Geef leraar en ouder meer macht
De Wet Medezeggenschap Scholen (WMS) wordt een fopspeen met een vies smaakje. Leraren, ouders en leerlingen zijn niet te benijden, nu zij moeten adviseren en meebeslissen over de problemen die de minister bij de scholen over de schutting kiepert.
Alsof we nog niet genoeg onderwijsvernieuwing hebben gehad – denk aan de basisvorming, tweede fase, studiehuis, het vmbo, Weer samen naar school en de ‘rugzakjes’ – staat momenteel een herziening van de basisvorming voor de deur.
Elke keer moeten de leraren zich de veranderingen (vaak in hun vrije tijd) eigen maken. Bovendien ontbreken de middelen voor bijscholing en nieuw lesmateriaal. Nu er aanhoudend geldgebrek is, mag de medezeggenschapsraad meepraten over het verdelen van de pijn.
Sinds de invoering van de zogeheten lumpsum, waarbij de school een krap budget krijgt en zelf verantwoordelijk is voor de verdeling, zwellen de klachten van docenten aan. Hun vak en beroepseer wordt hen ontnomen: ze zijn geen menselijk kapitaal meer, maar een kostenpost. En daarmee dus een bezuinigingspost.
Sindsdien zien we dat er minder geld naar leraren gaat en meer naar overhead, administratie en reclame. De roep om bescherming van het personeelsbudget en verkleining van klassengrootte wordt steeds sterker. Niet zozeer van schoolbesturen en management, maar des te meer van leraren, onderwijsondersteunend personeel en ouders.
Zorgt de nieuwe Wet Medezeggenschap Scholen (WMS) die het kabinet wil invoeren ervoor dat er meer leraren komen? Dat de onderwijzers bijscholing krijgen, in plaats van het management? Kunnen ouders en onderwijzers kiezen voor betere leslokalen in plaats van ruimere directiekamers? Met het voorstel dat er nu ligt, komt de medezeggenschapsraad aan die vraag niet eens toe. Die moet eerst bevechten dat er überhaupt geld komt om zijn werk te kunnen doen. Als dat gevecht wordt gewonnen, begint de strijd om begrijpelijke informatie van de directie. Dat is geen sinecure voor relatieve leken. Er moet daarom een standaardmodel worden ontwikkeld van de begroting en de verantwoording ervoor om boekhoudkundige trucs uit te sluiten. Scholen moeten er niet onderuit kunnen om duidelijk te presenteren wat ze willen bereiken, hoe ze dat denken te doen en wat het gaat kosten.
De terugtrekkende overheid laat gaten vallen in de democratisering van het onderwijs. Vroeger kon een Tweede-Kamerlid kritische vragen stellen. Nu kan de minister zeggen: daar ga ik niet over, dat is de verantwoordelijkheid van de schoolbesturen. Dat zal in de toekomst nog veel vaker gebeuren. Wie beschermt de belangen van ouders, docenten en leerlingen?
Tegenover het afnemen van de parlementaire controle op de besteding van belastinggeld moet minstens staan dat de mensen voor de klas instemmingsbevoegdheid krijgen. Vooral over het meerjarig financieel beleid van het schoolbestuur, inclusief de beloningen, de managementkosten, de bonussen en bouwplannen. Nu de politiek de scholen vrijlaat, moeten ouders en leraren het bestuur kunnen terugfluiten als dat te veel geld besteedt aan overhead en marketing en niet aan het onderwijs.
Als het kabinet de ouders en leerlingen wil helpen, betaalt het schoolboeken via de lumpsum, schaft het de ouderbijdrage af en compenseert die, maakt het sponsors overbodig en garandeert het de schooltijden. Maar helaas moeten de ouders zelf de boekenprijzen omlaag onderhandelen, toezien op sponsoring, bij andere ouders bedelen om een extra bijdrage en bij een lerarentekort beslissen over een vierdaagse schoolweek.
Het is voor de minister reuze makkelijk om te zeggen: schoolboeken te duur? Ouders hebben ingestemd. Ouderbijdrage te hoog? Bepalen de ouders. Sponsors nodig om computers te kunnen betalen? Succes met de werving, scheelt mij weer geld. Kinderen op vrijdag thuis door lerarentekort? De ouders zijn vrij om een andere dag uit te kiezen.
Ik benijd ze niet, die docenten en ouders.