staatssecretaris het advies van de Raad voor Cultuur niet over te nemen.

In de inleiding sprak ik over het belang van musea voor het behoud van ons erfgoed en voor de vormgeving van onze gezamenlijke identiteit in het verleden, het heden en in de toekomst. In dat licht dient ook het pleidooi voor een Huis van Geschiedenis van Jan Marijnissen bezien te worden.

‘Waarden en normen. Beide zijn niet los te zien van de geschiedenis die hen heeft voortgebracht. Onze beschaving is een erfenis; onze waarden en normen zijn dat ook. Hun wordingsgeschiedenis is essentieel voor een goed begrip van het belang ervan. Aan ons om er voor de toekomst naar eigen inzicht ons voordeel mee te doen. We hebben in ons land naast dit initiatief natuurlijk ook nog tal van musea met aandacht voor de historie: het Rijksmuseum voor Oudheden, het Tropenmuseum, het Scheepvaartmuseum, het Amsterdams Historisch Museum, het Nederlands Openluchtmuseum, het Zuiderzeemuseum en nog veel meer lokale en thematische musea. Allemaal musea die op vaak uitstekende wijze een deel van onze geschiedenis tonen en daarom hun bestaansrecht hebben bewezen. Echter, hét verhaal van de wordingsgeschiedenis van (de mensen die wonen in) "de lage landen bij de zee" wordt nergens verteld. In het kader van een herwaardering van het belang van historisch besef zou het goed zijn als dat wel zou gebeuren, aldus Jan Marijnissen.

De bezuinigingen op musea zijn zorgwekkend, want voor de meeste mensen is educatie vanuit school en museumbezoek dé manier om met kunst en cultuur in aanraking te komen. Musea, maar ook bibliotheken, spelen daarin een essentiële rol. Zij dienen ons cultureel erfgoed te ontsluiten en waar mogelijk voor een breed publiek. Deze visie op cultuur stoelt op de gedachte dat een breed gedragen kunst en cultuur ten goede komt aan de samenleving als geheel.

Maar ik heb zorgen, bijvoorbeeld over de entree prijzen, die voor menigeen een drempel zijn. Bibliotheken ontvangen namelijk gemeentelijke subsidies op basis van uitleencijfers. Daardoor moeten zij zich steeds meer richten op commerciële boeken. Van bijvoorbeeld het recent verschenen Brieven van Erasmus hebben de ruim 1100 bibliotheken slechts 12 exemplaren aangeschaft. Het idee is dat bibliotheken enerzijds meer in een samenwerkingsverband opereren, en anderzijds kan het ‘betere’ boek door het hele land besteld worden. Toen ik echter kortgeleden een wetenschappelijk boek bestelde uit een andere stad, moest ik maar liefst zes euro betalen.

Moet het bedrijfsleven meer gaan sponsoren? Ik zit niet te wachten op een Coca Cola Booijmans of een Shell natuurmuseum. Als de kapitaalkrachtigen der aarde mecenas willen zijn in het belang van kunst en cultuur, wat is er dan op tegen om een grotere bijdrage aan de kunst te leveren via de belastingen of via een fonds? Dan kan er democratisch beslist worden over de besteding ervan. Ik vind, dat Nederlandse Musea in de ware betekenis van het woord museum moeten zijn, voor iedereen een plek die gewijd is aan de muzen en niet aan banken, bedrijven en andere zichzelf verheerlijkende geldschieters.

Van de overheid mag verwacht, nee, geëist worden dat zij waakt over ons cultureel erfgoed, dat zij actieve en passieve deelname aan kunst en cultuur bevordert, dat zij mensen helpt open te staan voor nieuwe, niet-vermoede zaken. Het is een voorrecht om daar in Den Haag voor op de bres te staan.