Jan met de Pet heeft weer geen recht op de wet
Terwijl de televisie zojuist begonnen is aan een serie over "pro deo" advocaten, is gratis rechtshulp alweer geschiedenis. Er gaapt in 1997 weer een grote kloof tussen gelijk hebben en gelijk krijgen. We zien een nieuwe sociale tweedeling in de rechtshulp tussen mensen met geld die dure advocaten kunnen inhuren om hun belang te bepleiten en grote groepen die vanwege te weinig geld door hen gevoeld onrecht lijdelijk moeten aanvaarden.
Dat ook Jan met de Pet recht op de wet moest hebben was dertig jaar geleden een aansprekend nieuwe gedachte. De ontdekking van "de leemte in de rechtshulp" bracht in die tijd de nodige beroering teweeg - en bleef niet zonder gevolgen. Dat het gat tussen gelijk hebben en gelijk krijgen toentertijd werd "ontdekt", had meerdere oorzaken. Ten eerste was er de opkomst van de verzorgingsstaat, die volgde op de periode van wederopbouw - en van hard werken en mond houden. De nieuwe verzorgingsstaat gaf gaandeweg mensen steeds meer rechten - maar zonder ingang om die aanspraken ook daadwerkelijk te realiseren kwam je niet ver. Daarnaast groeide de verontwaardiging, bij juridische studenten, wetenschappers, vakbonden en politieke partijen, over de materiële en immateriële ongelijkheid tussen de mensen in de nieuwe welvaartsstaat: ongelijkheid in de positie van werknemers ten opzichte van werkgevers, huurders ten opzichte van verhuurders en uitkeringsgerechtigden en buitenlandse werknemers ten opzichte van de bureaucratische overheid. Dat leidde tot een roep om nieuwe rechten. Het besef groeide dat de idealen van het recht, zoals rechtvaardigheid en gelijkheid, te vaak slechts theorie waren en in schril contrast stonden tot de dagelijkse praktijk. En - last but not least - was er de ongelijke toegankelijkheid van de rechtshulp. Een grote groep mensen kon als gevolg van de hoge advocaatkosten haar recht niet hálen. Deze financiële barrière werd maar zeer ten dele weggenomen door de Wet Rechtsbijstand On- en Minvermogenden. Bovendien was er een sociale drempel, veroorzaakt door het verschil in milieu en status tussen rechtshulpzoekende en rechtshulpverlener.
Het protest tegen de leemte in de rechtshulp leidde tot stormachtige groei van "rechtswinkels" en daaropvolgend de Buro's voor Rechtshulp en advokatenkollektieven. De rechtshulp werd meer en meer de zorg en verantwoordelijkheid van de overheid. De door de overheid gefinancierde rechtshulp gaf aan een grote groep mensen betere mogelijkheden om voor hun rechten op te komen. Bovendien werd op veel terreinen wetgeving aangepast en meer dan voorheen gericht op bescherming van de zwakkere partij.
Lang duurde dat helaas niet. Al begin jaren '80 begonnen als gevolg van de economische recessie allerlei bezuinigingen, die leidden tot afbraak van eerder verworven rechten van grote delen van de bevolking. Illustratief is de vermindering van sociale rechten. Sociale voorzieningen en het sociale zekerheidsstelsel waarop mensen sinds eind jaren '60 aanspraak konden maken werden soms shockerend snel afgebroken. Zo leidde de plotselinge ingreep in de WAO in 1993 er toe dat als gevolg van de strenge herkeuringen een grote groep mensen tegenwoordig arbeidsgeschikt wordt verklaard, van wie het maar zeer de vraag is of zij gezien hun ziekte of handicap weer kunnen gaan werken. De Wet Voorzieningen Gehandicapten leidde tot plotselinge en ingrijpende verslechteringen van onder meer de vervoersvoorzieningen voor gehandicapten.
De bezuinigingen leidden niet alleen tot minder rechten, maar ook minder recht op gefinancierde rechtshulp. Uit oogpunt van budgettaire beheersing werd per 1 januari 1994 de WROM gewijzigd in de Wet op de Rechtsbijstand. De inkomensgrenzen werden drastisch verlaagd en de eigen bijdragen fors verhoogd. Alleenstaanden met een inkomen boven fl. 2195,- netto en partners met een gezamenlijk inkomen hoger dan fl, 3140,- komen daardoor niet meer in aanmerking voor gefinancierde rechtsbijstand, maar moeten de advocaat geheel zelf betalen. Dat heeft ingrijpende gevolgen. Een voorbeeld: een ontslagzaak kost in dat geval al gauw zo'n paar duizend gulden. Een "gratis advocaat" bestaat niet meer. Ook de mensen die nog wel vallen onder de gefinancierde rechtshulp krijgen te maken met een hoge eigen bijdrage, die kan oplopen tot een bedrag van fl. 960,-. Daarnaast worden ook de griffierechten steeds hoger. Zo wordt bijvoorbeeld in een geschil rond de huursubsidie een griffierecht van fl. 200,- opgelegd, waarbij er geen mogelijkheid is tot verlaging vanwege verminderde draagkracht. De gevolgen van deze ingrepen laten zich raden. Kwam onder de oude wet nog tweederde van de bevolking in aanmerking voor gefinancierde rechtsbijstand, uit een recente tussenrapportage van het onderzoekscentrum van het Ministerie van Justitie blijkt dat dit percentage inmiddels is gekelderd tot nog maar 43 procent. Het aantal zaken waarin beroep op gefinancierde rechtshulp wordt gedaan is met 39 procent gedaald. Daarbij moet niet vergeten worden dat veel mensen ondanks de hoge kosten toch genoodzaakt zijn rechtsbijstand te vragen, eenvoudigweg omdat het-erbij-laten-zitten nog veel ernstiger consequenties heeft. Wat dat betreft geven de percentages zelfs nog een te optimistisch beeld. Bijvoorbeeld: een werknemer die ontslagen wordt is, meer nog dan voorheen, genoodzaakt met behulp van een advocaat tegen zijn werkgever een procedure tegen dit ontslag aan te spannen, omdat hij anders als gevolg van de Wet Boeten en Maatregelen zijn volledige WW-uitkering dreigt mis te lopen. Onherroepelijk leidt dit er toe dat mensen moeten bezuinigen op andere noodzakelijke uitgaven.
Staatssecretaris Schmitz van Justitie is desondanks tot nu toe nauwelijks bereid geweest de gefinancierde rechtsbijstand in ere te herstellen. Zij wacht in plaats daarvan al enige tijd op de eindconclusies van een onderzoek naar de gevolgen van de wet. Deze hele evaluatie is gericht op de hoop dat uit dit onderzoek zal blijken dat veel mensen hun toevlucht inmiddels zullen hebben gezocht bij een rechtsbijstandverzekering of de vakbond. Dat het kabinet mensen verwijst naar de private verzekering en dus naar de vrije markt past weliswaar in het gehele marktdenken, maar miskent dat door veel mensen een verzekering niet kan worden betaald. Het miskent bovendien dat de overheid op grond van de Grondwet en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens de taak heeft de gelijke toegankelijkheid tot de rechtsbijstand te waarborgen. De weigerachtigheid van de staatssecretaris betekent dat het een grote groep mensen op die manier al meer dan drie jaar feitelijk onmogelijk wordt gemaakt hun recht te zoeken. Deze mensen zien een steeds groter gat gapen tussen gelijk hebben en gelijk krijgen en merken in de praktijk een toenemende tweedeling in het recht. Waar Hakkelaars en Van der Valken zich de duurste advocaten kunnen permitteren om recht te praten wat krom is, moeten mensen met kleine portemonnees lijdelijk toezien hoe zij hun rechten niet kunnen realiseren vanwege te hoge kosten of hoe zij gedwongen worden tot procederen terwijl ze het eigenlijk niet kunnen betalen. Een regering die d t toestaat - zelfs bevordert door rechten af te breken en de gefinancierde rechtshulp in te krimpen - handelt in strijd met het uitgangspunt dat in dit land iedereen gelijk is voor de wet - en ondergraaft daarmee een van de pijlers waarop een fatsoenlijke samenleving rust.