Laat het weekend niet halveren!
Bij de Tweede Kamer ligt een initiatiefwetsvoorstel van de Kamerleden Bussemaker (PvdA) en Van Dijke (ChristenUnie) dat het voor werknemers mogelijk moet maken om werk op zondag altijd te kunnen weigeren. Bussemaker en Van Dijke maken zich namelijk zorgen over de flexibilisering van de arbeidstijden. Een van de gevolgen daarvan is dat het dragen van maatschappelijke verantwoordelijkheden wordt belemmerd evenals het deelnemen aan het maatschappelijk leven door werknemers. Ik deel de zorgen over de gesignaleerde problemen volkomen maar zet vraagtekens bij de oplossing die deze Kamerleden met hun wetsvoorstel bieden.
In 1994 trad het paarse kabinet aan met de slogan 'werk, werk en nog eens werk'. Werk was zo belangrijk voor paars dat alle barricades moesten worden geslecht. De arbeidsmarkt werd gedereguleerd en geflexibiliseerd. Een van de eerste wapenfeiten van paars was de nieuwe Winkeltijdenwet. Als we op weg zijn naar een 24-uurs economie, en als de werknemer moet opdraven op het tijdstip dat de baas dat wil moet hij ook op elk gewenst tijdstip zijn boodschappen kunnen doen. Dat deze vrijheid voor de consument is omgeslagen in een onvrijheid voor de werknemers was natuurlijk te voorzien, maar werd voor lief genomen. Daarvoor werd echter wel een collectief rustmoment ingeleverd. Terecht constateren Bussemaker en Van Dijke dat het dragen van verantwoordelijkheden buiten het werk (zorgtaken) en het deelnemen aan het maatschappelijk leven door werknemers (vrijwilligerswerk, verenigingsleven) daardoor wordt belemmerd.
Nu is de PvdA medeverantwoordelijk voor de verruiming van de winkelsluitingstijden, de belangrijkste oorzaak van de toename van werken op zondag. Het PvdA-lid Hindriks wil samen met de VVD nog verder gaan door de semi-verplichte sluiting op zondag helemaal los te laten. De PvdA-top houdt dit vooralsnog tegen. Blijkbaar heeft de PvdA - in ieder geval het lid Bussemaker - last gekregen van gewetenswroeging en wil zij werknemers een individueel recht teruggeven om werken op zondag te kunnen weigeren. De ChristenUnie is met dit initiatiefwetsvoorstel in tegenstelling tot de PvdA wel consequent - immers zowel RPF als GPV waren tegen de Winkeltijdenwet - en ziet nu de kans schoon om de zondagsrust voor de achterban te redden. Daarmee heb ik tevens al twee bezwaren van mijn kant tegen het wetsvoorstel van Bussemaker en Van Dijke kenbaar gemaakt:
Ten eerste is het recht om werk op zondag te mogen weigeren in het wetsvoorstel een individueel recht waarvoor werknemers met hun baas in de clinch moeten. Ook al heeft de werknemer na deze initiatiefwet bij werk weigeren op zondag ontslagbescherming, toch vrees ik dat de onderhandelingsposities tussen arbeider en baas niet gelijkwaardig zijn. Wie durft dat, ruzie riskeren met de baas? Zeker als straks de arbeidsmarkt weer slapper wordt zullen weinigen die confrontatie aangaan.
Ten tweede wordt er op zondag niet zo heel veel méér gewerkt dan voorheen. Behalve in winkels - en dan vooral in de grote steden waar de winkels elke zondag open zijn. Als het doel is om de zondagsrust meer te respecteren, dan was het terugdraaien van de verruiming van de winkeltijden meer op zijn plaats geweest dan het zelfs verder willen uitbreiden van de mogelijkheden tot zondagopenstelling. Dat zou echter voor de PvdA betekenen dat zij ruiterlijk moet toegeven een vergissing te hebben begaan. En dát gebeurt niet vaak in de politiek. Bovendien heeft mevrouw Van Zuijlen (ook PvdA) bij de evaluatie van de Winkeltijdenwet in november 1999 nog opgemerkt dat zij van mening was dat 'slechts' een derde van de betrokken werknemers bezwaren had tegen werken op zondag en dat dat voor haar dus geen reden was om de wet aan te passen.
Tenslotte heb ik nóg een probleem met dit voorstel. Volgens de enquête beroepsbevolking van het CBS werd er in 1999 door gemiddeld 19 duizend mensen op zondag gewerkt, terwijl er ondertussen op zaterdag door ruim een miljoen mensen werd gewerkt. De zaterdag wordt daarmee een steeds normalere werkdag. Dit is het logische vervolg van de Arbeidstijdenwet 1996. Deze wet - ook een product van Paars en dus gesteund door de PvdA - is de belangrijkste oorzaak van de flexibilisering van de arbeidstijden. Deze flexibilisering wordt nu door onder andere Bussemaker verantwoordelijk gehouden voor het moeizamer worden van het dragen van andere verantwoordelijkheden dan betaalde arbeid en het deelnemen aan het maatschappelijk leven door werknemers. Dit maatschappelijk leven speelt zich - behalve op zondag - ook (juíst) voor een groot deel af op zaterdag. Vooral sinds begin jaren '60 de zaterdag een vrije dag werd. Velen zullen zich dit heugelijke feit nog herinneren!
De Arbeidstijdenwet heeft van de zaterdag weer formeel een gewone werkdag gemaakt. Dat veel werknemers nog vrij zijn op zaterdag komt door de inzet van de vakbonden. Onlangs nog hebben de bazen in de bouw opnieuw geprobeerd om alle toeslagen voor werken op zaterdag af te schaffen. Vooralsnog hebben de bonden dat in deze sector tegen kunnen houden. Maar voor steeds meer werknemers is de zaterdag een normale werkdag geworden. Zonder (collectieve) arbeidsovereenkomst die de zaterdag in een bijzondere positie plaatst, heeft de zaterdag geen bijzondere positie meer. Voor de wet is de zaterdag gelijk aan een doordeweekse dag. Als het de initiatiefnemers ernst is met het maatschappelijk leven van de werknemers, laat ze dan ook voorstellen om de zaterdag een zelfde beschermde positie te geven als de zondag. Laat het weekend niet halveren!