WVG: zeven magere jaren
De Wet Voorzieningen Gehandicapten vierde op 1 april zijn zevende verjaardag. Officieel hebben de gemeenten sinds 1994 de zorgplicht voor gehandicapten en ouderen gekregen om belemmeringen voor maatschappelijke participatie op te heffen. In de praktijk betekent de WVG nu echter al zeven magere jaren voor betrokkenen. In de eerste plaats leidden de verdubbeling van de doelgroep (doordat ook ouderen recht kregen op voorzieningen) en het gelijkblijvende budget tot verschraling van de voorzieningen. Verder zorgt de grote beleidsvrijheid van de gemeenten voor absurde verschillen in de rechten van gehandicapten afhankelijk van hun woonplaats. En tenslotte zien we de afgelopen tijd in veel plaatsen een verlaging van het voorzieningenniveau, omdat gemeenten niet bereid zijn uit eigen middelen het karige rijksgeld aan te vullen dat ze krijgen voor de uitvoering van de WVG. Het is daarom tijd voor radicale veranderingen.
De problemen bestaan in wezen al vanaf de invoering van de WVG, en ze hebben ook geleid tot enige wijzingen in de wet. Die zetten echter geen zoden aan de dijk. Dat bleek bijvoorbeeld uit de WVG-hoorzitting die Tweede Kamer op 14 maart hield. Een lange rij sprekers namens gehandicaptenorganisaties maakte korte metten met elke gedachte 'dat het wel meevalt'. En dat blijkt ook uit de klachtenweek die 32 lokale hulpdiensten van de SP in april hielden. Niet minder dan 1681 mensen uitten in totaal 3434 klachten. Veel over het ontbreken van passende vervoersmogelijkheden, maar ook over onwil om aan woningaanpassingen mee te werken, over onbegrip en de absurde gevolgen van bezuinigingsmaatregelen. In Eindhoven bijvoorbeeld komt van de klagers over de invoering van een systeem van collectief vraagafhankelijk vervoer 39 procent niet meer de deur uit! In andere plaatsen wachten gehandicapten soms letterlijk jaren op een woningaanpassing en besluiten deze vervolgens op eigen kosten te laten uitvoeren.
De vele problemen met de WVG kunnen niet langer afgedaan worden als aanloopmoeilijkheden. Met de wet is structureel iets mis en dus is de tijd rijp voor ingrijpende veranderingen. In de huidige structuur is de gemeentelijke autonomie gekoppeld aan een wet die weinig concrete rechten waarborgt en aan een strak budgettair kader. Naast de politieke wil om mensen met een handicap echt te laten meetellen, is ook een uitvoeringsstructuur nodig die garanties biedt dat het hier echt van komt. Zo'n structuur zou er in hoofdlijnen als volgt uit kunnen zien:
- Collectief vervoer naar Verkeer & Waterstaat Momenteel worden allerlei vormen van collectief vervoer gefinancierd worden uit WVG-gelden. Ook voor gezonde mensen, omdat het gewone openbaar vervoer net was wegbezuinigd. Dat is een verkeerde ontwikkeling. Ál het openbaar vervoer moet optimaal toegankelijk zijn voor iedereen, dus ook voor mensen met een handicap. Totdat het gewone openbaar vervoer maximaal toegankelijk is zijn tijdelijke oplossingen nodig. Hiervoor dient echter wel Verkeer & Waterstaat verantwoordelijk gemaakt te worden. Alleen een landelijke regie kan afrekenen met de lappendeken van verschillende en niet op elkaar aansluitende vervoerssystemen van de gemeenten. Vanzelfsprekend hoort het OV niet te worden gefinancierd met de WVG.
- Andere voorzieningen naar de AWBZ
Hulpmiddelen, woningaanpassingen, en auto-aanpassingen kunnen het beste ondergebracht worden in de AWBZ. Dat is een volksverzekering waar mensen recht op hebben: er is een afdwingbare individuele zorgplicht. Onder een landelijk AWBZ-regiem verdwijnen bovendien ook hier de onaanvaardbare verschillen tussen de gemeenten onderling. - Mogelijkheden voor 'zelf-regelaars'
De voorzieningen uit de AWBZ worden in principe collectief geregeld en in natura verstrekt. Een maximale keuzevrijheid binnen dit systeem is het uitgangspunt. In bijzondere situaties kan het wenselijk zijn dat een budget wordt toegewezen om zelf een specifieke voorziening te kunnen aanschaffen. Dit moet daarom mogelijk worden gemaakt. De landelijke overheid is echter verantwoordelijk voor een optimale kwaliteit van de voorzieningen en zorgt dat duidelijk is waar mensen terechtkunnen voor goede voorzieningen. - Vaste vergoeding voor extra reiskosten
Het vervoer is duurder voor gehandicapten, ook bij goed werkend openbaar vervoer. Denk aan de verplaatsing naar halteplaats, de vaak grotere afhankelijkheid van de auto of het openbaar vervoer en medische beperkingen die het gebruik van bepaald vervoer onmogelijk maken. Daarom pleit ik voor een forfaitaire vervoersvergoeding voor alle vervoersgehandicapten, op basis van een realistische schatting van de meerkosten. Die zullen al gauw 2000 gulden per jaar bedragen. Dit bedrag kan naar eigen inzicht worden besteed aan een individuele vervoersvoorziening of aan het openbaar vervoer.