Strijd tegen armoedeval begint met strijd tegen armoede!
Vorige week schreef het Friesch Dagblad over een onvermoede uitkomst van een onderzoek onder ruim duizend werklozen in Dongeradeel. Het onderzoeksbureau Kwiz concludeerde aan de hand van de resultaten dat de zogenaamde 'armoedeval' niet bestaat. De armoedeval – het verschijnsel dat mensen die vanuit een uitkering gaan werken er door verlies aan huursubsidie, bijzondere bijstand en kwijtscheldingen mogelijk zelfs in netto-inkomen op achteruit gaan – is juist recentelijk goed voor stevig politiek debat.
Het was toevallig ook een Fries onderzoek (van de gemeente Leeuwarden, mei 1999) dat het fenomeen van de armoedeval landelijk op de politieke agenda zette. Ook al had ander onderzoek (o.a. Commissie-Derksen, 1997) reeds eerder laten zien dat het netto besteedbare inkomen er weinig en soms zelfs niet op vooruit gaat bij het aanvaarden van werk.
De VVD heeft sindsdien gedaan of zij hoogstpersoonlijk de armoedeval had 'ontdekt' en pleitte meer dan eens voor het afschaffen van de inkomensafhankelijke subsidies en gemeentelijke kwijtscheldingsregelingen. De oplossing van de VVD: verklein de armoedeval door de armoede te vergroten!
De regering heeft voor een andere oplossingsrichting gekozen. Zij voert met het nieuwe belastingplan een arbeidskorting in. Een heffingskorting van ongeveer 2000 gulden per jaar die alle werkenden krijgen, ongeacht hun inkomen. Doordat deze korting er ook is voor mensen die eigenlijk helemaal geen lastenverlichting nodig hebben – laat staan dat ze met de armoedevalproblematiek te maken hebben – is de arbeidskorting zeer kostbaar. Tegelijkertijd is deze korting weinig effectief tegen de armoedevalproblematiek, want voor de inkomens die wél last hebben van de armoedeval is de heffingskorting nog onvoldoende om het verlies aan subsidies geheel te compenseren. Bovendien vergroot het wederom het verschil tussen de ontwikkeling van de (minimum)uitkeringen en de gemiddelde loonontwikkeling.
Dat verschil groeit snel en dat al zo'n twintig jaar. Naast forse bezuinigingen vanaf begin jaren '80 is er ook vele jaren niet gekoppeld. Dat wil zeggen dat de uitkeringen bevroren werden of onvoldoende stegen om de inflatie bij te houden. Halverwege de jaren '90 was de koopkracht van een bijstandsgerechtigde 23 procent lager dan in 1979. De toenmalig minister van Sociale Zaken Melkert ontkwam er dan ook niet aan om armoede weer op de politieke agenda te plaatsen. Hoewel er nu weer wordt gekoppeld koos Paars zeer bewust niet voor een algemene verhoging van het minimumloon en de uitkeringen, maar voor zogenaamd 'gericht armoedebeleid'. Dat wil dus zeggen dat sommige categorieën uitkeringsgerechtigden er wél iets en andere er níets bij kregen. Met name het snel gestegen aandeel van de huur in het inkomen van mensen met een laag inkomen werd gecompenseerd met huursubsidie (in plaats van de huren minder te verhogen) en daarnaast moesten gemeenten vooral veel 'maatwerk' leveren. Dit deden de gemeenten door middel van bijzondere bijstand en andere inkomensafhankelijke (kwijtscheldings-) regelingen.
Één gevolg van het gevoerde beleid is dus de bewuste armoedeval. Een ander gevolg is dat het voor mensen die in armoede leven steeds meer verschil maakt in welke gemeente ze toevallig wonen. Dat kan een verklaring zijn voor het feit dat onderzoeksbureau Kwiz in de gemeente Dongeradeel geen armoedeval kon waarnemen en de gemeente Leeuwarden dat juist wél had geconstateerd. Mogelijk is het totaal aan gemeentelijke regelingen - die je door te gaan werken kwijt kunt raken - van de gemeente Dongeradeel lager dan in Leeuwarden. Het kan ook zo zijn dat onderzoeksbureau Kwiz meer heeft gekeken naar de praktijk. Veel onderzoek naar de armoedeval is tot nu toe papieren onderzoek. Dan wordt er slechts gekeken naar het maximum aan regelingen dat voor mensen op het sociaal minimum beschikbaar is. Maar in de praktijk blijkt er een grote mate van niet-gebruik van gemeentelijke regelingen voor te komen. Zowel huursubsidie als bijzondere bijstand worden niet optimaal benut. Onderzoeksbureau Kwiz wijst daar ook op.
Hoe het ook zij: grote gemeentelijke verschillen zijn volgens de SP net zo min wenselijk als de armoedeval. De enige juiste conclusie die nu eindelijk getrokken moet worden is dat het sociaal minimum fors omhoog moet. Geen gemeentelijke willekeur meer. Geen beschamend bedelen bij de sociale dienst voor bijzondere bijstand. Gewoon een algemene, structurele verhoging. Dan worden álle uitkeringsgerechtigden bereikt en worden mensen ook minder afhankelijk gemaakt van gemeentelijke inkomensafhankelijke regelingen en dus minder kwetsbaar voor de armoedeval.
De armoedeval dient ondertussen natuurlijk niet opgelost te worden door de armoederegelingen af te breken, maar door werken in alle gevallen weer lonend te maken. Door een verhoging van het minimumloon en door de banenplanbanen (Melkertbanen en WIW) volwaardig met een functieloon te waarderen, in plaats van ze juist te koppelen aan een maximum van 130 of 120 procent van het minimumloon.
Daarnaast is het ook best verstandig om via belastingmaatregelen werken vanuit een uitkering weer meer lonend te maken, maar dan niet – zoals in het nieuwe belastingplan – via een voor alle werkenden gelijke arbeidskorting. De SP had reeds in september vorig jaar een wél effectieve en rechtvaardige oplossing voorgesteld: de Terugtax. Een korting die werkenden – net als bij de arbeidskorting, maar dan afhankelijk van hun inkomen – van de belastingdienst terugkrijgen ter compensatie van het verlies aan inkomensafhankelijke regelingen. Deze korting zou 250 gulden per maand voor mensen met een inkomen tussen 100 en 115 procent van het minimumloon moeten bedragen en dan langzaam af moeten nemen tot nul bij anderhalf keer het minimumloon. In tegenstelling tot de uiterst kostbare arbeidskorting kan de Terugtax kostenneutraal worden ingevoerd door de SPAK (een korting voor werkgevers die mensen tegen een laag loon in dienst nemen) tegelijkertijd af te schaffen. Het Centraal Planbureau heeft becijferd dat als de Terugtax bekostigd wordt uit het schrappen van de SPAK er per saldo een positief werkgelegenheidseffect van 20.000 banen overblijft. En de Terugtax is bovendien voor de laagste inkomens - de groep die het meeste last heeft van de armoedeval - veel hoger. Wat wil je nog meer, zou je dan denken: een effectief wapen tegen de armoedeval, 20.000 mensen extra aan het werk aan de onderkant van de arbeidsmarkt en geen extra uitgaven?
Het invoeren van een Terugtax kan nog steeds. Een andere mogelijkheid is om de nieuwe arbeidskorting deels inkomensafhankelijk te maken. Wat hoger voor de laagste inkomens en wat lager voor de hogere inkomens. Maar het aanpakken van de armoedeval voor werknemers alleen volstaat niet: de mensen die structureel niet worden bereikt door het gevoerde beleid hebben een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Zij kunnen of hoeven vaak niet meer te werken. Zij zijn alleen gebaad bij een hogere uitkering. Aandacht voor de armoedeval mag niet ten koste gaan van aandacht voor de armoede. De aanval op de armoedeval moet zelfs beginnen met de aanval op de armoede!