Marktwerking slecht voor openbaar vervoer
In Trouw van 27 oktober 2005 wordt verplichte aanbesteding en marktwerking van openbaar vervoer aangeprezen als een grote stap vooruit. Europa denkt daar inmiddels anders over. Op voorstel van SP-Europarlementariër Erik Meijer werd verplichte aanbesteding zelfs afgewezen.
Ooit was openbaar vervoer bedoeld voor mensen met een goede baan en een hoog inkomen. Zij legden voor hun werk en hun sociale contacten het vaakst grotere afstanden af. De opkomst van de auto gaf hen een alternatief. Die concurrentie heeft het openbaar vervoer zwaar verliesgevend gemaakt. De behoefte eraan groeide alleen nog voor scholieren, gepensioneerden, mensen met een handicap, mensen met een laag inkomen, mensen die zijn afgeknapt op de verkeerschaos en mensen die zelf geen auto willen. Particuliere vervoersbedrijven, ooit opgericht om winst te maken, verkochten hun failliete boedel graag aan de overheid. Die overheid koos ervoor om het openbaar vervoer in stand te houden, mede vanwege het toenemende ruimtegebrek in de steden en de aantasting van het leefmilieu.
Wie de kosten volledig wil dekken uit de kaartverkoop, moet de tarieven verdubbelen of verdrievoudigen, maar dan blijven veel passagiers weg. Overheden lossen dat probleem enigszins op door voortdurend te snijden in lijnen en haltes en door de tarieven jaarlijks meer te verhogen dan de inflatie rechtvaardigt. Toch blijft betaling van tekorten uit de belastingpot onmisbaar. Sinds de kabinetten Lubbers en Kok steekt Nederland alle energie in het verlagen van zulke uitgaven. Aanbesteding is nu dé manier geworden om het openbaar vervoer via particuliere bedrijven tegen de laagst mogelijke subsidie in stand te houden. Het Britse Arriva heeft daarmee het Noorden en het rivierengebied in handen gekregen. Het Franse Connexxion had eerst Noord-Brabant opgekocht, maar heeft dat gebied recent moeten verruilen voor delen van Utrecht en Gelderland.
In de concurrentiestrijd om nieuwe vervoersgebieden nemen geïnteresseerde bedrijven bij de eerste aanbestedingen genoegen met een naar verhouding te lage vergoeding. Wat ze te weinig ontvangen moeten ze compenseren bij volgende aanbestedingen. De in Trouw aangehaalde Rob van den Hoek, directeur van Arriva Nederland, is uiterst creatief in het zo pijnloos mogelijk wegsnijden van kosten, maar zelfs hij moet sommige aanbestedingen afwijzen omdat die te weinig opleveren voor zijn aandeelhouders.
Het systeem van aanbestedingen is alleen vol te houden voor grote internationale ondernemingen die risico's kunnen spreiden en niet failliet gaan als ze een aantal regio's of staten als opdrachtgever verliezen. Bestaande stads- en streekbedrijven kunnen niet overleven als zij één keer een aanbesteding verliezen. Zo worden oude overheidsmonopolies, gecontroleerd door gemeenteraad of parlement, vervangen door een veel grootschaliger monopolie waarop gemeenschap en gebruikers niet of nauwelijks invloed hebben. In grote steden, met zware vervoersstromen, veel oponthoud, veel overstapverbindingen en technisch ingewikkelde railnetwerken, werkt aanbesteding het allerslechtst. Londen en Madrid besteden weliswaar aan, maar alleen buslijnen. De overheid moet daar extra kosten maken om de ingeschakelde bedrijven te coördineren en te controleren.
Het kan ook anders. In België is het openbaar vervoer de afgelopen tien jaar verder uitgebreid en voor steeds grotere groepen is gratis openbaar vervoer ingevoerd. Het beleid is daar nu dat lege bussen niet worden opgeheven, maar worden gevuld door ze aantrekkelijker te maken. Door vervoersbedrijven in overheidshanden te houden, wordt voorkomen dat van de noodzakelijke overheidssubsidies een deel wegvloeit naar het garanderen van winsten voor particuliere bedrijven.
Vijf jaar geleden wilde de Europese Commissie het in Nederland verheerlijkte aanbestedingssysteem verplicht opleggen aan heel Europa. Marktwerking en zo laag mogelijke overheidssubsidies zouden het hoofddoel worden, gemeentelijke vervoersbedrijven moesten definitief worden uitgeschakeld. Dat zou ook kwaliteitsverbeteringen, zoals omzetting van tram naar metro of experimenten met gratis vervoer, veel moeilijker maken. Grote steden, verenigingen van gemeenten, reizigersorganisaties, milieuorganisaties en vakbonden hebben daar in heel Europa tegen geprotesteerd. In 2001 heeft het Europees Parlement mijn voorstel aangenomen om die verplichting af te wijzen. Een recent nieuw voorstel van de Europese Commissie komt daar goeddeels aan tegemoet, want het geeft gemeenten meer keuzevrijheid in plaats van dwang. Ondanks de nadelen blijft de huidige Nederlandse regering in Brussel toch aandringen op verplichte aanbesteding. Gelukkig behoudt de volgende regering de vrijheid om dat terug te draaien.